Sensitiviteit en Specificiteit Flashcards

1
Q

Wat geeft sensitiviteit aan

A

Hoeveel % zieken ook daadwerkelijk is aangedaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat geeft specificiteit aan

A

Hoeveel % niet zieken ook daadwerkelijk niet ziek is en dus negatief voor indextest

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

. Wat geeft sensitiviteit aan

A

Hoeveel % zieken ook daadwerkelijk is aangedaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke diagnostische studie zou het beste zijn?
- Sensitiviteit 65 en betrouwbaarheids interval van 60-70%
- Sensitiviteits 70% betrouwbaarheidsinterval van 50-90%.

A

A. met 95% zekerheid kun je zeggen dat sensitiviteit tussen 60 en 70% ligt, meer patiënten in deze groep. De andere is hoger, maar minder betrouwbaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is PVW

A

proportie zieken onder personen met een positieve testuitslag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is NVW

A

proportie niet zieken onder mensen met een negatieve testuitslag op de indextest.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Juist/onjuist. De voorspellende waarde van een test is afhankelijk van de locatie waar deze wordt afgenomen

A

juist. Bijv. HA of bij orthopeed voor knie-test

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is LR

A

Aannemelijksheidsverhouding: hoeveel vaker is het resultaat gezien bij zieken dan bij niet zieken. 1=gelijk, <1 is vaker bij niet zieken en >1 is vaker bij zieken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

LR ratio van een positieve test

A

verhouding proportie met pos uitslag op indextest binnen groep met ziekte tov groep met positieve uitslag zonder ziekte : Liefst >1

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

LR ratio van een negatieve test

A

proportie met neg uitslag op indextest onder groep met ziekte tov groep met neg uitslag zonder de ziekte: liefst <1: hoe dichter bij de 0 hoe beter de test de ziekte uitsluit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Je legt het het afkappunt van een OGTT (aantal mmol/l) hoger bij een test: wat gebeurd er met sens en spec

A

Sensitiviteit wordt lager en spec wordt hoger. Een lager afkappunt zorgt voor hogere sens en lagere spec: sens en spec zijn dus negatief gecorreleerd!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

ROC curve: relatie tussen sens en spec. (liefste zo min mogelijk fout pos en fout neg)

A

hoe beter onderscheidend vermogen test (indextest) hoe groter de area under the curve.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Stel je benaderd 5 HA-praktijken uit je regio. Elke ha vraag je om 1e 10 pat waarbij artrose in de knieën is gediagnosticeerd te benaderen voor onderzoek: a. Hoe is deze steekproef het best te typeren en B. Wat zijn de voordelen en nadelen hiervan?

A

A. Tweetrapssteekproef
B. Voordeel: snel onderzoekspopulatie bij elkaar, echter niet helemaal aselect (wellicht verschil tussen 2 ha of de wijk) en door enkel de 1e 10 te benaderen maak je een selectie met artrose binnen de praktijk en dit kan seizoensgebonden zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waarmee wordt gouden standaard vergeleken

A

indextest of referentietest

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Geef Kappa waarden aan

A

1=perfecte overeenstemming en 0 is waardeloze betrouwbaarheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Voorwaarden voor een screeningsonderzoek

A

toepasbaarheid, Effectiviteit, Betekenis resultaten,consequenties fout negatieven en positieven.

17
Q

Je hebt geen klachten, maar uit een screeningstest komt een aandoening is een vorm van welke soort BIAS

A

lead time bias

18
Q

Bias bij langzaam groeiende tumoren

A

length time bias

19
Q

Wanneer overdiagnose bias?

A

ook onschuldige tumoren ontdekt , geen effect screening daarvan

20
Q

Wat is kenmerken bij een discrete variabele?

A

Kunnen slechts bepaalde waarden aannemen, alleen hele getallen, tussen categorieën geen andere (betekenisvolle) waarden. (bijv.aantal auto’s dat langs je huis is gereden vandaag)