NVA 3: Les 5 Flashcards
(40 cards)
1
Q
Het aardappelproduct
A
Potato product
2
Q
De belangstelling
A
Interest
3
Q
De bestelling
A
Delivery, order
4
Q
De drank
A
Drink
5
Q
Het gevogelte
A
Poultry
6
Q
Het graanproduct
A
Cereal/ grain product
7
Q
De keuze
A
Choice
8
Q
De maaltijd
A
Meal
9
Q
Het ontbijt
A
Breakfast
10
Q
De puree
A
Purée
11
Q
De schrik
A
Terror, shock, fright
12
Q
De smaak
A
Taste
13
Q
De suggestie
A
Suggestion
14
Q
Het tussendoortje
A
Snack
15
Q
Het wild
A
Game (rabbit, deer, etc)
16
Q
De zeevruchten
A
Seafood
17
Q
Het zuivelproduct
A
Dairy product
18
Q
Flauw
A
Bland
19
Q
Geduldig
A
Patient
20
Q
Gekruid
A
Seasoned, spiced, spicy
21
Q
Noodzakelijk
A
Necessary, imperative, vital
22
Q
Uitgesproken
A
Marked, clear
23
Q
Uitstekend
A
Excellent, first-rate
24
Q
Vooral
A
Especially, particularly
25
Aanbevelen
To recommend
26
Afnemen
To decrease, decline
27
Afrekenen
To settle up, settle one's accounts
28
Bakken
To bake
29
Kruiden
To season, flavor, spice
30
Opnemen
To record, note, list
31
Proeven
To taste
32
Roeren
To stir, mix
33
Smelten
To melt
34
Stoven
To stew, simmer
35
Toenemen
To increase, grow
36
Pikant
Spicy
37
Straf
Strong (think alcohol)
38
Zuur
Sour
39
Zout
Salty
40
Zoet
Sweet
