nederlandse woorden 3 Flashcards
(21 cards)
1
Q
eenkennig
A
2
Q
gemoedstoestand
A
bang voor vreemde mensen
3
Q
in de kinderschoenen staan
A
4
Q
opfleuren
A
5
Q
rooskleurig
A
6
Q
sciensef
A
7
Q
soelaas
A
8
Q
syndroom
A
9
Q
vergeefs
A
10
Q
zwartgallig
A
11
Q
gemoedstoestand
A
hoe je je op een bepaald moment voelt
12
Q
in de kinderschoenen staan
A
nog niet ver ontwikkeld zijn
13
Q
opfleuren
A
weer vrolijk worden of maken
14
Q
in de kinderschoenen staan
A
nog niet ver ontwikkeld zijn
14
Q
rooskleurig
A
veel
14
Q
opfleuren
A
weer vrolijk worden of maken
15
Q
sciensefiction
A
verhalen, films die zich afspelen in een verzonnen toekomst
16
Q
soelaas
A
troost
17
Q
syndroom
A
bij elkaar horende ziekte verschijnselem waarvan de oorzaak onbekend is
18
Q
vergeefs
A
zonder resultaat
19
Q
zwartgallig
A
somber, pessimitisch