not easy words from 1000 most common words Flashcards
(324 cards)
1
Q
soft
A
zacht
2
Q
heavy
A
zwaar
3
Q
low
A
laag
4
Q
light
A
licht
5
Q
the moon
A
de maan
6
Q
week days
A
de dagen van de week
7
Q
the middle
A
het midden
8
Q
after
A
na
9
Q
behind
A
after
10
Q
at, near
A
bij
11
Q
go out to drink
A
stappen
12
Q
birthday
A
verjaardag
13
Q
go out
A
uitgaan
14
Q
to have a drink
A
borrelen
15
Q
celebrate a birthday
A
een verjaardag vieren
16
Q
to go out for dinner
A
uit eten gaan
17
Q
it’s his birthday
A
hij is jarig
18
Q
the ferry
A
pont
19
Q
the house boat
A
woontboot
20
Q
the bicycle track
A
het fietspad
21
Q
the square
A
het plein
22
Q
the canal boat
A
het grachtenpand
23
Q
the canal house
A
het grachtenpand
24
Q
the canal
A
de gracht
25
the bridge
de brug
26
the canal cruise
de rondvaart
27
the scullery
de bijkeuken
28
the bathtub
het bad
29
the stool
de kruk
30
the bed
het bed
31
the fridge
de koekkast
32
the window
het raam
33
the attic
de zolder
34
the closet
de kast
35
the cooker
het fornuis
36
the chair
de stoel
37
the leg
het been
38
the beard
de baard
39
the belly
de buik
40
the toe
de teen
41
the spine
de rug
42
the foot
de voet
43
the tooth
de tand
44
the heart
het hart
45
the elbow
de elleboog
46
the moustache
de snor
47
the shoulder
de schouder
48
the hair
het haar
49
the body
het lijf
50
the body
the lichaam
51
the chest
de borst
52
shirt
het hemd
53
clothing
de keding
54
clothing shop
de kledingwinkel
55
the bow
de strik
56
the scarf
de das
57
the undershorts
de onderbroek
58
the jeans
de spijkerbroek
59
the pants
de broek
60
the blouse
de blouse
61
the bra
de bh
62
the suit
het pak
63
the pyjamas
de pyjama
64
the tie
de stropdas
65
To follow
Volgen
66
To bring
Brengen
67
To close
Sluiten
68
To win
Winnen
69
To like
Luek vinden
70
Felling
Voelen
71
To fall
Vallen
72
To borrow
Lenen
73
To hold
Houden
74
Leave
Laten
75
To pick up
Halen
76
To decide
Beslissen
77
To cut
Snijden
78
To know
Wenten
79
To believe
Geloven
80
To happen
Gebeuren
81
To know
Kennen
82
To lose
Verliezen
83
To love
Houden van
84
the company
de zaak
85
the salary
het salaris
86
the experience
de ervaring
87
the application letter
de sollicitatiebrief
88
the compensation for travel expenses
de reiskostenvergoeding
89
groos
bruto
90
the job
de baan
91
the compensation
de vergoeding
92
to change
veranderen
93
net
netto
94
the education
de opleiding
95
the tavel expenses
de reiskosten
96
to fire
ontslaan
97
the vacation bonus
het vakantiegeld
98
the tax
de belasting
99
the advertisement
de advertentie
100
the conversation/interview
het gesprek
101
the cv
het cv
102
to hire
aannemen
103
the job interview
het sollicitatiegesprek
104
the company
het bedrijf
105
to apply fo
solliciteren
106
the vacancy
de vacature
107
the company car
de auto van de zaak
108
the pension
het pensioen
109
the colleague
de collega
110
the application
de sollicitatie
111
grandfather
de opa
112
grandmother
de oma
113
aunt
de tante
114
uncle
de oom
115
niece-cousin
de nicht
116
nephew- cousin
de neef
117
grandchild
het kleinkind
118
the acquaintance
de kennis
119
the acquaintance
de bekende
120
the classmate
de klasgenoot
121
the relationship (love)
de verkering
122
in love
verliefd
123
to be engaged
verloofd
124
to marry
trouwen
125
to divorce
scheiden
126
to be divorced
gescheiden zijn
127
to mean
bedoelen
128
to move
bewegen
129
to tell
vertellen
130
to seem
lijken
131
to show
laten zien
132
to meet
ontmoeten
133
to continue
doorgan
134
to spend
uitgeven
135
to grow
groeien
136
to offer
aanbieden
137
to remember
herinneren
138
to consider
ocerwegen
139
to build
bouwen
140
what will be the weather?
wat voor weer wordt het
141
the weather forecast
het weerbericht
142
the message
berricht
143
nice weather isnt it?
lekker weer, hé?
144
zeker
(for)sure
145
mooi weer
nice weather
146
vandaag
today
147
degrees
graad
148
shine
shjinen
149
bad weather
slecht weer
150
the precipitation
de neerslag
151
to rain
regenen
152
to snow
sneeuwen
153
to hail
hagelen
154
the wind
de wind
155
the thunderstorm
de onweer
156
the lightning
de bliksem
157
the thunder
de donder
158
cloudy
bewolkt
159
to frieeze
vriezen
160
the ice
het ijs
161
other
ander
162
short
kort
163
best
best
164
only
enige
165
single
enkel
166
double
dubble
167
early
vroeg
168
late
laat
169
real
echt
170
special
speciaal
171
clear
duidelijk
172
unclear
ondeuidelijk
173
available
beschikbaar
174
probable
waarschijnlijk
175
possible
Mogelijk
176
wrong
verkeerd
177
correct
juist
178
ready
klaar
179
the health
gezondheid
180
to report oneself ill
ziek melden
181
the flu
de griep
182
to have a cold
verkouden zijn
183
the fever
koorts
184
the inflammation
de ontsteking
185
nauseous
misselijk
186
dizzy
duizelig
187
the poisoning
de vergiftiging
188
the ache
de pijn
| zeer
189
de treatment
de behandeling
190
the consultation hours
het spreekuur
191
the first aid
de ehbo/
| de eerste hulp
192
urgent
spoed
193
the referral letter
de verwijsbrief
194
the check up
het onderzoek
195
insurance
de verzekering
196
the health insurance
de ziektekostenverzekering
197
the prescription
het recept
198
aardrijkskunde
geography
199
the region
de streek
200
the capital
de hoofdstaad
201
the village
de dorp
202
the place
de plaats
203
the municipality
de gemeente
204
the town hall
de gemmentehuis
205
the countryside
het patteland
206
the polder
de polder
207
the fortress
de versting
208
the shore
de wal
209
the sea
de zee
210
the lake
het meer
211
the channel
de kanaal
212
the river
de rivier
213
the dam
de dam
214
the dike
de dijk
215
the dune
de duin
216
the tunnel
de tunnel
217
the mountain
de berg
218
the hill
de heuvel
219
the moor
de hei
220
the immigrant
de allochtoon
221
to move
verhuizen
222
to rent
huren
223
the real estate agent
de makelaar
224
the rental contract
het huurcontract
225
the rent
de huur
226
utility bills
gwe
227
communal cost
de we-bijdrage
228
the nieghbours
de buren
229
to subscribe
inschijven
230
the id
het legitimatiebewijs
231
to identify oneself
zich legitimeren
232
the identity card
de identiteitskart
233
the driving license
het rijbewijs
234
the ressidence permit
de verblijfsvergunning
235
the working permit
de werkvergegunning
236
the assimilation
de inburgering
237
to integate
integreren
238
het n2examen
the exam for dutch as a second language
239
de naturalisatie
the naturalisation
240
homesick
heimwee
241
dissapointed
teleugesteld
242
annying
| to annoy
vervelend
| vervelen
243
sad
verdrietig
244
furious
kwaad
245
depressive
depressief
246
restless
onruistig
247
afraid
bang
248
impatient
onduldig
249
cheerful
opgewerkt
250
satisfied
tevreden
251
unsatisfied
ontevredenen
252
surprised
verrast
253
enthusiastic
enthousiast
254
relazed
ontspannen
255
firendly
vriendelijk/aardig
256
pathetic
zielig
257
serious
serieus
258
the meal
de maaltijd
259
the dish
het gerecht
260
the taste
smaak
261
sweet
zoet
262
salty
zout
263
acid
zuur
264
bitter
bitter
265
spicy
pittig
266
the smell
de geur
267
the pan
de pan
268
de fire
het fuur
269
the somke
de rook
270
the cutlery
het bestek
271
the fork
de vork
272
the knife
het mes
273
the spoon
de lepel
274
the cup
het kopje
275
the bottle
de fles
276
enjoy your meal
smakelijk eten/
| eten smakelijk
277
fresh
vers
278
the carrot
de wortel
279
the bean
de boon
280
the pea
de erwt
281
the spinach
de spinazie
282
the kale
de boerenkool
283
the sausage
de worst
284
the garlic
de knoflook
285
the lettuce
de sla
286
the cucumber
komkommer
287
the tomato
de tomaat
288
the onion
de ui
289
the salt
het zout
290
the suger
de suiker
291
THE PEAR
de peer
292
the peach
de perzik
293
the apricot
de abrikoos
294
the orange
de sinaasappel
295
the mandarin
de mandarijn
296
the lemon
de citroen
297
the plum
de pruim
298
the melon
de meloen
299
the raspberry
de framboos
300
the berry
de bes
301
the cherry
de kers
302
to laugh
lachen
303
to behave
gedragen
304
to hate
haten
305
to share
delen
306
to choose
kezen
307
to understand
begrijpen
308
i don't understand
ik begrijp het niet
309
to dream
dromen
310
to enjoy
genieten
311
to cry
huilen
312
to discover
ontdekken
313
to develop
ontwikkelenn
314
to compare
vergelijken
315
to be mistaken
vergissen
316
to sell
verkopen
317
to leave
vertrekken
318
to trust
vertrouwen
319
to expect
verwachten
320
expecting (a baby)
in verwachting
321
pregnant
zwanger
322
zullen
will
323
bijten
to bite
324
noemen
to call
