Van onderzoek naar therapie Flashcards

(50 cards)

1
Q

Inleiding

A
  • gegevens uit anamnese en KO omzetten in behandeldoelstellingen
  • rekening houden met persoonlijke en omgevingsfactoren, factoren gerelat. aan letsel en aan pijn/compensatie
  • klinisch redeneringsmodel = startpunt
  • anamnese - observatie - KO - K. diagnose => hands-on/off, educatie… bepalen behandelstrategie
  • continue formuleren werkhypotheses ifv optimale behandelingsstrategie en bijstellen adhv nieuwe info
  • data-interpretatie & voorlopige conclusie, na elke volgende fase van KO bijgesteld en finaal geformuleerd in ICF
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

stappen klinisch redeneer process

A
  1. diagnose
    - beslissen of patient behandeld kan worden
    - rood licht = andere zorgverlener
    - oranje licht = in dicussie met andere zorgverleners over therapie
    - groen licht = behandelen
  2. soorten interventies
    - hands-on
    - hands-off
    - education
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

volledige klinische redeneer process

A
  1. voorschrift van arts = altijd nodig!
  2. anamnese
  3. kinesitherapeutisch onderzoek
    - in samenspraak met P gezondheidsprobleem analyseren + contextuele factoren
  4. kinesitherapeutische diagnose (ICF!)
  5. stellen van prioriteiten, doelstellingen, behandelplan
  6. klinisch redeneren doorheel geheel onderzoek
  7. overgaan naar behandeling
    - verschillende interventies
    - evalutatie & terugkoppeling nar anamnese, KO, conclusie
  8. eindresultaat
    - geen klachten
    - eindverslag naar arts
  9. cyclische evaluatie
    - doel is linieair = efficient
    - cyclisch karaketer = terugkoppelen naar vorige fases
    - voorgestelde therapie aanpassen
  10. eigenschappen klinisch redeneringsmodel
    - doelgericht = elke interventie is doelgericht naar een doel afh van nodenanalyse patient
    - efficient = gericht op prioritaire beperkingen (functie, activiteit, participatie)
    - procesmatig = obv nodenanalyse doelstellingen formuleren, en zo specifieke middelen selecterens
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

structuur in klinische redeneren

A
  1. PDCA-cyclus: om KR proces gestructureerd te laten verlopen
    - Plan = actuele status, anamnese, onderzoek & besluit hiervan
    - Do = behandeling
    - Check = (hoe?) checken van de resultaten van behandeling
    - Act = behandeling verbeteren
  2. gebruik
    - nagenoeg elke ontmoeting gebruiken
    - optimaal gebruik van therapie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

inhoud van het voorschrift (medische diagnose)

A

verplicht volgens wet

  1. voornaam & naam van patient
  2. voornaam, naam & Riziv-nummer van voorschrijver
  3. handtekening van voorschrijver
  4. datum van voorschrift
  5. maximum aantal zittingen voor therapie
  6. diagnose en/of diagnose elementen
    - soms erg duidelijk maar soms ook vaag vb: schouder pijn => zelf aanvullend onderzoek doen
    - informatie over algemene contra- & indicaties
    - helpt ons soms in onderzoek, behandeldoelstellingen, therapeutische middelen…
    - niet voldoende voor klinisch relevant behandelprogramma te starten, anamnese en KO noodzakelijk
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Anamnese

A
  • subjectief beeld functie-beperkingen
  • gedetailleerd deze beperkingen bevragen ifv behandeldoelstellingen
  • ook activiteit en participatieniveau (kan je niet onderzoeken, dus moet je bevragen)
  • ICF
  • omgevingsfactoren
  • persoonlijke factoren
  • bv. zelfstandigheid, zelfredzaamheidimpact klacht ADL, verwachtingen, geloof, facilatoren, beperkingen, familie…
    -Belangrijk om adherence en therapietrouw teverhogen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

vragenlijsten over activiteit & participatie

A

allemaal betrouwbaar & valide
Check in PDCA objectiveren
bij begin en evalueren tijdens behandeling => progressie?

  1. PSFS patient specific functional scale
    - functionele status patiënt bepalen
    - 5 belangerijkste activiteiten die niet of moeilijk uitvoerbaar zijn
    - elk appart een score op 10 geven (0= onmogelijk)
    - gehele score = gemiddelde van antwoorden
    - voordeel = activiteiten die voor patient belangerijk zijn
    - hernemen tjdens evaluatie behandeling, over zelfde of andere activiteiten
  2. GROC global rate of change
    - pas na eerste ontmoeting: hoeveel veranderd sinds vorig gesprek
    - -5 = verslechterd tot 5 = verbeters
    - minimal clinical important difference = 2 punten
  3. PASS patient acceptable symptom state
    - bij intake en bij opvolging
    - is huidige toestand of conditie voor jou aanvaardbaar? JA/NEE
    - subjectief
  4. gewricht/regio specifieke schalen vb: DASH disability of arm and schoulder
  5. pathologie specifieke schalen vb: FAI funcitonal ankle instability scale
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

vragenlijsten & functieschalen bij anamnese voor functie-niveau

A

= pijnschaal

  1. VAS = visual analogue scale
    - lijnstuk van 10cm
    - enkel 0 & 10 zijn aangeduid
    - 0 = geen pijn, 10 = maximale pijn
  2. NPRS = numeric pain rating scale
    - tussen cijfers zijn wel aangeduid
    - tegenwoordig meer gebruikt
    - beide schalen zijn betrouwbaar & valide
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

vragenlijsten over persoonlijke factoren & quality of life

A
  1. SF36 = 36-item short form health survey
    - fysiek, sociaal & mentaal
    - fysiek functioneren, rolbeperkingen door fysieke of emotionele problemen, mentale gezondheid, energie, pijn & algemene gezondheidsbeleving
  2. CSI = central sensitization index
    - symptomen van chornische nociplastische pijn
    - vb: angst, tandenknarsen, overgevoeligheid voor licht, …
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

BFO

A
  1. onderdelen
    - inspectie
    - actief BFO
    - passief BFO
    - weerstands BFO
    - palpatie
  2. formuleren kernprobleem
    - articulair
    - ligamentair
    - spierprobleem
    - neurogeen
  3. opstellen van TRASP = treatable aspects
    - altijd negatieve contex = wat kan patient niet?
    –> doelen = positieve context = wat bereiken?
    - elementen uit kerprobleem die met kinesitherapie behandelbaar zijn!!!!
    - op alle niveaus van ICF
    - patiënt gebonden! => prioriteiten
  4. prioriteiten
    - niet alle TRASP tegelijk
    - keuze afh van nodenanalyse van patient
    - zie 24451264 voorbeelden in cursus
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

van onderzoek naar behandeling

A
  1. TRASP
    - anamnese & klinisch onderzoek
    - bepaalde tekorten
    - altijd opstellen als negatief = niet kunnen
  2. behandeldoel
    - negatieve trasp naar iets positief omzetten = wat willen
    - formuleren door SMART
    - binnen acceptabele ranges van pathologie vb: eerste maand van schouderprothese = 120° anteflexie
    - prioriteiten = niet alle TRASP tegelijk
  3. interventie = keuze van middelen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

SMART-doelen

A
  1. algemeen
    - lange & korte termijn
    - evalutatie van vooruitgang (check in PDCA)
    - goed voor adherence
  2. onderdelen
    - Specifiek (bv. gedetailleerd in welke richting ROM, welke spieren…)
    - Meetbaar = verschillende meetinstrumenten of schalen (graden, N,…)
    - Acceptabel = in functie van richtlijnen letsel & patient, iedereen moet er mee akkoord gaa, binnen specifieke noden P
    - Realistisch = patient met voeten op grond houden over tijdsduur volledig herstel (hier zijn richtlijnen voor)
    - Tijdsgebonden = rekeninghouden met tijdslijn van letsel, actualiteit & te verwachten vooruitgang

Niet alleen formuleren ifv functie en structuur, ook in activiteit en participatie, want hiervan zij ook TRASPS

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

diverse simultane denkpistes

A
  1. risico-inschatting = red flags
  2. pijnmechanismen
  3. tijdslijn van letsel
  4. schade aan structuur
  5. actualiteit/irriteerbaarheid van een klacht
  6. weefselhersel
  7. persoonlijke & omgevingsfactoren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

risico-inschatting

A
  1. rode flag = bevinding die niet klopt over pathologie
    - bij duidelijk afgelijnde diagnose zijn (contra-) indicaties duidelijk door richtlijnen
    - eerste triage = komt patient in aanmerking voor kine
    - vooral belangerijk bij directe toegang vb: nederland (pluis/niet pluis)
    - in geval van vagere klachten
    - subjectieve & klinische signalen van vermoeden op hoger risico van onderliggende pathologie => doorverwijzen
  2. oranje vlag
    - klinsiche bevinden gerelateerd aan psychiatirsche symptomen
    - vb: persoonlijkheid stoornissen & depressie symtpomen
    - psychogene pijn
    - vaak combo met psychologische hulp succesratio interventie verhogen
  3. andere flaggen klinisch relevante vlaggen
    - persoonlijke & omgevingsfactoren
    - vragen die niks met letsel te maken lijken
    - psychosociale factoren = yellow & pink flags
    - blue & black flag
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

rode vlaggen

A
  1. fractuur
    - recent trauma
    - zwelling
    - zichtbare onderhuidse bloeding
    - onvermogen om te belasten (niet kunnen steunen)
  2. kanker
    - pijn niet gerelateerd aan houding of beweging
    - voorgeschiedenis van carcinoom
    - falen van voorgaande therapie
    - tekort aan energie & onverklaarbaar gewichtsverleis
  3. arteriele of veneuze occlusie
    - pijn niet gerelateerd aan houding of beweging
    - brandende pijn
    - zwelling
  4. infectie
    - pijn niet gerelateerd aan houding of beweging
    - koorts
    - roodheid
  5. centrale neurologische problemen
    - duizeligheid
    - krachtsverlies in volledige lichaam
    - sensibiliteit stoornissen
    - evenwichtsstroonissen
    - stoornissen in zicht
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

persoonlijke- / psychosociale- en omgevingsfactoren

A
  1. yellow flag
    - geen diagnose, wel barrière voor succesvolle therapie
    - mogelijke psychosociale/emotionele factor die leidt tot vertraagd herstel

cognitief vb: lage verwachtingen, attitude, aandacht, coping, gebrek aan self-efficacy & self-catastrophizing => gekoppeld aan lagere outcome, erger worden van klachten

affectief vb: depressie, boosheid, zorgen, angst & stress
- vermijdingsgedrag voor actieve revalidatie tijdens shared-decision-making
- overdreven vertrouwen in passieve therapeutische interventies

sociaal vb: taal, educatie, achtergrond, …
- problemen met educatie, communicatie van patient…
- educatie is 1 vd 3 pijlers (hands-on, hands-off) dus is grote barrière

  1. pink flag:
    - focus op opportuniteiten & positieve aspecten => we moeten meer focussen op facilitatoren: vraag: hoe P motiveren om behandelprogramma en adviezen te volgen
    - cognitief vb: positieve attitude
    - affectief vb: motivatie
    - sociaal vb: groepcontext
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

flags voor werkomstandigheden

A
  1. black flag
    - niet veranderbaar
    - vb: hoge fysieke eisen, stress, conflict over letsel, wettelijke beperkingen bij return to work
  2. blue flag
    - veranderbaar
    - perceptie van patient
    - vb: gevoel dat erg oorzaak/verergert, motivatie, algemene (on)tevredenheid over werk
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

algemeen pijn

A
  1. biomedische vs biopsychosociale = hedendaagse benadering
    - vele factoren beïnvloeden ernst vd pijn
    - brein betrokken, subjectief gegeven
    - soort, oorzaak van belang bij bepalen v pijndempende technieken
    - analyse functionele beperkingen ook v belang
  2. acute pijn:
    - kort alarmsignaal met beschermende functie, vraagt om reactie
    - door bron van weefselschade of dreiging van
    - max 6 maanden
  3. chronische pijn
    - cut-off 3-6maanden
    - definitie = pijn zonder duidelijke somatische oorzaak die langer dan 3 maanden of pijn die blijft bestaan na herstel van oorspronkelijke weefselschade
    - grote invloed op ADL functioneren en LK
    - niet altijd beschermfunctie
    - verandering in zenuwstelsel = sensitisatie
  4. Indeling pijn obv structuur
    - nociceptieve pijn
    - neuropatische pijn
    - nociplastische pijn
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

nociceptieve pijn

A
  1. doel
    - gerelateerd aan klacht
    - letsel weg = pijn weg
    - beperkend side-effect van letsel
  2. soorten
    - inflammatie
    - mechanisch
    - ischemisch
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

neuropathische pijn

A
  1. algemeen
    - zenuwpijn / neuralgie
    - beschadiging zenuwstelsel (1, bundel, merg, hersenen)
    - geen functie of waarschuwingsproces
    - bijna altijd chronisch = maanden tot blijven
  2. eigenschappen
    - pijnlijk gebied ≠ plaats v zenuwbeschadiging
    - distaal van schadepunt
    –> proximalere schade = groter huidgebied
    - wijdverspreide pijn vooral aan 1 kant
  3. symptomen
    - allodynie = dingen die geen pijn deden doen pijn
    - hyperalgesie = dingen die pijn deden doen meer pijn
    - paresthesie = abnormale gevoelens vb: tintelingen, branden & elektrisch
    - dysesthesie = veranderde waarnemening
    - spontane pijn = schietend
    - hypo-esthesie = minder gevoel vaak doof
  4. voorbeelden
    - radiculopathie
    - postherpetische neuralgie
    - diabetisneuropathie
    - post CVA
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

nociplastische pijn

A
  1. algemeen
    - geen lichamelijke oorzaak
    - niet terug te brengen naar oorsponkelijk letsel
    - centrale sensitisatie = abnormaal overgevoelige pijnvervoerende / verwerkende neuronen in CZS
    - pijnmodulerend systeem disfunctioneel
  2. risicofactoren
    - angst
    - stress, indien langdurig = pijndemping minder
    - teveel aandacht voor pijn
    - opkroppen emoties…
  3. andere overgevoeligheden
    - oververmoeidheid
    - concentratiestoornis
    - prikkebare darm & blaas
    - uit zich als nek, lage rug, buik, hoofdpijn.
  4. voorbeelden = whiplash, artrose & fibromyalgie)
  5. belangrijk:
    - hands-on afgeraden
    - nadruk op hands-off
    - graded-activity: angst v bewegen tegengaan
22
Q

tijdslijn van hersel

A

vooral bij acute traumatische letsels
–> overbelastingsletsel = eerder naar actualiteit kijken

  1. acuut = protectieve fase
    - doel = beschermen van verdere schade
    - subdoel = controle inflammatie, zwelling & immobilisatie minimaliseren
    - participatie = geen sport of normale ADL
    - hands-on = PRICE & vermidneren van belasting door brace, taping & krukken
    - hands-off = criculatoire oefeningen & niet gekwetse ledematen onderhouden
    - extra = evenwicht behouden bij ouderen
  2. subacuut
    - doel = toename van intensiteit binnen belastbaarheid
    - subdoel = krachttoename, ROM hersel, motorische controle & coördinatie
    - participatie = beter maar nog geen sport & hoog intensief werk
    - hands-on = passieve mobilisaties voor ROM
    - hands-off = functionele bewegignen met restricties
    - extra = aandacht voor algemene conditie
  3. return to activity
    - doel = terugkeren naar werk & sport
    - subdoel = maximale kracht, hoge bewegingskwaliteit, snelheid
    - participatie = graduele reutn
    - hands-on = /
    - hands-off = opdrijven van weerstand, herhalingen & functionaliteit
    - extra = luisteren naar noden van sport & werkhervatting
23
Q

klachten die normaal tijdsverloop niet volgen

A
  1. recurrente klachten oorzaak
    - overbelastingsklachten
    - niet optimale recuperatie = belastbaarheid blijft te laag
    - periode met hoger belasting = klachten
    - dalen achteraf ook weer
  2. recurrente klachten therapie
    - belastbaarheid boven niveau van ADL krijgen
    - kracht, mobiliteit & MC oefentherapie
  3. chronische klachten
    - symptomen van nociplastische pijn & centrale sensitizatie => gewijzigde hersenactiviteit voor pijn
    - klachten geen verband meer met oorspronkelijk letsel
    - doel = letsel behandelen maar pijn educatie & graded activity program
    –> geen analystische oefeningen maar eerder funcitonele & alledaagse oefeningen
    - vooral coaching & goede communicatie
24
Q

schade aan structuur

A
  1. algemeen
    - niet elke klacht is gebonden aan structurele stoornis
    - niet elke structurele stoornis is gebonden aan klacht
    - indien twijfel kan medische beelvorming noodzakelijk zijn voor bevestiging/ontkrachtiging van diagnose
    - MBV soms niet beschikbaar, terugvallen op KO
  2. klachten zonder structurele stoornis
    - nociplastische pijn
    - biomechanische stoornissen = coördinatie/kinematica niet correct
    - blijvende coördinatie problemen na herstel vb: chronische enkel instabiliteit
    - vb: patellofemorale knieklachten, atraumatische schouder instabiliteit & chronische pols instabiliteit
  3. niet symptomatische structurele veranderingen
    - structurele letsels (MBV!) verklaren niet altijd klacht
    - veel structurele afwijkingen zijn tgv normale verouderingsverschijnselen = KO essentieel, ookal zegt medische diagnose iets anders
    - degeneratieve veranderingen
25
hoge actualiteit van de klacht
= niveau van irriteerbaarheid 1. pijn - pijn in rust - nachtelijke pijn - pijn tijdens beweging hoger dan 7/10 2. beperking - actieve ROM meer beperkt dan passief - pijn voor einde van ROM - hoge mate van functie beperking 2. therapie - weefsel bescherming tegen belasting, tijdelijk minder belasten = brace, krukken & taping - pijndemping & circulatie bevorderen - aspecifieke oefeningen = algemene activatie met minimale belasting op gekwetst weefsel - aanpassing v activiteiten aan ADL - educatie over pijnmechanismen: pijnlijke bewegingen vermijden & niet-pijnlijke onderhouden
26
matige actualiteit van de klacht
1. pijn - geen pijn in rust - intermittende pijn snachts - pijn tijdens beweging 4-6/10 2. beperking - actief ROM ≈ passief - eindstandige pijn - matige functie beperking 2. therapie - voorzichtig belasten - enkel voor ADL - circulatie bevordering - normaliseren ROM via oefentherapie of passieve mobilisaties - herstellen van basisbewegingen in ADL met gecontroleerde stress op kwetsuren
27
lage actualiteit van de klacht
1. lage actualiteit - geen pijn in rust & snachts - pijn tijdens beweging 3/10 2. beperking - actief = passief - minimale pijn bij overdruk in eindstanden - lage mate van functie beperking 2. therapie - toename belastbaarheid = kracht, ROM, uithouding, trekkracht pees, belasting ligament... - focus op functionele oefentherapie vb: richting verandering - voldoende belasting nodig voor verbetering Belangrijk actualiteit/irriteerbaarheid: - niet verwarren met tijdslijn letsel - laag actueel acuut lletsel is mogelijk & andersom
28
algemeen fasen van weefselherstel
1. overgang tussen verschillende fasen - langzaam - niet zwartwit - snelheid is afh van structuren: meer doorbloed = sneller 2. gebruik - vooral toepasbaar voor acute-traumatische letsels - volgt acuut-subacuut- return to activity tijdslijn - chronische klachten = irritabiliteit gebruiken --> inflammatie niet goed te herkennen - mogelijk klachten door abnormale inflammatie fase = niet doorgaan naar volgende 3. algemeen therapie - symptomen bestrijden - belastbaarheid verhogen
29
algemeen inflammatie fase
1. verloop - uren tot dagen voor begin - tot 5/7dagen - noodzakelijke reactie - enkel nadelig indien langer dan nodig 2. process - verdediging van lichaam - hoog accut = vasoconstrictie bij bloeding - later = vasodilatatie = afvoeren van afvalstoffen & aanvoeren van bouwstoffen om nieuw collageen te vormen 2. symptomen - dolor = pijn - rubor = roodheid - calor = warmte - tumor = zwelling - functio laesa = functie verlies
30
therapie van inflammatie fase
= acuut in weefsel herstel 1. therapie - doel = inflammatie toelaten maar verminderen & verkorten - effect = sneller beginnen met revalidatie 2. algemene onderdelen - bescherming vb: taping, bracing & immobilisatie - pijndemping & circulatie bevorderen = passieve mobilisaties of laag gedoseerde oefeningen zonder belasting gekwetste structuren - zwelling controleren = PRICE - algemene conditie onderhouden = cardio & andere delen lichaam --> belangerijk ook bij ouderen = snellere achteruitgang van conditie
31
oefentherapie in inflammatiefase
1. balans overload/underload - underload = immobilisatie effecten & adhesies - overload = kans op nieuwe inflammatoire reactie 2. doelen en middelen: - vermijden daling mobiliteit: laag gedoseerde oef mobiliteit - vermijden atrofie: selectieve laag gedoseerde oef en MC - afvoer afvalstoffen, aanvoer bouw: circulatie oefeningen - bescherming letsel door aspecifieke oef - pijncontrole 3. verschillende irritabiliteit - hoog = geen oefeningen = enkel pijndempend kunnen werken - wachten tot overgang naar proliferatie fase - matig/laag = meteen beginnen
32
algemeen proliferatie fase
1. proliferatie - tot 25 dagen - verdwenen zwelling - nieuwe aanbouwstoffen 2. nieuwe collageen - hoge aanmaak maar van inferieure kwaliteit - gedesoriënteerd = vezels niet in optimale richting - weinig belasting verdragen = lage belastbaarheid - geleidelijk aan opbouwen
33
therapie van proliferatie fase
1. oefentherapie - progressieve stress op aangedane weefsel - andere middelen - gericht belasten = strikt gedoseerde - bv: spier activeren, pees op rek... - focus op: preventie complicaties, functie gericht & herstel functie 2. circulatoire oefeningen - blijven doen = bevordering van collageen productie - minder focus als in inflammatie fase = afname tot volledig weg - overgang naar specifieke oefeningen 2. andere middelen - geleidelijk afnemen van ondersteunende middelen vb: krukken & tape - herstellen bewegelijkheid = laag gedoseerde mobiliteit & stretch - begin training basiskracht
34
algemeen remodelling fase
1. maturatie = remoddelering - weken tot maanden - hogere belastbaarheid 2. process - hoger kwaliteit collageen - shift type III -> II & I - meer crosslinks
35
therapie van remodelling fase
1. doelen en middelen - herstel belastbaarheid pre-injury = preventie re-injury - door activiteitsgericht te trainen. - krachttraining - mobiliteit te bevorderen - motor control training 2. eigenschappen oefeningen - stijgen van intensiteit voor belastbaarheid te doen stijgen - alle oefeningen funcitoneel & activiteits gericht 3. eindpunt - bestaat niet - return to activity - sporters = overgang naar normale training - patiënt = belastbaarheid toenemen voor ADL
36
Interventie: 3 pijlers van de kinesitherapeutische behandeling
Bij groen licht in klinisch redeneringsproces: SMART doelstellingen formuleren 3 interventies om uit te kiezen om doel te bereiken 1. hands-on - patient passief behandelen - soft-tissue technieken - passieve mobilisaties - applicatie van fysische middelen = elektro, warmte, koude - tape technieken 2. hands-off - patient actief behandelen - oefentherapie of streching - onderbegeleiding van therapeut of thuis = belangrijk tegenwoordig 3. thuiprogramma - kine eerder coach = wekelijk thuisprogramma bijstellen - positief kosten-baten want aantal fysieke contacten daalt - verhoogt self-efficacy en patient kan zelf dagelijks meerdere keren oefenen --> nood aan hogere adherence van patient = hulpmiddelen om deze te verhogen - train home but not alone => apps 3. educatie - uitleg over aard, oorzaak & prognose van aandoening - coachen & adviezen van oefenprogramma - adviezen over inhibitoren, facilitatoren, persoonlijke en omgevingskenmerken. Adviezen zijn hier zeer afhankelijk van.
37
barrieres & facilitatoren van behandelprogramma
1. pijn & zwelling 2. self-efficacy & self-management 3. verwachtingen van patiënt naar de therapie 4. vertrouwen, motivatie & sociale ondersteuning Barrières op constructieve manier aanpakken Facilitatoren gebruiken om outcome te optimaliseren
38
pijn en zwelling als barriere voor oefentherapie
Neveneffect acuut letsel, hindert vroege revalidatiefase. Krachttraining hierdoor onmogelijk. 1. experimentele zwelling van knie (Palmieri-Smith 2007) - vocht spuiten - op grond springen vanuit bankje -> beweging & EMG - minder efficiente kinematica van knie: puur door zwelling, pijn kan dit extra inhiberen. - inhibitie van vastus medialis & lateralis = belangerijkste stabilisatoren van kniegewricht 2. experimentele pijn van schouder (Castelein 2016) - hypertone dosis saline in supraspinatus - inhibitie van infraspinatus => minder schouderstabilisatie bij pijnlijke schouder tijdens elevatie oefening dan gezonde schouder. 2. acute letsel - door pijn & zwelling - inhibitie van spiergroepen rond letsel - weinig nut krachttraining maar eerder algemeen activerend: circulatiebevorderende oefeningen, verhogen ROM... 3. chronisch letsel - pijn mogelijk aanwezig tijdens oefeningen - geen contra-indicatie - max 5/10 op NPRS - educatie van patient = pijn niet perse als vijand zien, eerder als partner
39
self-efficacy & self-management als barriere tijdens therapie
1. betekenis - self-efficacy = geloof in eigen kunnen ≈ zelfzekerheid - self-management = mate waarin iemand in staat is om zelf zijn conditie & de wijziging hiervan op te volgen 2. gevolg op therapie - eigenschappen die bij persoonlijkheid horen = yellow & pink flags opmerken - hogere self-efficiacy & management leidt tot betere outcome - proberen verbeteren als therapeut 3. studie frozen schoulder - verband pijn intensiteit, chronische ontwikkeling, pijn catastrofatie & self-efficiacy - lager self-efficiacy = hoger pijn catastrofatie & hoger risico chronische pijn - educatie kan groot deel van therapie zijn om self-efficacy te verhogen
40
verwachtingen van patient
1. studie - frozen shoulder - 75% blij met oefen therapie - 25% niet blij & chirurgie 2. follow-up - grootste predicator van negatieve outcome = lage verwachtingen - positieve & correcte verwachtingen opstellen door communicatie 3. pain catastrophizing ≈ kleinzerig = viktor! - pijn stimulus uit vergroten - negatieve gedachten rond pijn - pijn als continue gedachte - hulploos voelen
41
communicatie voor betere therapie trouw
1. positive outcome expectations - patient positieve verwachting van oefentherapie meegeven --> in welke mate verwacht u dat oefentherapie u klachten kunnen verbeteren? - resultaat klinisch redeneren bespreken & link gestoorde functie x activiteiten/participatie uitleggen - aantonen dat interventie een rechtstreekse impact zal hebben 2. dosering - te licht = niet nuttig aanvoelen - te zwaar = geen succesgevoel ervaren 3. meegeven van oefeningen - papier = schets maken - gefilmd of specifieke software - zo precies mogelijk modaliteiten meegeven
42
vertrouwen, motivatie & sociale ondersteuning
= pink flag 1. adherence to the rehabilitation program - loyaliteit - oefeningen zijn enkel nuttig als ze uitgevoerd worden - positief = motivatie, vastleggen van SMART (tussen)doelen - negatief = onrealistische beeld van herstel, bewegingsangst & gebrek aan zelfzekerheid 2. factoren - leeftijd = jonger beter - gezondheidsniveau = gezonder beter - culturele verschillen - motivatie 3. aanmoediging - in groep werken - speelse elementen = fun --> andere mensen doen liever alleen & dezelfde oefeningen = ook laten doen! - gezonde compititie - aanleggen van concrete doelen - educatie over pijn
43
oefenschema aanpassen voor betere therapie trouw
1. efficient - minimaal oefeningen voor maximaal effect - ook niet minder dan nodig 2. personaliseren - specifieke noden van patiënt - aanpassen naar activiteit & participatie van patient 3. zelf-management - tonen hoe patient oefenprogramma kan aanpassen afh van symptomen - goede coping strategie - inzicht krijgen in hoe oefentherapie klachten kan beïnvloeden 4. integreer - koppelen aan activiteiten tijdens dagelijks leven - vb: oefening unipodale stand -> tijdens tandenpoetsen 5. motiveer - specifiek per patient zoeken wat hem motiveert - oefenprogramma enkel nuttig als het uitgeoefend word
44
TRASP
= niet pathologie gebonden maar vooral patient gebonden formuleren in ICF-niveaus 1. functie & anatomische eigenschappen - pijn tijdens rust - pijn tijdens specifieke bewegingen - weefselirritatie/inflammatie - hypomobiliteit: articulair of musculair - instabiliteit - verminderde spiercontrole - krachtverlies -> spieronevenwicht 2. activiteit & patricipatie - verminderde aerobe uithouding - verminderd evenwicht 3. persoonlijke kenmerken - bewegingsangst - sedentaire levensstijl
45
therapie pijn in rust
TRASP = pijn in rust DOEL = pijndemping 1. algemeen - zowel hands-on als hands-off - oorzaak & oorsprong van pijn beïnvloed keuze van therapie 2. mogelijkheden - PRICE bij acuut & traumatisch - fysische middelen vb: elektrotherapie - massages & soft-tissue technieken = niet bij acuut & traumatisch - laag-gedoseerde actieve oefentherapie - pijndempende passieve mobilisatie technieken = hoge irriteerbaarheid van articulaire/capulsaire oorsprong - harmonics = alles met hoge actualiteit
46
therapie pijn bij beweging
TRASP = pijn bij beweging DOEL = tijdens specifieke beweging doen afnemen - pijndemping & gekoppelde hands-on technieken niet nuttig - progressief werken naar pijn vrije ROM door oefentherapie
47
therapie inflammatie & instabiliteit
1. TRASP = inflammatie - DOEL = inflammatie controleren - PRICE = protection, rest, ice, compression & elevation 2. TRASP = instabiliteit - DOEL = stabiliteit verhogen - oefentherapie 3. TRASP = verminder evenwicht - DOEL = verbeteren - oefentherapie
48
therapie van hypomobiliteit
1. TRASP = articulaire hypomobiliteit - DOEL = verhogen van gewrichtsmobiliteit - algemeen hands-on & hands-of mogelijk mogelijkheden - passieve mobilisatie-technieken - oefentherapie voor bevordering mobiliteit - aanleggen van posturen 2. TRASP = musculaire hypomobiliteit - DOEL = spierlengte verbeteren - manuele rekkingen & sels-stretching 3. TRASP = peri-articulaire hypomobiliteit - DOEL = verhogen van functionele mobiliteit - mobilisaties & oefentherapie voor ROM
49
therapie van spieren
1. TRASP = spiercontrole - DOEL = verbetering van spiercontrole - oefentherapie 2. TRASP = krachtverlies of spieronevenwicht - DOEL = specifieke kracht verhogen - oefentherapie 2. TRASP = verminderde uithouding - DOEL = verbeteren van uithouding - oefentherapie 4. TRASP = abnormale spiertonus = hypertonie - DOEL = spiertonus verlagen - manuele technieken & oefnetherapie
50
therapie van psychosociale factoren
1. TRASP = fear avoidance, lage verwachtingen & vermijdingsgedrag - DOEL = overwinnen - educatie 2. TRASP = slechte algemene levensstijl - DOEL = verbeteren - oefentherapie & educatie