natuurwetenschappen 1 Flashcards

(46 cards)

1
Q

geef een synoniem voor voedingsstoffen?

A

Nutriënt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat zijn additieven in de voedingsmiddelen?

A

Toegevoegde stoffen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

welke voedingsstoffen bevatten de voedingsmiddelen?

A

Eiwitten, koolhydraten, vetstoffen, voedingsvezels, mineralen, vitaminen, water

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

welke functie hebben de voedingstoffen?

A

Brandstof, bouwstof, beschermstof

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

welke voedingstoffen hebben als functie ‘bouwstoffen’?

A

Rijk aan vitaminen, rijk aan eiwitten, rijk aan water, rijk aan vetten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat doet ons lichaam met de voedingstoffen die als functie ‘brandstof’ hebben?

A

Zij leveren energie om te kunnen bewegen en om warm te blijven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

welke functie hebben de onderstaande voedingsmiddelen? Citrusvruchten (rijk aan vitamines):

A

bouwstof

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

welke functie hebben de onderstaande voedingsmiddelen? Pasta (rijk aan koolhydraten):

A

brandstof

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

welke functie hebben de onderstaande voedingsmiddelen?Bananen (rijk aan vezels):

A

goede darmverwerking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

welke functie hebben de onderstaande voedingsmiddelen?Spinazie (rijk aan mineralen):

A

beschermstof

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

welke functie hebben de onderstaande voedingsmiddelen?Watermeloen (rijk aan water):

A

bouwstof

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat is gezonde voeding?

A

Het lichaam heeft elke dag alle voedingsstoffen nodig in bepaalde hoeveelheden. Daarbij spelen de leeftijd, het geslacht en de activiteit een belangrijke rol. Wie voldoende variatie in zijn voeding brengt, zorgt voor een gezonde voeding.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

welke 2 praktische hulpmiddelen hebben we om een gezonde voeding samen te stellen?

A

1 de voedingsdriehoek 2 de bewegingsdriehoek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

in welke orgaan gebeurt:

De absorptie van voedingsstoffen:

A

dunne darm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

in welke orgaan gebeurt:
De chemische verkleining van zetmeel:

A

in de mond

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

in welke orgaan gebeurt:
De verwijdering van de onverteerbare resten:

A

de stoelgang

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

in welke orgaan gebeurt:
De absorptie van water:

A

de dikke darm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

in welke orgaan gebeurt:
De mechanische verkleining van vitaminen:

A

de maag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Vraag11: wat is de bouw van het ademhalingsstelsel?

A

De ingeademde lucht bereikt de longen via de neusholte, de keelholte de luchtpijp en de luchtpijptakken in de longen bereikt de lucht de longblaasjes via de longtakken en de longtakjes

20
Q

Vraag12: benoem de aangeduide delen van het ademhalingsstelsel

P150

21
Q

Welke twee soorten adembewegingen zorgen ervoor dat de lucht in de longen wordt ververst?

A

Buikademhaling

Borstademhaling

22
Q

Vraag14: welke 3 ademhalingsmodellen zijn er

A

Lymfemodel, ribmodel en middenrifmodel

23
Q

Vraag15: wat is het lymfemodel?

A

Het groter en kleiner worden van de longen , waarbij je lucht aanzuigt of uitblaast

24
Q

Vraag16: wat is het middenrifmodel?

A

( buikademhaling)

Bij het rustig in-en uitademen gebruik je de buikademhaling, bij het inademen ontspant

Het middenrif en borstholte groter en bij het uitademen ontspannen de buikspieren en

De borstholte word kleiner

25
Vraag17: wat is het ribmodel ( borstademhaling) Bij het inademen trekken de tussenribspieren samen de borstholte word groter Bij het uitademen ontspannen de tussenribspieren de borstholte word kleiner
Bij het inademen trekken de tussenribspieren samen de borstholte word groter Bij het uitademen ontspannen de tussenribspieren de borstholte word kleiner
26
Wat werkt er samen tijdens de borstademhaling?
Het middenrifmodel en lymfemodel
27
Vraag18 leg uit de samenwerkende modellen?( tussen borst en buikademhaling) Tijdens het in-en uitademen is er een samenwerking tussen de borst- en Buikademhaling , de borstholte vergroot door het samentrekken van de tussenribspieren De borstholte verkleind door het ontspannen van de tussenribspieren
( tussen borst en buikademhaling) Tijdens het in-en uitademen is er een samenwerking tussen de borst- en Buikademhaling , de borstholte vergroot door het samentrekken van de tussenribspieren De borstholte verkleind door het ontspannen van de tussenribspieren
28
Vraag 19: Waar vindt de stofuitwisseling van zuurstofgas plaats tussen de lucht en het bloed?
Tussen de lucht in de longblaasjes en het bloed in de bloedvaten.
29
Wat is de rol van het ademhalingsstelsel in het lichaam?
Het ademhalingsstelsel voert de grondstof (zuurstofgas) aan die nodig is voor de stof- en energieomzettingen in de cel
30
Wat zijn de organen van het ademhalingsstelsel?
Neusholte, keelholte, luchtpijp, longen en longblaasjes.
31
Langs waar gebeurt het ademen in het lichaam?
Via buikademhaling en borstademhaling.
32
Bevat uitgeademde lucht evenveel zuurstofgas als ingeademde lucht? Verklaar je antwoord.
Nee, uitgeademde lucht bevat minder zuurstofgas dan ingeademde lucht, omdat een deel van het zuurstofgas in de longblaasjes wordt opgenomen in het bloed.
33
Vraag1: welke organen horen bij de uitscheidingsorganen?
De huid, de longen, de nieren en de urineblaas
34
Vraag2: uit wat is urine samengesteld?
Urine is samengesteld uit water en opgeloste afvalstoffen
35
In wat speelt het uitscheidingsstelsel een belangrijke rol?
In het functioneren van het organisme als geheel en van de cel als bouwsteen.
36
Waarvoor zorgt het uitscheidingsstelsel in het lichaam? .
Voor de afvoer van afvalstoffen.
37
Uit welke verschillende bloedvaten stroomt het bloed door het lichaam?
Slagaders, aders en haarvaten.
38
Uit welke lagen bestaat een bloedstaal? .
Uit twee lagen: het bloedplasma en de bloedcellen.
39
Waaruit bestaan de verschillende lagen in het bloed?
Onderste laag (bloedcellen): rode bloedcellen, witte bloedcellen, bloedplaatjes Bovenste laag (bloedplasma): water en opgeloste stoffen
40
Vraag 4: Welke rol speelt het transportstelsel in het lichaam?
Het transportstelsel brengt de grondstoffen van de plaats van opname naar elke cel van het lichaam.
41
Wat zijn de verschillende soorten bloedvaten?
Slagaders, aders en haarvaten.
42
Uit welke bloedcellen bestaat het bloed?
Rode bloedcellen, witte bloedcellen, bloedplaatjes en bloedplasma.
43
P168
44
Wat is stofuitwisseling van afvalstoffen?
De gevormde afvalstoffen worden door de cellen afgegeven aan het bloed via de stofuitwisseling.
45
Wat is de samenwerking tussen stelsels van cel tot organisme?
De stof- en energieomzettingen zijn in de cel alleen mogelijk als de grondstoffen aangevoerd worden door de samenwerking van verschillende stelsels.
46
Welke rol speelt de cel in het organisme?
Dankzij de stof- en energieomzettingen waarbij nieuwe stoffen en energie gevormd worden, speelt de cel een belangrijke rol voor het functioneren van het organisme.