Narratieve evidentie, levendigheid en overtuigingskracht. & gezondheidsvoorlichting Flashcards

1
Q

Er is een relatie tussen het type tekstkenmerken en het soort verwerking dat belangrijk is voor overtuigen-via-informatie-overdracht. Licht toe

A

Niet alle ‘persuasieve tekstkenmerken’ werken bij alle typen persuasieve teksten/ondernemingen even goed.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is statistische evidentie?

A

Een cijfermatige samenvatting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is Narratieve evidentie?

A

Een verhaal als argument.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

4 Leg uit in welke situatie je welke vorm van evidentie gebruikt. • ‘Narratieve evidentie’ werkt niet beter dan statistische evidentie indien ingezet als ondersteuning van argumenten.
Er moet een ontspanningsruimte komen want:
Sinds Thomas Kepers gebruik maakt van de ontspanningsruimte heeft hij zich niet meer ziekgemeld

• ‘Narratieve evidentie’ werkt wel beter dan statistische evidentie in de vorm van exemplars (voorbeeldgeschiedenis)

A

• ‘Narratieve evidentie’ werkt niet beter dan statistische evidentie indien ingezet als ondersteuning van argumenten.
Er moet een ontspanningsruimte komen want:
Sinds Thomas Kepers gebruik maakt van de ontspanningsruimte heeft hij zich niet meer ziekgemeld

• ‘Narratieve evidentie’ werkt wel beter dan statistische evidentie in de vorm van exemplars (voorbeeldgeschiedenis)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is een verhaal?

A

Johnstone:
‘Rather than focussing on general, abstract situations or trends, stories are accounts of what happened to particular people – and of what it was like for them to experience what happened – in particular circumstances and with specific consequences”

Toolan:
‘a perceived sequence of non-randomly connected events, typically involving, as the experiencing agonist, humans or quasi-humans, or other sentient beings, from whose experience we humans can learn’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn de kenmerken van transportatie?

A
  • Aandacht volledig gericht op verhaal
  • Visualisering hoofdpersonen, illusie van nabijheid bij gebeurtenissen
  • Identificatie met (hoofd)personen
  • Openstaan voor afwijkingen t.o.v. eigen attitude;
  • Emoties bij lotgevallen.
  • Hoe meer emotionele betrokkenheid, hoe meer sympathie > hoe meer open voor overnemen attitudes van hoofdpersonen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke rol speelt emotionele betrokkenheid bij het lezen van teksten?

A
  • Maakt dat we plezier beleven aan media (boeken, films etc.) [media enjoyment]
  • Maakt dat we ontvankelijk worden voor attitudes die in verhaal worden uitgedragen.

 We willen dat het goed afloopt met ‘goede mensen’ (mensen waar we ons mee identificeren) en dat het kwade (cf. de mensen die we onsympathiek vinden) gestraft wordt (‘just world hypothesis’). We willen dus dat barrières voor ‘de goede persoon’ worden opgeheven, en dat de slechte persoon juist barrières opgeworpen krijgt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zegt Hoeken over het gebruik van Narratieve evidentie?

A

Hoeken: narratieve evidentie vooral geschikt voor het beïnvloeden van acceptatie van standpunten over de (on)wenselijkheid van een situatie of gevolg. Dus: narratieve evidentie inzetten ter ondersteuning van evaluatief standpunt.
Maar: narratieve evidentie heeft alleen impact als het verhaal erin slaagt om de relevante (positieve of negatieve) emoties op te roepen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn de kenmerken van een verhaal dat emoties oproept?

A
  • Aanwezigheid ‘ervarend subject’ > levend wezen
  • Uitgewerkte karakters (vlees en bloed)
  • Mogelijkheid identificatie met karakter (nabijheid, voorstelbaarheid)
  • Veel gebeurtenissen, tegenslag etc.
  • Bijvangst: ‘levendig’ als eigenschap van een tekst is eigenlijk instrument voor oproepen identificatie.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke soorten levendigheid onderscheiden we?

A
  • ‘Stilistische’ levendigheid (horizontale amplificatie) lijkt geen effect te hebben op de attitude
  • ‘Inhoudelijke’ levendigheid (verticale amplificatie, uitdiepen karakter via inhoudelijke details) wel.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke kanttekeningen zijn er bij Hoeken?

A
  • Bevestiging rol van emotie (als gevolg van identificatie) bij optreden narratieve persuasieve effecten
  • Optreden van emotie ook een gevolg van de geloofwaardigheid van het verhaal
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe kan je laageletterden toch bereiken?

A
  • Keuze voor veel beeld en weinig tekst

* Naar Amerikaans voorbeeld: fotonovela

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is er onderzocht met betr. tot teksten (fotonovella vs. inf. brochure) voor laag geletterden?

A
  • Effecten op kennis van laaggeletterden over diabetes?
  • Effecten op gedragsintentie bij laaggeletterden m.b.t. gezonder leven?
  • Indien effecten op gedragsintentie: hoe precies te verklaren?
  • Fotonovela is ook een verhaal
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is de uitkomst van het onderzoek naar het gebruik van fotonovella voor laaggeletterden?

A
  • Fotonovela heeft duidelijk positiever effect op kennis over diabetes dan informatiebrochure
  • Kenniswinst leidt niet automatisch naar gedragsintenties
  • Slechts in beperkte mate beïnvloeding gedragsintenties, alleen bij fotonovela
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke gedrachsintenties vertoonden de lezers na de novella?

A

• Hoe meer proefpersonen ‘in het verhaal’ zaten, hoe meer ze het voornemen hadden de komende zes maanden veel groente te eten [transportatie]
• Hoe meer proefpersonen zich identificeerden met personages (die standpunten hadden m.b.t. diabetes), hoe meer ze het voornemen hadden meer met familie te praten over diabetes.
Directe invloed van transportatie en identificatie op overtuiging en gedrag.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat waren kanttekeningen bij het novella onderzoek?

A

Maar: beperkt onderzoek (één fotonovela, minder dan 100 proefpersonen). Begin onderzoekslijn

17
Q

Wat is een exemplar?

A

Een korte voorbeeldgeschiedenis. Ze worden vaak gebruikt in journalistieke en persuasieve teksten. Ze illustreren een breder fenomeen.