NVA 3: Les 4 Flashcards
(44 cards)
1
Q
De blinksem
A
Lightning
2
Q
De donder
A
Thunder
3
Q
De evenaar
A
Equator
4
Q
Het kanaal
A
Canal
5
Q
De kringloop
A
Cycle
6
Q
Het meer
A
Lake
7
Q
De mist
A
Fog
8
Q
De neerslag
A
Precipitation
9
Q
De noordpool
A
North Pole
10
Q
Het onweer
A
Storm
11
Q
De opklaring
A
Clearing (after a storm)
12
Q
De plas
A
Puddle
13
Q
De regenbui
A
Rain shower
14
Q
Het seizoen
A
Season
15
Q
De slee
A
Sled
16
Q
De sneeuwvlok
A
Snowflake
17
Q
De temperatuur
A
Temperature
18
Q
Het weerbericht
A
Weather forecast
19
Q
De weerman/ weervrouw
A
Weather man/woman
20
Q
De wolk
A
Cloud
21
Q
Afwisselend
A
Varied
22
Q
Bewolkt
A
Cloudy
23
Q
Fris
A
Fresh, cool, chilly
24
Q
Geleidelijk
A
Gradual
25
Matig
Moderate
26
Mistig
Foggy
27
Regenachtig
Rainy
28
Veranderlijk
Variable
29
Waarschijnlijk
Probably
30
Wisselvallig
Precarious, uncertain
31
Dooien
To thaw
32
Smelten
To melt
33
Twijfelen
To doubt
34
Verdampen
To evaporate
35
Verzachten
To ease, soften
36
Voorspellen
To predict, forecast
37
Vriezen
To freeze
38
Waaien
To blow (wind)
39
Wat
Een beetje
40
Nogal
Quite
41
Tamelijk, vrij
Fairly, rather
42
Ongever
About, roughly, around, approximately
43
Mogelijk
Possibly
44
Zeker
Absolutely, definitely
