Oefentherapie Flashcards

(91 cards)

1
Q

Verloop weerstandscurve w bepaald door

A
  1. grootte W
  2. moment W = momentarm, Fr, FF
  3. snelheid beweging
  • absolute grootte W bepaald door type trainingsmateriaal
  • 1kg blijft zelfde bij halter, manchet, TA
  • 1kg verandert bij elstisch materiaal => exponentiele stijging W
  • isokinetisch toestel: W aangepast aan kracht (meer F = meer W)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

moment v W

A
  • effect v W niet alleen afhankelijk v absolute grootte
  • ook afh v moment dat uitoefent op gewricht
  • moment bepaald door d (momentarm = loodrechte afstand as v rotatie tot werklijn W)
  • bij gebruik van variabele W is moment ook bepaald door type materiaal
  • moment W = W * d
  • maximaal bij hoek tss segment en werklijn = 90° , 0 bij 0°/180° (bij segmentair gewicht = halter, manchet)
  • bij TA / touw / TB: moment max bij 90° tss touw en segment => d maximaal.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Ontbinding F van de W

A
  • d maximaal: Fr grootst
  • d = 0: FFc maximaal, Fr = 0
  • Fr = loodrecht op segment (max bij a=90°, 0 bij a=0°/180°), component v W die overwonnen moet worden om beweging te initiëren
  • Ff = component volgens richting v bewegend segment (max bij a=0°/180°), approximatie/compressie (als component naar egwricht is gericht) of tractie (weggericht)
  • tractie of compressie kunnen afhankelijk zijn van gebruikte trainingsmateriaal bij zelfde soort oefening.
  • tractie: bij hoge pijnintensiteit, zwelling, activiteitsgericht soms (bv dragen tas)
  • compressie: bij initiële fase instabiliteit, KB revalidatie, activiteitsgericht (bv gangrevalidatie)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Invloed snelheid op weerstandscurve

A
  • verwaarloosbaar bij trage bewegingen (bv ademhaling)
  • snelle beweging: inertie/traagheid => beïnloedt W bij start en einde
  • start: traagheid geeft extra W
  • einde: traagheid geeft lichter gevoel
  • bv. werpen, schoppen
  • tijdig afremmen = extra inspanning (bij krachtige worp)
  • ZIE ILLUSTRATIE P146
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Spierkrachtcurve

A
  • bepaald door:
    1. lengte spier (spanningsdiagram)
    2. invalshoek spier
    3. antagonisten
    4. snelheid beweging
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Lengte-spanningsdiagram spier

A
  • capaciteit om F te ontwikkelen is afh v lengte waarop spier moet werken
  • # sarcomeren in serie bepaalt tot afstand v verkorting/verlengen en lengte v hoogste F ontwikkeling
  • meeste F in iets uitgerokken toestand, neemt af bij verkorten => positie met hoogste F = rustlengte
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Invalshoek

A
  • anatomich bepaalt, varieert ifv beweging
  • analoog aan momentrm/lastarm heeft spier: machtsarm = m (bepaalt door invalshoek)
  • hoe kleiner hoek van insertie, hoe groter Fc
  • 90° => grootste m
  • groter dan 90° => Ftractie

Hierdoor geen algemene spierkrachtcurve tekenen.
- Lokale spieren: scherpe invalshoek want liggen dicht tegen gewricht aan => stabiliserend
- Globale spieren: andersom
- stabiliserende spieren: F vooral bepaald door lengte v spier
- globale spieren: F vooral bepaald door invalshoek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Antagonisten

A
  • spier werkt nooit in isolatie
  • anatgonisten licht mee actief => co-contractie ter stabilisatie
  • zo snel van richting veranderen en stabiel bewegen
  • meer uitgesproken tijdens grote, snellere, preciese bewegingen
  • afremmen = 10-20%1RM
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Kracht-snelheidsdiagram = force-velocity curve

A
  • spier matcht absolute kracht met opgelegde belasting
  • deze actieve kracht past snelheid v contractiele systeem aan
  • externe belasting klein => actieve kracht klein
  • hoog => actieve kracht hoog door snelheid te vertragen
  • door vertragen: meer tijd om spanning te ontwikkelen tijdens concentrische contractie
  • excentrisch: verhogen snelheid = toename kracht
  • Dus: snelle concentrische contr = lage F
  • Dus: snelle exc contr = hoge F
  • Dus: spier conc aan hoge snelheid kan minder W verplaatsen dan trage
  • Dus: spier snel exc kan meer W verplaatsen dan trage
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Trainingsmateriaal 1

A

Los trainingsmateriaal
1. halters
1. manchet: kan je verzwaren door meer zakjes te gebruiken
1. TB:
- individuele kracht-elongatiecurve => geeft weer hoe snel W stijgt, zware zal bv snel toenemen in W tov lichte
- hieruit voorspellen welke F zal ervaren worden op specifieke lengte
- bv. blauw: 0.5m => +200% = 1,5m 5kg, + 300% = 2m 7kg…
- bij dubbel gebruik: dubbele kracht
- absolute W blijft stijgen, ook wnr d terug daalt en dus moment daalt => stijgend dalende weerstandscurve

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Trainingsmateriaal 2

A

Trekapparaten
- vertikaal, horizontaal, explosief (snelkracht) TA
- in station
- of gecombineerd
- TA met pneumatische W en veel vrijheidsgraden => keiser
- iso-inertiële vliegwieltraining desmotec => geeft zelfde W terug als heen => concentrisch en excentrisch

Krachttrainingstoestellen:
- isokinetische dynamometer: op voorhand in te stellen constante snelheid
- krachttrainingstoestellen: leg extension, leg press, pussy machine…

Apparaten voor suspensietraining:
- kooi van rocher: bij P met spierkrachtwaarde 2-3 => Fz gedeeltelijk uitschakelen door LM in suspensie te brengen
- TRX-aerosling
- redcord

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Dosering

A

belastbaarheid:
- afh v genetice en biologie
- voor alle weefsels
- belasting < belastbaarheid => functie normaal
- overschreden = inflammatie-, overbelastingsreactie of falen
- belasting-belastbaarheidsmodel, belangrijk bij primaire, secundaire, tertiaire… blessurepreventie

1e behandeling van onevenwicht belasting-belastbaarheid:
- symptomatisch + vermindering belasting => geen lange termijn oplossing

Lange termijn!:
- verhoging belastbaarheid
- wet van wolff => bindweefsel heeft het vermogen zich aan te passen aan opgelegde functie en eisen
- BW aanpassingen bij immobilisatie en training (atrofie, behoud, hypertrofie, letsel, dood…
- niet bij passiever therapieën => oefentherapie! => verbetering belastbaarheid & functie
- verhogen van belastbaarheid op verschillende manieren definiëren, afh v weefsel
- pezen & ligamenten: verhogen trekkracht
- gewrichten: grotere belasting ondergaan/meer stress weerstaan
- ADL belasting overschreid belastbaarheid bij patiënten
=> belasting ADL verlagen (bv. relatieve rust, taping, …)
=> beperking later afbouwen & functieherstel & hogere belastbaarheid via oefentherapie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Lange termijn doelstellingen

A
  • belastbaarheid verhogen => grotere belasting opvangen
  • niet overdoseren (belastbaarheid overschreden), en onderdoseren (geen juiste adaptatie) => balans!

3 principes als basis voor voor dosering:
1. belastbaarheid weefsel, pathologie, fase van weefselherstel, postop beschermen
2. pijn
3. algemene conditie

=> Bij deze 3 stilstaan bij aanleren van elke nieuwe oefening obv beoogde doel. Daarna speceficiëren (dosage, modaliteiten…)

1RM
- rep maximum dat 1 x overwonnen kan worden in een beweging.
- Afleidingen: zie tabel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Belastbaarheid weefsel

A
  • moeilijk in te schatten => laag gedoseerd ebginnen en kijken naar respons
  • dan pas opbouwen naar ivereenkomst belasting x belastbaarheid

Actualiteit klacht:
- hoge irriteerbaarheid: pijn ‘s nachts, in rust, wijd verspreid, hoge intsensiteit VAS => LAAG doseren
- lage irriteerbaarheid: lokale pijn, lage I VAS, geen pijn ‘s nachts, in rust => hoger doseren
- 1e fase weefselherstel = inflammatie => laag, lage belastbaarheid
- activiteitenniveau ADL bevragen & provocatie =>inschatting reactie van letsel op belasting
- operatie: afh van chriurgie => postoperatieve protocols raadplegen bij arts. Pijn is geen indicatie, indien geen pijn, toch opletten want postop beschermen!

=> Allemaal uit anamnese halen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Pijn monitoren en bepalen of dit toegestaan is tijdens oefentherapie

A

basisregel: pijn max 3/10 tijdens oefening (lage intensiteit)
- geen hoge pijn => doseren met lager gewicht, minder reps/sets…
- evolutie pijn tijdens en na oefening evalueren
- afname tijdens oef is goed
- toename met meer reps => oef aanpassen & dosering verlagen
- na oef pijn ook evalueren => max 3/10 (licht) en na max 24u verdwenen!
- indien langer dan 24u / hoger dan 3/10 => oefendosering aanpassen
- GELDT NIET POSTOP! => voorschrift heeft voorrang op pijn
- chronische pijn: specifieke voorschriften mbt pijncontrole bij oefentherapie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Algemene conditie patiënt

A
  • motorische vaardigheden
  • aerobe conditie
  • spierkracht

=> oudje niet zelfde oef als Manu het beest geven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

kinetische keten

A
  1. definitie
    - aaneenschakeling van
    - scharnieren = gewrichten
    - segmenten = beenderen
    - geheel van individuele gewrichten
    - bv. scharnier knie, segment tibia + fibula, scharnier enkel
  2. functie
    - geisoleerde bewegingen komen bijna nooit voor
    - funcitonele ADL bewegingen = allemaal in ketens
    - pathologie in 1 scharnier van schakel gaat doorgeven naar andere = afhankelijk-compensatoir
    => andere schakel kan het eerst begeven
    => omdat overige schakels beperking opvangen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

eigenschappen/voorwaarden van kinetische keten

A

1 proximale stabiliteit voor distale mobiliteit
- rompstabiliteit
- proximaal = alles weg van bepaald gewricht vb: heup proximaal van elleboog bij werpen

2 stabiel steunvlak

3 energie transfer
- grondreactie krachten worden doorgeven naar distaal
- tijdens doorgave = versterking door lokale spieractivatie
- summatie doorheen gehele keten = zweepslag effect (kracht, precisie snelheid)
–> bijdragend deel wordt progressief minder

altijd nood aan 6vrijheidsgraden: 3 translaties & 3 rotaties
bv. arm: 3 schouder + 1 elleboog + 1 onderarm + 1 pols =7 (1 reserve) => liefst distaal amputeren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

open & gesloten kinetische keten

A
  1. gesloten
    - proximale en eindsegment kan niet bewegen, gesteund op bewegend of niet bewegend opp
    - meerdere gewrichten worden tegelijk bewogen = segment-overschrijdende spieractivatie
    - schakels & segmenten kunnen niet onafhankelijk van elkaar bewegen
    - houden elkaar immobiel => economisch E verbruik, nooit in menselijk lichaam
    - totale ROM is kleiner als sommen van gewrichten appart
    - steeds axiale belasting = approximaite = gewrichtsvlakken naar elkaar toe
    - functionele belasting van OL
  2. open
    - eindsegment kan vrij bewegen
    - 1 segment kan tegelijk bewegen en geïsoleerde spieractiviteit is mogelijk, bv. werpen met enkel beweging in schouder, wel inefficiënt
    - schakels & segmenten kunnen onafhankelijk van elkaar bewegen
    - totale ROM = sommen van gewrichten appart
    - eerder trek & afschuif krachten in gewricht
    - functionele belasting van BL
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

approximatie

A
  1. gesloten keten
    - altijd enige vorm van steunname
    - zorgt voor compressie van gewricht
    - voordeel = meer stabiliteit in gewricht, veiligheidsgevoel
    - nadeel = mogelijks pijn bij te grote steunname & weinig variatie
    –> meer variatie door gesloten keten met beweegbaar opp.
  2. open keten
    - geen approximatie
    - enkele trek- & afschuifkrachts = rol-glij
  3. Therapie
    - vaak starten in gesloten keten, afh v omstandigheden
  4. GKK met beweegbaar opp
    - combinatie v voorgaande eigenschappen
    - approximatie
    - schakels en segmenten afhankelijk v elkaar tijdens beweging
    - eindsegment bewegen => functioneler voor OL en BL
    - grotere beweegbaarheid dan GKK, kleiner dan OKK
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

kinetische ketens sport

A
  1. duidelijk onderscheid
    - gewichtheffen = OL gesloten
    - handbal = BL open
  2. verschillende
    - lopen = open zwaaifase & gesloten steunfase
    - springen
    - zwemmen = bewegen door water = OKK, afstoot op water = GKK
    - gymnastiek = handensteun = GKK, armbeweging = OKK
  3. vereenvoudiging
    - meeste sporten die gemengd zijn worden toch gesloten genoemd
    - door veel hogere belasting tijdens gesloten keten (bv. lopen, springen…)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

co-contractie in kinetische ketens

A
  1. verschillen
    - gesloten keten = meer co-contractie van stabiliserende spieren
    - snellere bewegingen = meer co-contractie
    –> bij gesloten keten van stabiliserende spieren
    –> bij open keten van antagonisten voor afremming = deceleratoren
  2. studie hamstrings knie bij squat
    - hogere hamstringsactiviteit dan in open keten
    - knie stabiliteit bewaren
    - vooral bij 30° flexie = LPP met minste stabiliteit van kapsel
    - hulp voor ACL = afglijden van femurcondylen naar anterior
  3. studie schouder bij push-up
    - co-contractie van rotator cuff zpieren
    - als op 1 hand staan = meer activatie van m. infraspinatus
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

krachtontwikkeling in kinetische ketens

A
  1. moment ontwikkeling
    - studie van knie: open keten leg-extension vs gesloten keten leg press
    - leg-extension = 90° -> maximale extensie stijgend moment
    - leg-press = 90° -> maximale dalend stijgend moment
    - leg-press is functioneler
    - leg-extension is beter voor geïsoleerde krachttraining
  2. spieractiviteit
    - elevatie van arm
    - gesloten keten vs openketen
    –> gesloten keten minder activatie van m. supraspinatus, maar co-contractie komt ten goede
    - gesloten keten oefening kan gebruikt worden in protectieve fase
  3. proprioceptie
    - gesloten keten stimuleert intra- & peri-articulaire mechoreceptoren & proprioreceptoren
    - gesloten keten oefeningen beter voor proprioceptie oefeningen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

neuromusculaire coördinatie in functionele revalidatie

A
  1. specificiteit van training
    - krachtwinst van een oefenprogramma = specifiek uitgevoerde bewegingen
    - gedaalde transfer naar andere maar verwante oefeningen
  2. mechanisme = neuromusculaire coördinatie
    - vermogen van zenuwstelsel om:
    • correcte & gecoördineerde manier
    • verschillende spieren laten samenwerken
      => optimalisatie van intra- & intermusculaire coördinatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
intra- & intermusculaire coördinatie
1. intramusculaire coördinatie studie - eerste keer taak bij ongetrainde personen - onmogelijk van alle spiervezels te recruteren - na trainings periode = maximaal gebruik alle spiervezels agonisten - krachtwinst zonder toename van spiermassa 2. intermusculaire coördinatie - verbeterende coördinatie tussen alle synergisten (bv. flexie: brachialis, brachioradialis, biceps brachii) & antagonisten - krachtverdeling tussen synergisten bij verschillende bewegingen anders 3. functie van antagonsiten - stabiliteit - precisie van beweging - afremmen van snelle & krachtige bewegingen = beschermen van kapsel & lig. - ondersteunen functie van agonist 4. intra- en intermusculaire coordinatie is trainingsspecifiek - oefening moet zo dicht mogelijk bij gekozen doelstelling aanleunen - oefentherapie moet doelgericht zijn
26
kinetische ketens & intermusculaire coördinatie
1. steunname - steunname = pijn - vroeger: in protectieve fase steunname vermijden => gebruik van analystische geïsoleerde bewegingen = open keten - nu: laag-gedoseerde oefeningen met steunname = gesloten keten => functioneler + voordelen van GKK gebruiken reeds in protectieve fase 2. pijn & zwelling tijdens training - inhibitie van agonisten - elk gewricht heeft inhibitorische reflexboog naar omliggende spieren - zorgt oa. voor submaximale contractie bij vrijwillig maximale contractie --> protectionistisch 3. reflexboog in revalidatie - geen zinvolle krachttraining tijdens pijn & zwelling - na periode van immobilisatie = atrofie & daling neuromusculaire coördinatie - TRASP = verbeteren mobiliteit & IM
27
oefenvormen van kinetische ketens
1. openketen - tegen zwaartekracht - halters - gewichtmachetten - elastieken - trekapparaten - isometrisch tegen weerstand van therapeut 2. gesloten keten - OL = squatten, trappen & uitvalpassen - BL = handen-knieënstand, push-up houding of tegen tafel/muur => vaak wordt verschil gemaakt van high-load & low-load 3. GKK met beweegbaar opp - sliding boards - ballen - glijdende opp 3. globale kentische oefeningen = beweginspatronen van volledige lichaam, niet alleen in segment/te behandelen gewricht
28
keuze van kinetische keten
1. algemeen - GKK = approximatie, co-contractie & proprioceptie gestimuleerd - OKK = beweging over grotere ROM - gesloten keten is toffer door meer variatie dan analystische oefeningen = hogere therapie trouw 2. functionele stabiliteit van OL - vooral in gesloten keten - functionele belasting OL = gesloten - + voordelen GKK 3. functionele stabiliteit BL - combinatie - beginfase = gesloten voor hogere stabiliteit - functionele belasting BL = open - minstens 1 variant van reiken, duwen & trekken om zo neuromusculaire coördinatie ADL te stimuleren
29
gesloten keten met beweegbaar opp. oefeningen
1. voordelen - neuro-musculaire coördinatie al trainen in vroeg protectieve fase - combinatie voordelen gesloten & open keten - makkelijke dosering & aanpassing van mogelijkheden patiënt - contra-indicaties 2. toepassen - weinig materiaal - handdoek, bal, elastieken - efficiënt thuisprogramma - geen zware gewichten nodig
30
compressie & translatie oefeningen
= andere denkpiste 1. gesloten vs open - meestal zijn gestolen oefeningen met compressie - meestal zijn open oefeningen met trek & schuif krachten 2. uitzonderingen - arm elevatie tot 90° in ruglig is openketen maar zorgt voor approximatie - isometrische oefening met manuele weerstand --> isometrisch dus gesloten keten maar biomechanica ≈ open 3. keuze van oefeningen - vooral rekening houden met biomechanica op gewricht --> compressie of translatie 4. Functionele KK oefeningen: - populair in sport - sportspecifieke keten trainen - ook implementeren bij alle P
31
contra-indicaties van gesloten-keten oefeningen
1. contra-indicaties - letsels waarbij geen axiale belasting mag opgelegd worden - extreme atrofie - gewijzigde neuromusculaire coördinatie 2. vb: extreme quadriceps atrofie - neuromusculaire coordinatie veranderd - andere synergisten compenseren quadriceps - dan in gesloten keten = compensatie blijft + geen krachttoename van bedoelde spier - eerst controle aanleren in open keten (bv. bewuste controle rotator-cuff aanleren voor implementatie in functionele GKK oefeningen) => zelfde met patienten zonder vrijwillige controle
32
aanleren van oefening
1. educatie - hypothese van klachten - doel van revalidatie - hoe dat oefentherapie dit zal bekomen - motivatie & positive outcome expectation 2. instructies - niet teveel in 1 keer - starten met basis = uitgangshouding & beweging - later pas correctie tot gewenste resultaat bekomen is 3. feedback - teveel = verwarring, frustatie & demotivatie - ook positieve feedback geven
33
focus tijdens oefeningen
1. interne focus - aandacht op eigen lichaam - vb: hou schouder in deze positie & beweeg hand omhoog 2. externe focus - aandacht buiten het lichaam - vb: tik dit punt op de muur
34
Mechanotransductie
= proces waarbij cellen een fysiologische mechanische stimulus omzetten in biochemische respons. - Promoot structurele verandering (bv. adaptatie bot bij geschikte belasting) => oefentherapie essentieel - 3 stappen: 1. **Mechanokoppeling**: verstoren van cellen in weefsel door fysische belasting (bv achillespees: stappen = trekkrachten). Deformatie cel is trigger voor variatie van responsen. respons afh van type, duur en grootte belasting. 1. **cel-cel communicatie**: tss cellen onderling. Gedeformeerde cel stuurt signaal op afstand. Laatste ondervindt onrechtstreeks invloed v belasting. 1. **Effector respons**: respons = proteïnesynthese, remodellering matrix. Hierdoor weefselherstel/remodellering.
35
Wondheling algemeen
* Letsel: belastbaarheid gedaald (zowel acuut als chronisch) => integriteit verstoord = verminderde functie * Bindweefsel gescheurd & gedesorganiseerd, trekrichting collageen verloren... * 3 fasen 1. inflammatiefase 2. proliferatiefase 3. maturatiefase * manifesteren aan verschillende snelheden, niet zwart-wit, eerder continuüm. * Goed doorbloed = sneller herstel * Revalidatie in 2 stappen 1. symptomen bestreden, normwaarden kracht, ROM, lenigheid hersteld 2. belastbaarheid opgedreven
36
Inflammatiefase
* Disruptie collagene structuren * inflammatoire reactie om afvalstoffen en bouwstoffen te vervoeren voor aanmaak nieuw collageen. * Kenmerken: dolor (pijn), calor (warmte), tumor (zwelling), rubor (rood), functio laesa (functieverlies). * 5-7 dagen, cruciaal proces ondanks negatieve connotatie. Zonder inflam. geen proliferatie & maturatie. * Nadelig indien langer dan nodig. * doel oefentherapie: infflam. toelaten + zo kort mogelijk. Therapie: - circulatie stimuleren & letsel zo weinig mogelijk belasten. - nood aan oefeningen voor lokale microcirculatie, anderzijds ook belasting vermijden (aspecifieke oef) - indicatie nood aan circulatiebevordering: afhankelijk van actualiteit - hoge irriteerbaarheid: niet, meestal tegen einde inflam. fase/overgang proliferatie: voorzichtige circulatie - matige/lage: wel bij begin, want geen duidelijke inflammatiekenmerken.
37
implicaties & oefentherapie in inflammatiefase
- zoek goede balans, geen overload/underload (anders adhesie etc.) - doelen en middelen: 1. vermijden daling mobiliteit: laag gedoseerde oef mobiliteit 2. vermijden atrofie: selectieve laag gedoseerde oef en MC 3. afvoer afvalstoffen, aanvoer bouw: circulatie oefeningen 4. bescherming letsel: **aspecifieke oef** evt. 5. pijncontrole
38
Proliferatiefase
* BW herstelt: aanmaak collageen (tIII, inferieure kwal.), verdraagt weinig belasting + gedesoriënteerd * Tot 25e dag * doel oefentherapie: natuurlijke evolutie BW optimaal begeleiden. * adhv specifieke oef circulatie en collageenproliferatie stimuleren. belasting is noodzakelijk voor functioneel herstel. * strikt gedoseerde belasting ter bescherming, rekening houden met belastbaarheid en oefentherapie hieraan aanpassen! * implicaties oefentherapie: focus op: - normale eigenschappen weefsel, - optimale belasting, - preventie complicaties, - herstel v functie - functiegericht trainen Doelen en middelen: - cicrulatie stim. adhv **specifieke** oefeningen! - herstel beweeglijkheid: laag-matig gedoseerde oef mobiliteit & stretch - graduele belasting weefsel - herstel kracht: basiskracht trainen
39
maturatiefase
* Belastbaarheid stijgt * kwalitatieve verandering (vorige waren kwantitatief) * collageenvezels sterker (3=>1) + oriëntatie in functionele richting * oefeningen functioneler + hogere belasting (contractie, rek, compressie) * intensiteit stijgt, dus zo neemt belastbaarheid toe. * geen eindpunt, bij sporters gaat het over in training om prestaties te bevorderen. Niet sporters: weefselbelastbaarheid doen toenemen zodat ze job, ADL, etc. weer kunnen. * implicatoes: return to activity * doelen en middelen 1. herstel belastbaarheid => pre-injury door activiteitsgericht te trainen. 2. functionele krachttraining 3. funct. oef om mobiliteit te bevorderen 4. functionele motor control training 5. preventie re-injury
40
Oefengerelateerde aanpassingen thv het bindweefsel
* pees * spier * kraakbeen * bot * ligament
41
effect op pees: tendinopathie
* dynamisch weefsel, responsief voor belasting & oefentherapie, traag, haat verandering * fibroblasten verhogen productie groeifactoren v collageensynthese, stijfheid en CSA nemen toe. * kan overbelast worden => te hoge I of t * type oefentherapie => ontstaanswijze en actualiteit kennen * reactief (hoge actualiteit) vs degeneratief (lage actualiteit) * overbelast vs onderbelast (even schadelijk) * graduele opbouw beste: - isometrisch => concentrisch => excentrisch => plyometrisch - afhankelijk v actualiteit en belastbaarheid hier ergens starten. hoog: low load isometrisch, laag: hogere belasting. * in kleine stappen opbouwen => pees adapteert, moet tijd krijgen * veronderstelling: ziek peesweefsel herstelt niet, gezond weefsel errond verhoogt capaciteit (tgv training)
42
effect op pees na operatieve hechting
* eerste fase postop: hechting beschermen => geen oef met contractie, geen rek. VOORSCHRIFT volgen. * afhankelijk van grootte scheur, soort hechting, kwaliteit weefsel, door arts in te schatten. * na beschermende fase graduele belasting= - I contractie opdrijven adhv hogere belasting - meer rek (stretching) - nooit plotse progressie - einddoel activiteiten/participatieniveau bepaalt hoe doorgedreven er wordt geoefend in laatste fase.
43
Effect op spier + na scheur
* responsief voor belasting, adaptatie afh van dosering * CSA & V myofibrillen stijgt, vezels splitsen, evt toeneame #vezels * grotere opslag E: CP, ATP, glycogeen levels nemen toe * toegenomen neurale activatie door toename # MU en snelheid aanuren MU. * spierscheur: - eerst kort relatieve rust => littekenweefsel stabiliseren, dan gecontroleerde belasting - voordeel vroege start = betere alignatie weefsel bij regeneratie => sneller en completer - atrofie beperken door gecontroleerde belasting - eindstadium: high load krachttraining met sterke excentrische component - zo veel mogelijk spec. bewegingen functioneel (ADL,sport)
44
Effect op spier andere patho
* chronisch overbelast: - belasting > belastbaarheid chronisch: vaak bij arbeiders of statische houdingen op werk - ergonomisch advies + motor control training + krachttraining * atrofie/disuse: - kan ook door pijn die spier inhibeert - afname kracht - oefentherapie om atrofie te beperken * perifere zenuwletsels: - neurologische aandoeningen - afh v zenuwweefselherstel, aard aandoening, prognose is oefentherapie wel of niet belangrijk - krachttraining + motorische controle training om specifieke taken v ADL/leven/beroep/hobby terug te leren
45
effect op kraakbeen
* gering * collagene vezels KB re-synthetiseren slecht door geen zenuwen of bloedvoorziening * matrix wel beïnvloedbaar, deze cellen doen aerobe synthese v macromoleculen * synoviale vloeistof kan ook terug homeostasis bereiken door cellen in synoviale membraan * beschadiging bekijken ifv diepte v letsel
46
1 geen echte beschadiging, algemene verminderde belastbaarheid
* oorzaak 1. constante compressieF op 1 plaats: chondrocyten sterven af 2. onvoldoende beweging synoviale vloeistof: - daling proteoglycanenproductie (meer H2O in matrix) - slechte afvoer lactaat, negatieve invloed op afstotende F matrix => belastbaarheid niet beschadigde matrix daalt - compressie/relax is stimulus voor proteoglycaansynthese (= kwaliteit extracel. matrix.) & turnover synoviale vloeistof (=kwaliteit synoviale vloeistof daalt) 3. afwezigheid alternerende compressieF: - kwal en # osteoblasten & matrixcomponenten daalt. (- proteoglycanen = - waterbindende capaciteit) - hierdoor collageen weker + meer indrukbaar - zo makkelijkere evolutie naar kleine beschadigingen KB
47
2 opp. letsels: geen beschadiging subchondraal => geen wondheling
* laesies opgevuld met matrix/vezelig BW. Sterkte inferieur aan volw. KB
48
3 KB beschadiging tot op subchondraal bot
* wel wondgenezing (doorbloed) * vorming nieuw BW (inferieure kwal.) * oefentherapie en progressieve belasting belangrijk voor lange termijn
49
4 progressief KB verlies
* artrose * vaak knie hand heup gewrichten * meest voorkomende oorzaak chronische gewrichtspijn & - fysiek functioneren volwassenen * verlies KB en osteofytenvorming * zwelling, - kwaliteit lig. , meniscusschade, spierzwakte, - proprioceptie, - neuromusculaire coördinatie, - dynamische gewr. stabiliteit * zijn erkende risicofactoren voor versnelde degeneratie * oefentherapie belangrijk voor optimale gewrichtsomstandigheden & symptomenreductie, want geen effectieve behandeling * oefentherapie: geen verslechtering KB / radiografische tekenen, dus altijd aangewezen en toegestaan.
50
Algemene principes oefentherapie bij KB patho
1. ter beïnvloeidng v KB * gedoseerde belasting = stimulus voor adaptatie v weefsel * collagene inhoud adapteert niet adequaat, maar rest wel en dus w collageen goed beschermd door matrix en synovius * best alternerend compressie-decompressie oefeningen, bv. GKK * doel: - facilitatie transport voeding v synoviale componenten naar KB = stimulatie voeding chondroblasten - verwijderen lactaat - stimulatie proteoglycaansynthese 2. educatie bij bewegingsangst * defecten moeilijk op te lossen/herstellen * wel zal de patho niet verslechteren bij gedoseerde oefentherapie * angst voor verdere schade door beweging = fout * belangrijk dat ADL ook genoeg actief is 3. pijncontrole en circulatiebevordering * bij geïsoleerde en veralgemeend KB lijden altijd doel pijn & zwelling te minimaliseren. * bekomen van quiet/stil gewricht 4. optimale condities rond gewricht hertsellen * artrose zonder pijn is mogelijk, gewrichtscondities hierbij belangrijk * goede conditie= gezonde spieren, sterk, stabiliteit geod verzorgd * hierdoor schokken mee opvangen en zo mogelijks wel pijnvrij bewegen ondanks slecht KB * aangewezen naast KB beïnvloeding ook te oefenen op spierkracht en MC => intermittente compressie-decompressie ook pijnvrij mogelijk
51
Effect op bot
* immobilisatie leidt tot verlies botmassa & densiteit, en omgekeerd ook door hoge belasting * vrouwen: menopauze => osteoporose * Ook in BL: bv onderarm tennissers * oefentherapie belangrijk om densiteit en massa te verhogen / normaliseren * belastbaarheid respecteren: bij verzwakt bot geen high load impact oef * grote invloed: oefeningen met impact bv springen en landen, gespreid over de dag * beter effect op botremodellering dan alles in 1 sessie * voeding! (vit. D)
52
Effect op ligament
* traag, onvolledig herstel afh v ernst en plaats * gewrichtslaxiteit tgv lig. letsel herstelt traag: 6w-1j, en dan nog objectiveerbare mechanische lax. + siubjectieve gewrichtsinstabiliteit * vss strategieën: rust, medicatie, corticosteroïd infiltraties, mobilisatie, oefentherapie... * stimuleren vaak subjectieve symptomen, minder weefsel zelf. Effect v immobilisatie * traditioneel, schade beperken * pijn & zwelling verminderen * hersteltijd verbeteren * negatieve bijwerkingen: - synoviale verkleving - + collageenafbraak, - collageensynthese - groter % gedesorganiseerde collageenfibrillen - uiteindelijk mind lig. volume, - stijfheid (E absorberend vermogen) & - totale sterkte Effect v beweging en oefentherapie * vroeger gecontroleerde hervatting activiteit, repititieve belasting heeft positieve effecten: - + celullaire synthese en proliferatie - + sterkte - + volume - + organisatie * mobilisatie helpt herstel door vorming BW => stijver & sterker weefsel * beweging verhoogt bloedtoevoer + metabolieten & nutriënten * beweging in vroege fase: - pijn & zwelling + behoud mobiliteit * P met functioneel behandelprotocol sneller terug sport, - instabiliteit * conclusie: gecontroleerde beweging in begin vd revalidatie bevordert herstel lig. weefsel * grootste risicofactor v sprain/strain = voormalige pain/strain => secundaire preventie
53
Klinisch redeneren in oefentherapie
* interventie oefentherapie gaat uit v diagnose en stoornissen * spec. oefentherapie om stoornis te herstellen/ voorkomen, moet gericht zijn op verbeteren v functionele outcome! = activiteiten & participatieniveau * doelstellingen obv nodenanalyse en analyse v stoornis in functie. Zo klachten geanalyseerd in ICF model
54
Nodenanalyse
* doel = levenskwaliteit verbeteren * afh v waarden en hulpvraag v patiënt * noden in ADL-, sport- & werkactiviteiten * perspectief P, niet v therapeut!! * kijken naar belangrijke activiteit en waar hinder, manier waarop er gehinderd wordt * hulpvraag P! => obv GRONDIGE ANAMNESE Daarna analyse v activiteiten => inzicht in gestoorde activiteiten/biomechanische analyse obv gestoorde activiteiten: - welke bewegingen - welke gewrichten - eigenschappen nodig voor activiteit - materiaal - context in ADL
55
Analyse stoornis in functies
* onderzocht tijdens klinisch onderzoek: - (functionele) inspectie: MC, houding - actief ond.: pijn, basiskracht, MC, beweeglijkheid, PROMOCO - passief ond.: mobiliteit, PRET - weerstandsonderzoek: kracht - toegevoegd onderzoek: laxiteitstesten, provocatietesten, spierlengtetesten VOORBEELD ZIE CURSUS 193-194
56
Functiegericht trainen
* pijn controle * circulatie bevorderen * mobiliteit verbeteren * motorische controle * kracht verhogen
57
Doel pijn controle
* Biomedische vs biopsychosociale (hedendaagse) benadering * vele factoren beïnvloeden ernst vd pijn * brein betrokken, subjectief gegeven * soort, oorzaak van belang bij bepalen v pijndempende technieken * analyse functionele beperkingen ook v belang indeling v pijn volgens duur: * acute pijn: - kort alarmsignaal met beschermende functie, vraagt om reactie - door bron van weefselschade - max 6 maanden * chronische pijn: - cut-off 3-6maanden - def: pijn zonder duidelijke somatische oorzaakn langer dan 3 maanden of pijn die blijft bestaan na herstel v oorspronkelijke weefselschade, dus langer dan verwachte hersteltijd. - grote invloed op ADL functioneren en LK - niet altijd beschermfunctie + verandering in zenuwstelsel! * Indeling pijn obv structuur: - nociceptieve pijn - neuropatische pijn - nociplastische pijn
58
nociceptieve pijn
* perifere input: rechtstreekse stimulatie nociceptoren door schadelijke prikkels * mechanische, chemische, thermische stimuli * pijn goed gelokaliseerd thv zenuwuiteinden * evt uitstralen Somatogene pijn - pijn tht receptoren in huid, gewricht/bot, spieren, tussenliggend weefsel - goed gelokaliseerd Mechanische pijn - bij belasting, startpijn - toename naar avond, rustpijn Inflammatoire pijn: - ochtendstijfheid - bij inspanning en nachtelijk Vasculaire pijn: - thv slechte doorbloeding - bij inspanning (vaak stopgezet), na rust weg viscerogene/viscerale pijn: - v ingewanden (bv buikpijn, borstkas) - thv holle organen (maag, darm, hart, urineleiders...) pijnreceptoren - projectie naar dermatomen = gerefereerd (los van plaats v viscera) - plots opkomen, dan blijven of verdwijnen - vager, moeilijker te duiden
59
neuropatische pijn
* = zenuwpijn / neuralgie * beschadiging zenuwstelsel (1, bundel, merg, hersenen) * geen functie/waarschuwingsproces * onaangenaam, distaal van schadepunt. Hoe meer proximaal de schade, groter huidgebied met pijn * stekend, overgevoelig, brandend, schrijnend, elektrisch, tintelingen, doof gevoel * pijnlijk gebied ≠ plaats v zenuwbeschadiging 1. verschijnselen: - allodynie - hyperalgesie - paresthesie - dysesthesie - spontane pijn - hypo-esthesie 1. bijna altijd chronisch, weken tot jaren (evt blijvend) 1. voorbeelden: - radiculopathie - postherpetische neuralgie - diabetisneuropathie - post CVA
60
nociplastische pijn
* geen lichamelijke oorzaak * centrale sensitisatie = abnormaal overgevoelige pijnvervoerende / verwerkende neuronen in CZS (na bv whiplash, artrose, fibromyalgie) * pijnmodulerend systeem disfunctioneel * risicofactoren: angst, stress, teveel aandacht voor pijn, oprkoppen emoties... * door langdurige stress: pijndemping minder * vaak gepaard met andere overgevoeligheden: oververmoeidheid, concentratiestoornis, prikkebare darm & blaas * uit zich als nek, lage rug, buik, hoofdpijn.
61
onderzoek van pijn
* subjectief * doel pijnevaluatie: - oorzaak - pijnpatroon - omgang - functionele beperkingen - waarde op pijn kleven * adhv anamnese pijntype, verloop, tijdstip, lokalisatie etc. achterhalen * specifieke vragenlijsten * Visual Analogue Scale VAS pijn objectiveren => cijferwaarde adhv numeriek verbaal of mimiek + evolutie evalueren * Tijdens BFO deels duidelijk wat provoceert * Na toegevoegd onderzoek provocatie & reductie speceficiëren * adhv palpatie soft tissues spanning & pijn checken * passief ond en spierlengtetesten geven ROM & beweeglijkheid v weke delen * Indien oorzaak gekend: doelmatig handelen
62
McGill Pain Questionaire
* 78 adjectieven. 20 groepen, onderverdeeld in 3 pijndimenties: zintuiglijke (bv bonzend), affectieve (bv angste-gevend) & evaluatieve (bv kwellend). * 2 scores: uit elke groep 1 woord kiezen en som v waarden v gekozen woorden nemen, of #adjectieven optelln die patiënt kiest. * Score van 0-78 * pijnevaluatie bevat vss onderdelen - schematische lokalisatie - vragenlijst ivm pijnpatroon en psychische beïnvloeding - woordenlijst pijnpatroon & type - pijnobjectivatie VAS
63
Impact pijn
* + spiertonus * +inflammatie * - beweging * - doorbloeding * - proprioceptie * - uithouding * - neuromusculaire controle pijncontrole via oefentherapie: * spieractivatie => - tonus * + doorbloeding * + circulatie * + beweging
64
Oefenkeuze pijncontrole
* afh van oorzaak nociceptieve pijn: 1. doorbreken vicieuze cirkel v pijn en hypertonie: - low load (<50%1RM) high rep: lidmaat uit antalgische houding => hypertonie reductie - rekening houden met belastbaarheid & veiligheid - bv pro-retractie zijlig (hypertonie pectoralis) 1. pijncontrole / exciteerbaarheid nociceptoren doen dalen & perifere inhibitie doen toenemen - afh v anamnese: provocaties - provocatie = langdurig statische houding: lichte bewegingen - provocatie = beweging: isometrisch - provocatie = spec. beweging: andere beweging dan die die pijn uitlokt - verklaring: + circulatie, - tonus, - excit. nocicept, + perif. inh., + opioïden, - bewegingsangst Belangrijk: - oefentherapie moet pijn reduceren => monitoren bij begin en einde - pijntoename niet ok. neuropatische & nociplastische pijn: - andere oefentherapie
65
Doel circulatie bevorderen
* doel = homeostase regio optimaliseren door aanvoer & afvoer te bevorderen * weefsel bewegen zonder te belasten, - zwelling, + doorbloeding (VD, spierpompmechanisme) * low load (<50%1RM) high rep * wanneer andere doelen nog niet mogelijk zijn * passief, actief (geasisteerd), evt W * Pijntoename niet ok * in LPP/comfortabele positie 1. spierpomp: - + veneuze retour, veneuze onderdruk door contractie - contractie stuwt bloed door = milkin' mechanism => freq v contracties essentieel, niet isometrisch!
66
dosering pijncontrole & circulatie oefeningen
3 basisfactoren: - belastbaarheid - pijn - algemene conditie bepalen parameters: - uitvoeringsmodaliteit - comfortabele uitgangshouding - low load belangrijk: * altijd lage dosage want hoge actualiteit * geen progressie
67
instellen van parameters
1. uitvoeringsmodaliteit - pijncontrole: oef moet helpen pijn controleren - circulatie: circulatie verbeteren => 2 vss vragen die je moet stellen 2. comfortabele uitgangshouding - hoge actualiteit, lage belastbaarheid => startpositie checken 3. low load - lage I (<50%1RM), ook bij lichte weerstand niet zwaar genoeg om F te trainen - belastbaarheid belangrijk: wel belasten = specifieke oef toegelaten, niet = aspecifiek ZIE INFOGRAPHICS PP EN PRAKTIJK!
68
doel mobiliteit verbeteren: algemeen
* bewegingsbeperking door articulaire en niet-articulaire delen. => BFO & TO bepalen welke en welk middel nodig. * oef altijd impact op art & niet-art. structuren, nooit geïsoleerd * wel focus leggen: bv oef naar heupflexie met knieflexie vs knieextensie: hamstrings beperkende factor => hamstrings rekken met ext & anteversie 1. focus op niet-art: spierweefsel & fascia => verlengen, + glijding, - tonus 2. focus op art: gewricht => passieve mob., oefentherapie => freq bewegingsprikkels combo met passieve mobilisaties focus van alle oefeningen: - in richting van beperking - low load (<50%1RM) - geen musculaire vermoeidheid - dosering onafh van gewicht, geen progressie... - dosering afh van: graad, modaliteit, duur: bv. hoge graad + passief + lang - pijn steeds onder controle want zorgt voor + tonus = eindstand afremmen - lage dosering bij hoge actualiteit = pijnvrij - lagere actualiteit, enige pijn toesteen
69
graad v oefening
=mate v eindstand opgezocht: voor, aan of in beperking MAX VAS 3/10 lage dosering: - bij hoge actualiteit - voor beperking - geen beperkte mobiliteit ondervinden in beweging, want stoppen voor eindstand - mid range bew. ook invloed op eindstandige beweeglijkheid, deficiet w kleiner - evt hypothese hiervoor: (1)afname tonus spieren rond gewricht en (2) biomechanisch gezien zal beweging articulair beter verlopen en (3) pijndemping door rep. bew. => verder naar eindstand matige dosering: - eindstand opzoeken zonder aandringen, beperking net gewaarworden hoge dosering: - bij lage actualiteit - in beperkte eindstand: bv 20° is max, voorbij 20° proberen, extra aandringen op einde v beweging aandringen adhv: andere lidmaat duwt mee, katrol, Fz, W, agonisten helpen actief verder
70
modaliteit
keuze hangt af van belastbaarheid en conditie P. bv. initiële fase postop nog structuren beschermen: geen actieve contractie, eerder passieve mobiliserende oef tot voor de beperking => behoud ROM. passief: LM zelf geen actieve beweging - geen activatie musculatuur - pendelbeweging: 1x in gang zetten, erna Fz beweging in stand - katroloef - hulp v ander LM: vastnemen of iets vastnemen & bewegen tov arm. - OL: voet onder onderbeen haken v aangedane zijde en zo passief bew. - theraband, gewicht passief laten meewerken in richting v beperking = posturen => enkel statisch passief (anders dynamisch met W = actief) actief geassisteerd: in zekere mate actief, krijgt hulp: deel v gewicht gedragen - stokoefeningen: deels aangedane LM dragen - GKK beweegbaar opp: enkel wnr opp weinig wrijving heeft - hulp ander LM: classic - trekapparaat: classic, gewicht < LM => in rust LM niet in beweging getrokken - ≠ lage dosage, bv indien ver in beperking - = beweging meegeholpen, te overwinnen W < gewicht LM Actief met /zonder lichte W: - W laag => veel reps - agonisten zijn actief indien tegen W / Fz in in de richting v beperking - agonisten moeten aan beperking extra aandringen - weerstandscurve bij voorkeur dalend naar einde toe => makkelijker naar eindstand, vaak bij trekapparaat mogelijk. - weerstand werkt mee in richting beperking: antagonisten actief, bepalen druk v Fz en hoever er in beperking w gegaan, evt VAS onder 3/10 houden - indien volle druk Fz toegelaten: oefening passief indien statisch
71
Tijdsduur
dynamisch * kort in beperking, 1-3 sec * kan in, op of tegen beperking zijn statisch - langer in, tegen of op eindstand ROM - 10-30" - statisch heeft enkel zin indien er tot in of aan eindstand gewerkt wordt hoge actualiteit - lage dosering: niet in eindstand => altijd dynamisch, statisch heeft geen zin matige actualiteit - tot aan eindstand: keuze statisch vs dynamisch of combinatie (bv. 3x20d + laatste rep statisch) lage actualiteit - in beperkte eindstand: statisch vs dynamisch / combo
72
doserig mobiliteit te bevorderen samenvatting
1 Check 3 basisfactoren: - belastbaarheid - pijn - algemene conditie 2 bepaal einddoel op activiteit en participatieniveau 3 bepaal: - graad - uitvoeringsmodaliteit - duur laag gedoseerd: - zonder pijn - tot voor beperking - passief/actief geassisteerd - dynamisch matig gedoseerd: - pijn max 3/10 - tot aan beperking - P/AA/A (-+ W) - dynamisch/statisch/combo hoog gedoseerd: - pijn max 3/10 - tot in beperking - P/AA/A (-+ W) - dyhamisch/statisch/combo
73
doel motorische controle: algemeen
* Sensorimotorische controle: complexe samenspel tss neurosensorische input (proprioceptie) en motorische output. * Doel oef: bewegingspatroon aanleren, veranderen/optimaliseren, uitgaande v veronderstelling dat gewenste patroon positief effect heeft/preventief is. * gewenste bewegingspatronen: stabiliteit knie frontaal vlak bij sprong, dus geen valgus. Paslengte vergroten, scapulaire setting, schrijven met lichte flexie => geen hyperextensie. Stoornis in motorische controle functie: - instabiliteit: moeite bij snel wandelen, springen, veranderen v richting, bovenhands reiken, oppakken, gordel aandoen, gewricht niet in stabiele positie - DCD: development coördination disorder: veters, schrijven, aankleden - CVA: gebruik BL in ADL, evenwicht, gang - invloed in kinetische keten: andere schakels overbelast - lage efficiiëntie in beweging: myofasciale pijn - weinig precisie: lage performance => preactivatie gaan trainen, cocontractie...
74
dossage + fases
Doseren: - bepalen gewenste bew. patroon + doelstelling - error - benadering (cognitief vs dynamisch) initiële fase: - deeldoelstellingen oefenen = delen vh gewenste bewegingspatroon, oefening op elke deeldoelstelling doen latere fase: - zo snel mogelijk! - samengestelde bewegingen, zo functioneel mogelijk voor transfer naar ADL/sport - einddoel moet gekend zijn Doseren voor MC = bepalen v gewenste bewegingspatroon en doelstellingen
75
Error
error gemaakt tov beoogde doel => obv einddoel op activiteitenniveau * te groot = weinig succes = niet bevorderend * te klein = reeds gekende vaardigheid eror inbouwen door: - sneller - dubbeltaak - oef in vermoeide conditie - complexere oef - + load - onstabiele ondergrind - target verder - visuele FB wegnemen - externe verstoring bepalen van error: - gevaar v niet bereiken v doel (afh v belastbaarheid, alg. conditie...), dus indien groot gevaar => kleine error - individuele voorkeur: geduldig vs snel gedemotiveerd (nood aan succes)
76
Benadering: cognitief
* interne focus * FB = knowledge of performance * doel: behoud houding gewricht = statische stabiliteit * doel: uitvoeren v beweging gewricht = dynamische stabiliteit * focus op uitvoering van eigen lichaam * moeilijker indien proprioceptie verstoord is bij zwelling etc. subdoelen cognitieve benadering: - selectieve spierrecrutering: 1 of co -contractie die stabiliteit geven adhv selectieve spiercontractie oefeningen en cocontractie oefeningen - statische stabiliteit: behoud v positie, fouten inbouwen die positie tracthen te wijzigen - dynamische stabiliteit: behoud stabiliteit v gewricht in beweging oefeningen in bewuste *aanleerfase* (bv. geïsoleerde oef) en dan automatiseren in onbewuste *automatisatiefase* (bv. circuit)
77
Benadering: dynamische systeemsbenadering
- externe focus - FB = knowledge of result - doel = tov omgeving - impliciet gewenste bewegingspatroon = zonder uitleg - statische en dynamische stabiliteit zonder hierop te focussen (focus op oef zelf) - constraint led approach = kans op error verkleinen door constraint (= begrenzing/beperking) op te leggen in omgeving, taak of individu. Constraints: - vrijheidsgraden beperken - zelforganiserend vermogen lichaam gebruiken: vaak evenwichtsprobleem (aquabag, ...) => lichaam moet zelf beste strategie toepassen - cues om beweging uit te lokken: visuele, auditieve cue
78
MC samengevat
1 check 3 basisfactoren: -belastbaarheid weefsel * pijn * alg. conditie 2 bepaal einddoel op activiteit/participatieniveau 3 bepaal: - gewenste bewegingspatroon - toegestane error - keuze benadering aantal herhalingen minder van beland => kwaliteit wel gebruikte materiaal: - bosu - airex - trampoline - oefentol/wobble board - aquabag - fitlights - kegels
79
doel: kracht verhogen
- kracht is essentiële functie voor alles nodig * krachtsverlies = stoornis in functie * door: pijn, disuse, verouderen, neuropathologie, musc.patho, endo patho, cardiovasc. patho... Flowchart: * check de 3 basisfactoren: belastbaarheid weefsel, pijn, alg. conditie * liefst pijnvrij, structuren postop beschermen, rekening houden met CV impact krachttraining * bepaal doel op activiteit/participatieniveau: wat is voor x nodig op vlak van kracht * obv doel etc. bepalen: component kracht, type spiercontractie, eigenschappen spier, resultaat spierkrachttest. belangrijk - eerst analytisch puur kracht verhogen - later functionele krachttraining - principe van specificiteit: oef zo dicht mogelijk bij realiteit aan laten leunen
80
Contra-indicaties van krachttraining
relatief: - schade - inflammatie - pijn => belastbaarheid kennen absoluut: - postop - ruptuur - pijnvrij trainen - CV impact - respiratoir lijden
81
component van spierkracht
3 componenten v spierkracht: 1. ** kracht** : absolute kracht = max kracht tijdens contractie = resultaat complex samenspel - max F = focus op hoge lasten verplaatsen - hypertrofie = focus op aanmaak spierweefsel: matige/hoge I - basiskracht = focus op matig tot vrij hoge lasten 2. **power** = arbeid geleverd per tijdseenheid => snel leveren van veel arbeid = hoge power - explosieve F = focus op snel hoge W verplaatsen - snelkracht = zeer hoge snelheid lage W 3. **krachtuithouding** = mogelijkheid kracht te leveren over lange tijdsduur (issometrisch) of hh contracties over lange tijdsduur (dynamisch) - duurkracht-krachtuithouding: lang volhouden matig tot hoge I ZIE TABEL!!!
82
Type spiercontractie
Isometrisch: geen beweging, statische contractie - F = Wextern Dynamisch: wel beweging - concentrisch: F > Wextern - excentrisch: F < Wextern, hogere belasting dan concentrisch => afremmen, niet overwinnen. - plyometrisch: snelle afwisseling conc-exc => bv. sprongoefeningen - combineren of geïsoleerd - low load excentrisch kan ook, zou in principe externe weerstand kunnen overwinnen maar doet dit niet Keuze: - obv weefsel dat getraind moet worden en fase v herstel (pees hoogactueel: isometrisch, gradueel naar conc, ec-xc, plyometrisch). - obv beperkte activiteit: zeer functioneel: bv. dragen van tas => isometrische oefeningen, bv. trap opgaan => concentrische oefeningen bv. sprinten: plyometrische oef met focus op power
83
Single-joint vs multi-joint
- gelijkaardige effecten krachttoename - singlejoint bij: herstel musculaire disbalans =>agonist vs antagonist (agonist alleen trainen), spier trainen waarbij er probleem is met aansturing (bv. na zenuwletsel/pijninhibitie...) - multijoint: tijdsefficiënt, minder materiaal nodig, specificiteit hoger ifv stoornis in activiteit | jonko
84
Eigenschappen van de te trainen spier
Spierkrachtcurve: - beste resultaat wnr weerstandscurve spierkrachtcurve volgt - zo in elke hoek spier uitgedaagd om max F te leveren - max W waar F van spier maximaal is - training met TA: touw loodrecht op bewegend segment in positie van max spierkracht - training met halter: segment horizontaal in positie van max spierkracht
85
Spierkrachttest
resultaat: - bepaalt welke manier van oefenen 2-3: - actief geassisteerd nodig => Fz moet vermidneren voor gewenste #reps - max assistentie op punt v spier zwakst, met TA horizontaal, Fz uitschakelen, behulp suspensie... 4-5: - tegen licht-matige-hoge W - spierkrachtcurve volgen => W grootst op punt spier sterkst Test voor bepaling oefengewicht: - obv 1RM, mag het gewicht geen 2e keer kunnen heffen - in ideaal geval: kracht beperkende factor - pijn: niet toegestaan, kan beperkende factor zijn - belastbaarheid: indien te laag gevaarlijk => oefengewicht waarmee getraind wordt kiezen obv gewenste intensiteit bv. snelkracht = <50%1RM => aantal reps: meer dan 50. T kiest gewicht waarmee P 50 reps kan doen. Indien dit niet lukt => hertest met nieuw gewicht tot gewenst aantal bereikt is.
86
Functioneel/activiteitsgericht trainen
* nodenanalyse => gehinderde activiteiten * hulpvraag geïnventariseerd * activiteiten ontleden : biomechanische analyse om te kijken naar wat nodig is om activiteit te fixen * KO speceficieert + legt link stoornis-activiteit * Eerste fase: functiegericht, later meer return to activity * functioneel oefenen = bij vss doelstellingen toepassen, zoveel mogelijk aspecten moeten gelijken op de activiteit ( bv. gelijkaardige W, zelfde context (ondergrond, materiaal), zelfde snelheid vanbeweging...) - pijnvrij
87
Doel: mobiliteit verbeteren
- functionele mobiliserende oefeningen, minder analytisch - analytisch = 1 bewegingsrichting, functioneel mobiliserend = in specifieke bewegingspatroon v activiteit uit ADL/sport - einddoel in de gaten houden! - zie voorbeeld endo
88
Doel: motorische controle MC on the beat
- bewegingspatroon verbeteren - beweging preciezer en efficiënter - relevant indien activiteitsgericht op ADL = functionele MC training - neuromusculaire coördinatie: eerst finctiegericht, dan functioneel - bv. enkel: eerst NMC functietraining: wobble board: leren aanvoelen wnr uit evenwicht, snellere reactie spieren om bij te sturen en evenwicht te bewaren, cocontractie etc. => winst in NMC, maar niet genoeg voor bv. volleybalspeler! - volleybalspeler moet ook enkelstabiliteit trainen bij sprong en landing => FUNCTIONEEL/ACTIVITEITSGERICHT - cognitieve vs dynamische systeemstheorie TAAK DIENT ZO DICHT MOGELIIJK TEGEN ACTIVITEIT WAARIN MEN CONTROLE WILT WINNEN AAN TE LEUNEN
89
MC functioneel bij BL
Reiken op schouderhoogte: * goede MC schouderspieren nodig: stabilisatie schouder, pols... + goede coördinatie nodig voor juiste hoogte te bereiken * diverse pathologieën: gestoorde MC: neurologisch, schouderinstabiliteit... * eerst analytisch schouderstabilisatie oefeningen * daarna functionelere reikbewegingen * variatie in opdrachten: bv. oog-handcoördinatie, reactiesnelheid, soort voorwerp, naar welke posities manipuleren, rest v lichaam... * al dit obv specifieke noden P
90
Doel: kracht verhogen
- kan ook functioneler - eigenschap van spier trainen die nodig is bij activiteit - max F, power, krachtuithouding - bv. krachtiger werpen: niet doseren volgens krachtuithouding => je wordt trager en minder explosief - in dit geval functionele krachttraining gedoseerd op power met hoge of lage W, afh van voorwerp: kogelstoten vs badminton - tas bodschappen in koffer: maximale kracht => lage reps, kracht hoog
91
Vragenlijst om spierkrachttraining zo functioneel/specifiek mogelijk te maken
* welke spier is aangedaan * hoe werkt deze spier tijdens activiteit * welke ROM * methode om W te geven * welke lichaamshouding * welke snelheid * wat is de basiskracht en wat nodig * welke component v spierkracht is nodig * welke andere spiergroepen