Nog extra Flashcards

1
Q

Wat is het ethische dilemma van onderzoek?

A

Vooruitgang van de wetenschap geeft gezondheidswinst
vs.
Beschermen proefpersonen tegen risico’s en bezwaren

Belang vs risico’s en bezwaren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn twee toetsingsmomenten tijdens wetenschappelijk onderzoek en door wie worden deze uitgevoerd?

A
  1. CCMO en METC vooraf
  2. Onderzoeker tijdens
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is de taak van het zorginstituut?

A

Adviseert de minister over de kwaliteit, toegang en betaalbaarheid van het basispakket

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waar kijkt de EMA naar?

A

Significantie
Veiligheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Waardoor wordt in Nederland de behandelingen bekeken of ze worden toegelaten?

A

Door NVMO = Nederlandse vereniging medische oncologie
Beroepsgroep (oncologen en loncologen) met het zorginstituut en zorgverzekeringen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn TAC’s?

A

Transit amplifying cells = progenitor cellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn de indicaties voor protonbestraling?

A
  1. Intra oculaire tumoren
  2. chordomen
  3. pediatriche tumoren
  4. obv rekenkundige. modellen waarbij NTCP te hoog uitvalt
    Hoofd-hals, mamma, long, neuro
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waarmee wordt stereotactische radiotherapie uitgevoerd?

A

Fidicuals: kleine metalen veertjes die de tumor markeren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn drie kenmerken van stereotactische RT?

A
  1. klein doelgebied
  2. Precisie bestraling: positie en fidicuals
  3. Hoge fractiedosis (hypofractioneren)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn de oorzaken van mammacarcinoom?

A
  1. sporadisch
  2. familiair: laag penetrante genen: check2 en polygene overerving ≥ 2 genen bepalen samen 1 eigenschap (geen DNA onderzoek)
  3. Erfelijk (BRCA) is hoog penetrant
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wanneer vindt het MDO plaats bij longcarcinomen?

A

Na moléculaire diagnostiek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke factoren dragen bij aan de ernst van de tumor?

A
  1. differentiatie graad
  2. type cel
  3. locatie
  4. tumormarkers
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is het eerste aangewezen onderzoek bij coloncarcinoom, oesophagus carcinoom en melanomen?

A
  1. Scopie met biopt
  2. Gastroscopie (kan met EUS biopt nemen voor TN-classificatie)
  3. LO (evt excisie)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn de intermediaire filamenten in glia cellen?

A

GFAP

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn de drie type borstkankers?

A
  1. Hormoongevoelig: ER+ of PR+
  2. Her2+
  3. Triple negatief: ER-, PR- en HER2-
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is het burkit lymfoom?

A

Door pre B-cel in speekselklier of ovaria

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is een plasmacelcytoom?

A

Massa neoplastiche monoklonale plasmacellen die zich buiten het beenmerg bevindt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat zijn de markers van de T- en B-lymfocyten?

A

T-lymfocyten: CD3
B-lymfocyten CD19

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Waar kunnen we een FDG pet scan voor gebruiken voorafgaand aan het bestralen van een longtumor?

A

Om onderscheid te maken tussen de tumor en een atelectase voor het bepalen van het doelvolume

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat is IMRT?

A

Met een multileaf collimator in de lineaire versneller de vorm van de tumor volgen (intensiteit. modulatie) waardoor veel dosis in tumor en weinig in normaal weefsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat is inverse planning?

A

Plannen van bestraling met eisen aan het doelgebied en het normale weefsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Welke bot meta’s nemen we mee in de RECIST?

A

Niet blastische

Lytsch of een mix met weke delen als ≥ 10 mm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat doen we bij RECIST met gefragmenteerde tumoren?

A

Langste lengtes optellen van de fragmenten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat doen we bij RECIST tijdens FU bij laesies die te klein zijn om te meten?

A

Wel waarde toekennen tussen de 0-5 mm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Wat is bij RECIST het referentie punt voor respons en wat voor progressie? En stabiele ziekte?

A

Respons: baseline
Progressie: NADIR
stabiel: NADIR

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Wanneer is er sprake van stabiele ziekte bij RECIST?

A

tov NADIR
- niet voldoende voor progressie of respons
- Blijvende non targets
- tumormarkers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Welke mutatie komt veel voor bij AML en bij hoeveel patiënten komt dit voor?

A

20-30% heeft FLT3 mutatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Wat zijn RTK’s?

A

Tyrosine kinase receptoren
- EGF-R
- FGF-R
- INS-R

Met ATP-binding
Type III receptoren
Split kinase receptoren
- ckit
- FLT3
- MCSF-R
- PDGF-R

29
Q

Wat zijn non-RTK’s?

A

Type I receptoren
EPO-R
GCSF-R
TPO-R (MPL)

Type II receptoren
IFNa/b-R
IFNy-R

30
Q

Welke mutatie (en hoe vaak) komt voor bij CNL?

A

60% heeft CSF3R T618L mutatie in GCSF receptor is heel specifiek voor CNL
niet bij andere ziekten

31
Q

Wat voor soort ziekte is CNL?

A

MPN: te veel proliferatie, met normale differentiatie

32
Q

Wat is het klinisch belang van het weten van de mutaties in MPN’s? Waarvoor is het specifiek niet van belang?

A
  1. diagnose: als aangetoond hoeft niet reactieve oorzaak nog uit te sluiten
  2. prognose: verschil en kans op trombo-embolische complicaties

NIET voor therapie!!!

33
Q

Wat is de waarde van het hematocriet bij PV die we willen aanhouden?

A

< 45%

34
Q

Wat gebeurt er bij PMF?

A

Eerst heel veel cellen
Beenmerg fibrose
Hematopoiese verplaatst naar andere organen

35
Q

Hoeveel type progenitors heb je in het colon en welke cellen komen waaruit?

A

Twee typen

  1. hieruit komt enterocyt
  2. Hieruit goblet, panter en entert-endocriene cel
36
Q

Hoe zorgt de blootstelling aan WNT voor asymmetrische deling?

A

WNT sign componenten in een cel aan de kant waar WNT bindt - spoelfiguur en centrosomen oriëntatie tijdens celdeling

De dochtercel aan de kant van het WNT signaal: behoud b-catenine in kern en stamcel expressie

Dochtercel verder van WNT: verliest expressie WNT genen

37
Q

Wat is de verdeling van mutaties bij CRC?

A

85% mutatie in APC
5% in b-catenine

38
Q

Wat zijn de drie WNT target genen?

A
  1. CyclineD/CDK4: activatie celcyclus
  2. C-MYC: verhogen expressie CDK’s en verlagen expressie CKI’s –> bij hogere expressie korter in G0-fase
  3. LGR5: onderhouden stamcel karakter cel
39
Q

Wat is het effect van aspirine op CRC?

A

Incidentie en mortaliteit verlagen

40
Q

Wat is het effect van COX2 op CRC?

A

Productie van PGE2 waardoor activatie WNT pathway geproduceerd door tumorcellen en ontstekingscellen

41
Q

Hoeveel hits zijn er nodig darmkanker?

A

Tm 3-5 hits en duurt gemiddeld 17 jaar

42
Q

Op welk punt in de ontwikkeling grijpt WNT aan?

A

Op het moment tussen stamcel en Progenitor cel

43
Q

Wat zijn vier kenmerken voor afwijkingen het colon?

A
  1. Minder goblet cellen
  2. cellen zijn hyperchromatisch (donker)
  3. grotere kernen
  4. cellen liggen basaal over elkaar heen
44
Q

Waar in het colon zit de adventitia en waar de serosa?

A

Adventitia: retro peritoneal
Serosa: intra peritoneaal

45
Q

Welke mutaties bepalen bij MAP het fenotype?

A

Mutaties in andere genen buiten die in het mutyh gen (BER)

46
Q

Waar zit het defect bij MAP?

A

MUTYH-gen betrokken bij de base excisie repair voor oxidatieve schade vooral

47
Q

Leg het principe uit van schade door sigarettenrook

A

Benzo-a-pyreen uit sigaretten rook is zelf niet schadelijk maar wordt omgezet in BPDE
BPDE bindt covalent aan G’s (G-BPDE adduct) –> bij replicatie wordt tegenover deze G een A ingebouwd (ipv C) –> volgende replicatie wordt een T ingebouwd
Transitie mutatie

48
Q

Hoe kunnen we de genen die tot expressie komen bestuderen?
Waarvoor kan deze techniek nog meer gebruikt worden?

A

RNA-sequencing
Onbekende genen opsporen

49
Q

Wat is een kenmerk dat zowel RT-PCR als micro arrays hebben?

A

Vooraf weten welke targets en genen je wil bekijken

50
Q

Wat is naast FLT3 een andere veel voorkomende mutatie bij AML patienten?
Waar zegt deze mutatie iets over?

A

MLL mutatie (= mixed lineage leukemie)
Onafhankelijke voorspeller overleving –> slechte prognose

51
Q

Wat is er fout bij een mutatie in het MLL gen? Bij welke ziektes en in welke mate komt deze mutatie voor?

A

Het MLL gen codeert voor MLL eiwitten die de genexpressie en celcyclus-controle reguleren via chromatine- modificatie. Deze eiwitten reguleren de expressie van de homeobox (HOX) genen. HOX genen zijn een groep van transcriptiefactoren die betrokken zijn in de ontwikkeling van celdifferentiatie bij zoogdieren en ook een kritische rol spelen in de hematopoïese. MLL fusie eiwitten zijn niet meer in staat deze gen expressie correct te reguleren. Overexpressie van HOX genen resulteert in een toegenomen aantal zelfvernieuwende hematopoïetische stamcellen en een verminderde differentiatie

Komt bij 3-10% van AML patienten voor
Het komt vaker voor bij ALL
Ook komt het vaker voor bij leukemien bij kinderen

52
Q

Wat is een heel specifiek effect van MLL-mutatie?

A

Het speelt een rol bij de post-translationele modificatie van lysine 4 op Histon 3 via het methyl transferase.

53
Q

Wat is synthetische letaliteit?

A

Een bepaalde remmer leidt alleen tot celdood icm een gen mutatie

54
Q

Wat zijn de effecten van formaline in PA onderzoek?

A

Fixatie
- Remt de autolyse
- crosslinken cellulaire eiwitten (waardoor harder)

55
Q

Waardoor komt cellulaire stevigheid?

A

Door actine
Of door intermediaire filamenten (keratine, vimentine, desmine, neurofilament)

56
Q

Wat betekent een FDG avide tumor?

A

Tumor neemt verhoogd FDG op

57
Q

Wat zijn de late bijwerkingen van RT?

A
  1. nier: fibrose en vaatschaden –> jaren later functie verlies en oedemen
  2. Bloedvaten en hart: vaatschade –> dyspnoe bij inspiratie en POB
  3. Schildklier: vaatschade –> traagheid en gewichtstoename
  4. Huid: hyperpigmentatie –> cosmetiek
58
Q

Waarvan zijn zichtbare nucleoli een kenmerk?

A

Komen ALLEEN in blasten voor

59
Q

Wat bedoelen we met stochatisch?

A

Opstapeling van mutaties

60
Q

Welke soorten schade worden gerepareerd via BER?

A
  1. Ioniserende straling: ssDNA breuken
  2. ROS: 8-oxoguanine
  3. Alkylerende stoffen
  4. spontane reacties: deaminatie (C –> U) of hydrolyse katalysatie (gedepurineerde suiker)

Hiervoor de complementaire streng als template gebruiken

61
Q

Welke soorten schade worden gerepareerd door NER?

A
  1. UV: 6,4-fotoproduct of cyclopyrimidine dimer
  2. aromaten: bulky adducts die dubbele helix verstoren
62
Q

Wat voor soort schade wordt gerepareerd door NHEIJ of HR?

A
  1. Ioniserende straling: dsDNA breuken, Interstrengs crosslinks –> beide DNA moleculen aangedaan
  2. Anti-kanker medicatie
63
Q

Wat wordt gerepareerd door MMR?

A

Replicatiefouten; mismatch, inserties, deleties

64
Q

Wat zorgt voor een mutatie bij een abasische site en een deaminatie?

A

Replicatie induceert de mutatie

65
Q

Wat is het effect van ROS?

A

Spontane hydrolyse of deaminaties –> GEEN verstoring van dubbele helix structuur

66
Q

Wat is het effect van BPDE?

A

Bindt aan G –> bij replicatie ontstaat een transversie mutatie

67
Q

Wat is de functie van CSB bij tg-NER?

A

Bindt aan RNA polymerase II (aanwezig want alleen tijdens transcriptie) en het CSB duwt het polymerase naar achter

68
Q

Hoe veel grotere kans op huidkanker hebben mensen met XP?

A

> 1000x

69
Q

Welke genen kunnen gemuteerd zijn bij CS?

A

CSB en CSA
+ XP: XPB, XPD, XPG