Onderzoeksvaardigheden Flashcards

1
Q

Wat doe je bij de Grounded Theory

A
  • cyclus doorlopen van dataverzameling,analyse,reflectie totdat je theoretische saturatie bereikt > ontwikkelen theorie > toetsen adhv wetenschappelijke literatuur (8 stappen) > eventueel opnieuw data zoeken om valide theorie te ontwikkelen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoe codeer je met de Grounded Theorie methode?

A

open > axiaal > selectief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Open coderen doe je met wat voor soort vragen

A

6W’s wat, wie, wanneer, waarom, waartoe, waardoor +hoeveel of hoe > vervolgens weer naar concepten bijv. lichte of hevige pijn en concept: pijnwaarneming

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is axiaal coderen

A

categorieën opstellen (hoe open codes en concepten met elkaar verbonden zijn). Bijv. pijnwaarneming - tijd - gebeurtenis - omgeving - pijnstillers - consequenties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is selectief coderen

A

axiale theorieën verbinden tot kerncategorieën bijv. axiaal: pijnwaarneming en behandeling van pijn > kerncategrorie/selectief coderen tot : pijnmanagement

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Waarin verschilt thematische analyse benadering van de grounded theory

A

Aantal stappen (8 vs 6) waarbij bij de thematische benadering niet perse een nieuwe theorie gevormd hoeft te worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Noem de stappeen bij GT en Analyse benadering

A

1.verkennen 2. coderen 3. thematiseren 4.verfijnen 5. vaststellen 6. presenteren (structuur van resultaten in een diagram samenvatten)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

kwalitatieve intervieuws inductie of deductie

A

inductie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat zijn semigestructureerde interviews

A

kwalitatieve interviews obv inductie waarop theorie wordt vastgesteld mbv GT

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q
  • Ik zou wel graag oordopjes gebruiken, maar het ziet er zo raar uit (intentie, uiterlijk)
  • Ik draag altijd oordopjes als ik naar een concert ga, dat beschermd mijn oren (bescherming oren)
    > Dit is een voorbeeld van
A

open coderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q
  • ik zou wel graag oordopjes gebruiken, maar het ziet er zo raar uit (inentie, uiterlijk > uiterlijk)
  • ik draag altijd oordopjes als ik naar een conceprt ga, dat beschermd mijn oren (bescherming oren > gehoorbescherming
    > Dit is een voorbeeld van
A

Axiaal coderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wanneer ga je gestructureerd coderen?

A

bij Kwantitatief onderzoek = deductie, Toetsen van gevonden theorie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat sla je over bij gestructureerd coderen

A

open en axiaal coderen (want is al eerder voorafgaand aan interview uit theorie gehaald en dit heb je gemeten met gesloten vragen en codes worden in cijfers gegeven voor SPSS.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Om de context te laten zien van een interview wordt gebruik gemaakt van dataregistratie apparatuur , waarvoor is dit belangrijk bij kwalitatief onderzoek?

A

betrouwbaarheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Waarmee wordt de betrouwbaarheid in kwantitatief onderzoek aangegeven

A

95% betrouwbaarheidsinterval

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat bevorderd de validiteit in kwantitatief onderzoek

A

Of de juiste vragen zijn gesteld.Zijn de gevonden antwoorden ook inhoudelijk juist

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat doe je bij een gestructureerd intervieuw

A

het toetsen van een theorie met je gevonden data = deductief = kwantitatief intervieuw

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat doe je met een ongestructureerd interview

A

Alleen trefwoorden of onderwerpen staan vast; net als alledaags gesprek. Je maakt geen interview vragen van te voren. Een onderdeel is een narratief interview

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Als je nav een focusgroep vervolgens expert interviews gaat doen waar is dit een vorm van

A

triangulatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat doe je met audit trailing?

A

audit trial / logboek: alle aantekeningen van analyses, bevindingen, tijdspad etc

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat is de tegenhanger van geloofwaardigheid in kwalitatief onderzoek

A

interne validiteit in kwantitatief onderzoek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat is peer debrieving

A

onafhankelijk kritisch deskundig collega die alle aspecten en aannames van het onderzoek bekijkt en deze te identificeren en helt bij de geloofwaardigheid in kwalitatief onderzoek

23
Q

Op welke 3 pijlers berust een SR (systematic review)

A
  1. expliciete zoekstrategie, 2. beoordeling kwaliteit van de opgenomen onderzoeken (helpt mee aan validiteit) 3. transparante presentatie resultaten
24
Q

Waarmee onderscheidt een SR zich

A

onderzoeksmethoden zijn zo opgezet dat het risico op BIAS is beperkt door formele en systemische aanpak. De methoden zijn herhaalbaar (repliceerbaar). Het is een secundair onderzoek (want maakt gebruik van bestaand onderzoek)

25
Q

Wat is het verschil tussen SR en Meta-analyse

A

SR geven kwantitatieve analyse van het bewijsmateriaal mbv meta-analyse en een MA is een statische analyse en geen review en is bedoeld om relatie tussen onafhankelijke en afhankelijke variabele te kwantificeren met betrouwbaarheidsbepaling + homogeniteit en heterogeniteit wordt bekeken > gezet in een forest plot

26
Q

Waarmee bepaal je de steekproefgrootte

A

power analyse berekening

27
Q

Waar bestaat aan power analyse uit

A
  1. Statische Power (Beta (vaak 0.80)
  2. Steekproefomvang
  3. Significantieniveau (Alpha (vaak 0.05)
  4. verwachtte effectgrootte
28
Q

Een onderschatting van de steekproefgrootte zal leiden tot

A

fout negatieve conclusie

29
Q

Wat wordt bij een type 1 fout gedaan

A

Onterecht de 0 hypothese verworpen (fout positief)

30
Q

Wat wordt bij een type 2 fout gedaan

A

Ten onrechte de 0 hypothese geaccepteerd (fout negatief)

31
Q

Wat wordt bij significantieniveau (alpha) geaccepteerd

A

de kans dat je accepteert om een type 1 fout te maken (fout positieve uitkomst): je accepteert de kans van 5% dat je conclusies trekt over het verschil tussen beide groepen dat dit fout positief is. Als je een lagere alpha wilt hebben dan zal je sample size groter moeten zijn. (bijv. bij nieuwe medicatie : want je wilt geen ander effect)

32
Q

Wat bepaald de keuze van powerniveau

A

(doorgaans 0.80) - de zekerheid waarmee een type 2 fout vermeden wordt (fout negatieve uitkomst, dus ten onrechte H0 accepteren) > je accepteert dus 0.20 kans om het werkelijke effect te missen in een studie. Dus je kunt zeggen: met 80% zekerheid kan ik de 0 hypothese verwerpen. Het verhogen van de beta zal leiden tot een grotere sample size

33
Q

Stel je benaderd 5 HA-praktijken uit je regio. Elke ha vraag je om 1e 10 pat waarbij artrose in de knieën is gediagnosticeerd te benaderen voor onderzoek: a. Hoe is deze steekproef het best te typeren

A

Tweetrapssteekproef

34
Q

Je doet eerst een steekproef onder scholen en dan onder de leerlingen van die scholen, waar is dit een voorbeeld van

A

getrapte hiërarchische steekproef

35
Q

Je vraagt elke arts die je tegenkomt op de poli een vragenlijst in te vullen: vorm van

A

conveinance sampling (risico op bias)

36
Q

Je deelt de populatie in op strata (geslacht, leeftijd, etc) waar is dit een voorbeeld van qua sampling

A

quota sampling

37
Q

Er wordt een steekproef gemaakt uit geselecteerde afdelingen en vervolgens weer steekproef willekeurig uit die afdeling is een

A

gestratificeerde steekproef

38
Q

Wanneer je mensen uit de populatie met een regelmatige interval selecteert (bijv. elke 20e uit de lijst)spreek je van een

A

systemische aselecte steekproef

39
Q

Evenveel mensen in beide groepen zegt iets over de

A

normaal verdeling (links en rechts evenveel van gemiddelde M)

40
Q

Wat heeft een hogere validiteit: gestructureerd interview of semigestructureerd interview

A

gestructureerd interview (=kwantitatief onderzoek), semigestructureerd is namelijk kwalitatief en algemenere vragen

41
Q

De toepasbaarheid en resultaat in klinimetrie is ook wel

A

generaliseerbaarheid

42
Q

In klinimetrie: test en hertest zegt wat over de

A

betrouwbaarheid van onderzoek

43
Q

Om inzicht te krijgen in de ervaringen over postpartumzorg kan men het beste….onderzoek doen

A

kwalitatief

44
Q

Als je onderzoek wilt doen naar de pijnbeleving bij patiënten met een beenbreuk en hier een theorie over wilt ontwikkelen kun je het beste gebruik maken van een….steekproeftrekking

A

theoretische steekproeftrekking (in cyclus van grounded theory) om zo doelgericht en select mensen te includeren!

45
Q

Wat doet een probleemstelling

A

Geeft sturing aan onderzoek

46
Q

Wat is quota sampling?

A

populatie indelen op strata (etniciteit,leeftijd, geslacht)

47
Q

Als je in een steekproef alle mensen includeert die voldoen aan critirea in een bepaalde periode, hoe heet dit dan?

A

consecutative sampling (opeenvolgend)

48
Q

Stel een onderzoeker gebruikt zijn kennis over de populatie voor zijn studie en presenteert dit door een selecte groep waarover hij kennis heeft te hebben onderzocht, hoe heet dit?

A

purposive sampling (doelgericht) = geen objectieve methode

49
Q

Waardoor kan publication bias ontstaan?

A

Als bijv. negatieve onderzoeksbevindingen niet gepubliceerd worden en je vooral goede studies hebt in meta-analyses

50
Q

Bij een metaanalyse kijk je naar heterogeniteit en er is een truc om studies met elkaar te vergelijken ofwel 2zijdig te toetsen zodat het niet op toeval berust; hoe heet dit

A

random effect model

51
Q

Wat is eenzijdig toetsen bij een Meta analyse

A

pooled effect = poolen van onderzoeken die hetzelfde schatten en verschillen berusten op toeval

52
Q

Waarmee geef je verschillende studies die in een meta analyse gebruikt worden weer

A

Forest Plot

53
Q

Waar kijk je naar in een Forest Plot

A

homogeniciteit en heterogeniciteit