Opgaand MW Flashcards

(142 cards)

1
Q

Uitvoeringsklasse N (normaal):

A

Doorlopend toezicht van een gekwalificeerd en ervaren personeel van het bedrijf. (productie en ontwerp). klasse bij ontstentenis, gekozen bij afwezigheid specificaties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Uitvoeringsklasse S (speciaal):

A

zelfde als normaal + regelmatige en frequente controle door gekwalificeerd personeel dat niet behoort tot het bedrijf dat de werken uitvoert.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Metselwerksector is zeer dynamisch > diverse en continue ontwikkelingen (6)

A
  • Technische karakteristieken
    – Thermische prestaties
    – Bouwknoopoplossingen
    – Verkleinen ecologische voetafdruk
    – Optimaliseren uitvoeringsfase
    – Circulariteit bevorderen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Metselwerk met geoptimaliseerde thermische eigenschappen door de steeds strengere EPB prestaties

A
  • Grotere breedtes (passief blokken)
    – Andere morfologie van de holtes ( zie BM I > PLS lambda )
    – Lichtere stenen ( druksterkte ! > zie BM I )
    – Opvulling van de holtes ( Zie BM 1 > Lambdablok Ploegsteert )
    – Meerlaagse stenen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

EVOLUTIES EN INNOVATIES (5)

A
  • Werkomstandigheden, rendement en plaatsingstechnieken
  • Traditionele plaatsing dagende muren met troffel wordt zeldzamer
  • In situ verlijmingstechnieken maken opmars
  • Hulpmiddelen voor grotere zwaardere metselelementen
  • Robotisering en prefabricatie (vanaf ± 1000 m²)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

aard van de materialen -> referentiedocument

A

zorg voor een ATG of herkende documentatie (betrouwbaar)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Benor gekeurd? (5)

A

Baksteen, Kalkzandsteen, Beton, Geautoclaveerdcellenbeton, kunststeen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Atg gekeurd (2)

A

natuursteen, gipsblokken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

classificatie van metselstenen

A
  • betrouwbaarheidsniveau van de gedeclareerde druksterkte (uitzondering gipsblokken)
  • cat I = hoogste betrouwbaarheid
  • Cat II
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

metselstenen bakstenen en kalkzandsteen worden ingedeeld in 2 types: P

A

protected): beschermd tegen binnen dringen van water, niet in contact staat met de bodem of grondwater

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

metselstenen bakstenen en kalkzandsteen worden ingedeeld in 2 types: U

A

onbeschermd: blootgesteld kan worden aan regen en vorst-dooicycli en dat in contact kan komen met de bodem en grondwater.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Bestaand uit kalkzandsteen, beton en geautoclaveerd cellenbeton in 2 types

A
  • S (Standaardkarakter)
  • N (niet-standaardkarakter) beide ingedeeld volgen gemiddelde druksterkte fb
    kalkzandsteen en granulaatbeton: fb-waarde van 15 N/mm²
    geautoclaveerd cellenbeton: f3 (fb ≥ 3 N/mm²)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

afmetingen en toelaatbare afwijkingen

A

tolerantieklasse T(T1, T1+, T2, T2+, Tm)
- maatspreidingsklasse R( R1, R1+, R2, R2+, Rm)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

fysische eigenschappen van de metselstenen

A
  • volumieke massa
  • waterabsorptie
  • capillaire waterabsorptie
  • hygrothermische uitzetting
  • waterdampdifusieweerstand
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

mechanische eigenschappen van de metselstenen

A
  • druksterkte
  • buigsterkte
  • oppervlaktecohesie
  • hechtsterkte
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

referentiedocumenten stelproducten: industriële mortel

A

prestatiemortel en receptmortel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

referentiedocumenten stelproducten: op bouwplaats gedoseerde mortel

A

cement, kalk, zand, toeslagstoffen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

referentiedocumenten stelproducten: lijm op basis gips

A

voor gipsblokken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

mortel voor algemene toepassing: G

A

metselmortel zonder bijzondere eigenschap, gespecifieerd volgens samenstelling, prestatiemortel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Mortel voor dunnevoegen mortellijm: T

A

prestatiemortel max granulaatafmeting kleiner dan of gelijk 2mm. verbeterde hechtingskarakteristiek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

lichtgewichtmortel: L

A

prestatiemortel drogevolumieke massa verharde toestand kleiner of gelijk 1300kg/m³

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat is een muuranker?

A

Een voorziening die belastingen overdraagt van de ene metselwerkwand naar de andere of naar een andere structuur, om relatieve beweging te beperken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Waarvoor dienen spouwankers?

A

Ze dragen horizontale krachten over (zoals windbelasting, verkeerstrillingen, temperatuurverschillen) van het buitenspouwblad naar het binnenspouwblad.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat zijn mogelijke problemen bij spouwankers en dikke isolatie?

A

De verankering via pluggen kan moeilijker worden; juiste lengte en type zijn cruciaal.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Welke gegevens moeten gedeclareerd worden voor muurankers?
Totale lengte, minimale mortelvoegdikte, en minimale verankeringslengte (min. 30 mm aan elk uiteinde).
26
Met welke eigenschap moet de verankeringslengte compatibel zijn?
Met de wanddikte.
27
Wat zijn belangrijke eigenschappen van spouwankers? (6)
- Treksterkte - Drukweerstand - Verankeringslengte - Te overbruggen spouwbreedte - Verplaatsing onder belasting - Geschiktheid voor type gevelmetselwerk (bv. Eco-brick, dunne voegen)
28
Welk materiaal wordt aanbevolen voor spouwankers en waarom?
Roestvrij staal, vanwege de duurzaamheid en weerstand tegen corrosie bij blootstelling.
29
Wat moeten spouwhaken aankunnen?
- Horizontale kracht van buiten- naar binnenspouwblad - Stabiliteit van het buitenspouwblad - Onafhankelijke beweging tussen beide bladen toelaten
30
Wat zijn de relevante eigenschappen van dwarskrachtankers?
Trekbelasting, drukbelasting en dwarskrachtbelasting.
31
Wat zijn de relevante eigenschappen van glijankers?
Dwarskrachtbelasting en verplaatsing onder proefbelasting.
32
Bandstaal
Wordt gebruikt om muren uit metselwerk te bevestigen aan andere componenten (zoals vloeren en daken) en is voorzien om weerstand te bieden tegen trekkrachten.
33
Balkschoenen: raveel of gordingschoen
Een voorziening die gebruikt wordt om een balk of dakspant te ondersteunen en de dwarskrachten over te dragen op de muur
34
Wat is een console in de bouw?
Een voorziening die aan een structureel element wordt bevestigd om metselwerk te ondersteunen, vooral bij muuropeningen.
35
Welke afmetingen moeten gedeclareerd worden voor consoles?
Lengte L (afstand tussen bevestigingsoppervlak en uiteinde van de flens) Dikte van het materiaal
36
Wat is een latei?
Een horizontaal structureel steunelement boven een muuropening dat de bovenbouw ondersteunt.
37
Waarom zijn lateien belangrijk?
Ze dragen de lasten boven openingen in muren (deuren, ramen, poorten).
38
Geef een voorbeeld van een lateimerk.
Stalton.
39
Welke materialen kunnen gebruikt worden voor lateien?
- Beton - Beton in combinatie met metselwerk - Cellenbeton met beschermde wapening - Staal (roestvast of verzinkt) - Gietijzer - Hout
40
Wat is het verschil tussen een enkelvoudige en een samengestelde latei?
Enkelvoudige latei functioneert zelfstandig. Samengestelde latei bestaat uit meerdere delen die samenwerken.
41
Welke gegevens moeten vermeld worden bij een latei?
Lengte, breedte, hoogte Configuratieschema bij niet-rechthoekige doorsnede Massa en massa per oppervlakte-eenheid Opleglengte (minstens 100 mm)
42
Wat is het doel van lintvoegwapening?
Het opvangen van kleine spanningen in muren (scheurpreventie).
43
Geef een bekend merk van lintvoegwapening.
Murfor
44
In welke vormen komt lintvoegwapening voor?
Gelaste draadnetten Geweven draadnetten Strekmetalen netten uit bandstaal
45
Welke netten zijn geschikt voor structurele toepassingen?
Enkel netten uit gelaste draden.
46
Wat is de minimale diameter van de langsdraden bij structurele toepassingen?
3 mm.
47
Wat is de minimale diameter van langsdraden voor niet-structurele toepassingen?
1,25 mm (gelaste of geweven draadnetten).
48
Waarvoor dient een tussenvoegend isolerend deel?
Om bouwknopen thermisch correct te behandelen bij de aansluiting van muur- met vloer- of dakisolatie (zoals muurvoet of dakopstand), in overeenstemming met EPB-eisen.
49
Waarom zijn deze isolerende delen belangrijk?
Ze zijn noodzakelijk voor EPB-aanvaarde bouwknopen, vooral bij dragend metselwerk.
50
Wat moet de maximale λ-waarde (lambda) zijn van een tussenvoegend isolerend deel?
≤ 0,2 W/mK in verticale én horizontale richting.
51
voordelen prefab
- verhogen van bouwsnelheid = verhogen rendement – geproduceerd in gecontroleerde binnenomgeving (=industriële controle) – niet beïnvloed door de weersomstandigheden
52
Brandweerstand van MW
REI
53
reactie bij brand mw aantonen
A1, A2, B, C, D, E of F)
54
blootstelling aan vliegvuur
(BROOF(t1)
55
Beperken Brandoverslag via Gevels
o De brandreactie van de gevelbekleding:  Minimale klasse D-s3 voor <10m  B-s3 voor 10m15m o Brandweerstand van het gevelelement en de aansluiting ervan met de vloer
56
Waarop is de keuze van metselstenen gebaseerd?
Op het gebruik, de technische en esthetische eigenschappen, en de invloed op het metselwerk.
57
Wat is het risico bij gevelstenen smaller dan 9 cm?
Stabiliteitsproblemen → extra aandacht vereist.
58
Wat zegt de cursus over stenen < 6,5 cm breed?
Wordt ten stelligste afgeraden omwille van structurele risico’s.
59
Welke stenen zijn geschikt bij koude weersomstandigheden?
Stenen met geringe capillaire porositeit (minder vochtopname).
60
Waar mogen gipsblokken toegepast worden?
Enkel binnenshuis, niet in vochtige ruimtes (geen klasse IV).
61
Waarmee moet rekening gehouden worden bij materiaalkeuze voor metselwerk?
De blootstelling aan vocht en vorst-dooi-cycli → materialen moeten hiertegen bestand zijn.
62
Wat is de minimum zinklaag op sommige muurankers?
±60 g/m², of een dikte van 8,5 μm.
63
Wat wordt aanbevolen voor buitentoepassing van ankers?
Gebruik roestvast staal (RVS) voor voldoende duurzaamheid.
64
5 omgevingsfactoren
* droge omgeving * Blootstelling aan vocht/bevochtiging * Blootstelling aan vocht en aan vorst-dooicycli * Bloodstelling aan een met zout verzadigde lucht, aan zeewater of aan dooizouten * Chemisch agressieve omgeving
65
Wat zijn dimensionale toleranties van een metselsteen?
Afwijkingen in afmetingen, vlakheid en evenwijdigheid van legvlakken.
66
Waarvoor zijn deze toleranties belangrijk?
Om te bepalen of de steen geschikt is voor een bepaalde voegdikte en metseltechniek.
67
Wat is het gevolg van grote maattoleranties bij metselstenen?
Minder strak uitzicht – vooral zichtbaar bij zichtmetselwerk.
68
Wat moet je doen bij stenen met grote toleranties of maatspreiding?
Proefmuurtje maken en goedkeuring vragen vóór de start van het parament.
69
Welke toleranties gelden voor strak gevelmetselwerk?
Strenge toleranties / spreidingsklassen.
70
En bij een rustiek uitzicht?
Ruimere toleranties zijn aanvaardbaar.
71
Op welke factoren baseer je de keuze van de mortel?
Materiaalsoort, voegdikte en klimaatomstandigheden Porositeit en waterabsorptie van de steen Druksterkte van de steen Soortelijk gewicht van de steen Hechting met de steen Gevraagde sterkte van het metselwerk Blootstellingsklasse van het gebouw
72
Wat zijn Iluzo- of Zero-metselstenen?
Speciale stenen die toelaten om dunne voegen (±4 mm) te realiseren met gewone mortel (10–12 mm dik).
73
Wat is een goede voegdiepte voor het visuele resultaat?
Ongeveer 10 mm terugliggend van het gevelvlak, met tolerantie ± 5 mm.
74
Waar moet je op letten bij het kiezen van mortel in functie van het weer?
Droogteperiodes en luchtvochtigheid goed opvolgen vóór en tijdens uitvoering.
75
Welke cementtypes worden vaak gebruikt?
CEM I, CEM II, CEM III.
76
Wanneer kies je CEM I?
Bij koud weer, omdat het snel een hogere beginsterkte geeft – dus snelle verwerking vereist.
77
Wanneer kies je CEM III?
Bij warm weer of in een agressieve omgeving – langere verwerkingstijd, minder risico op vroegtijdige verdamping.
78
Wat is het voordeel van kalkhydraat in mortels in de zomer?
Verbetert verwerkbaarheid, smeuïgheid en waterretentie.
79
Wat is het effect van kalkhydraat op het uitharden van de mortel?
Vertraagt verharding, binding en droging, waardoor de verwerkbaarheidstijd verlengd wordt.
80
Wat is de aanbevolen korrelgrootte van zand voor metselmortel?
Tussen 1,1 en 2 mm.
81
Wat is het effect van grover zand?
Minder water nodig, sterkere mortel, minder krimp, maar minder verwerkbaar.
82
Wat is het effect van fijner zand?
Meer water en bindmiddel nodig, gevoeligheid voor krimp en vorst neemt toe.
83
Waarom is te fijn zand verboden?
Door hogere vorstgevoeligheid en slechte mechanische eigenschappen.
84
Door hogere vorstgevoeligheid en slechte mechanische eigenschappen.
Witte vlekken op baksteen door zouten die naar het oppervlak migreren.
85
Hoe vermijd je uitbloeiingen bij nieuw metselwerk?
Bescherm het metselwerk tijdens en kort na uitvoering tegen regen.
86
Hoe bescherm je het bovenste metselwerk correct?
Dek de bovenste 80 cm af met folie (géén plank of absorberend materiaal), zodat regen, sneeuw en waterinfiltratie vermeden worden.
87
Wat mag je niet gebruiken om af te dekken?
Materialen die bij regen sporen nalaten op de gevelstenen.
88
Welke 4 hoofdtypes van plaatsingstechnieken zijn er voor metselwerk?
Traditionele plaatsing Verlijming met dunne voegen (0,5–3 mm) Verlijming van gevelmetselwerk met dunne voegen (3–6 mm) Plaatsing van geprefabriceerd metselwerk
89
Wat houdt traditionele plaatsing in?
Plaatsing met klassieke mortel en standaard voegdiktes (meestal ± 12 mm).
90
Voor welk type metselwerk is verlijming met 0,5–3 mm geschikt?
Voor niet-decoratief dragend metselwerk.
91
Wat zijn methodes voor verlijming met dunne voegen?
Dompelen van het legvlak in vloeibare mortel (bv. JÜWO, voor binnenwerk) Gebruik van getande spatel (kam) bij cellenbeton Gebruik van rolbak bij snelbouwstenen Gebruik van lijmbak bij kalkzandsteen Shell bedded masonry = met onderbroken voegen
92
Wat is een belangrijk aandachtspunt bij geprefabriceerd metselwerk?
Er zijn speciale voorzorgen nodig, materialen moeten verenigbaar zijn met de techniek en soms is specifiek gereedschap vereist.
93
Wat is de minimale morteldekking op wapeningsstaal in lintvoegen?
Minstens 15 mm aan de zichtzijde.
94
Hoe dik moet de voeg minstens zijn bij mortels voor algemene toepassingen en lichtgewichtmortels?
Minstens 5 mm dikker dan de diameter van het wapeningsstaal.
95
Hoe kan het inwerken van spouwankers in de mortel gebeuren?
in twee stappen, met respect voor de minimale verankeringslengte van 30 mm.
96
Waarom moet er minstens 20 mm mortel achter de ankers zitten?
Om te vermijden dat de ankers door de muur gedrukt worden door drukkrachten.
97
Wat is de functie van spouwankers?
Ze verbinden het buitenspouwblad met het binnenspouwblad en zorgen ervoor dat geïnfiltreerd water naar buiten kan worden afgevoerd.
98
Welke soort spouwankers verdient de voorkeur?
Metalen ankers met thermische onderbreking.
99
Welke twee hoofdsoorten spouwankers zijn er?
Metsel-/lijmankers (in de lintvoeg mee gemetseld of verlijmd) Boorankers (achteraf ingeboord zonder kloppen)
100
Hoeveel spouwankers zijn minimaal vereist bij traditioneel metselwerk?
Minimaal 5 ankers per vierkante meter.
101
Opleglengte van balken, lateien en metalen profielen voor deur en raamopeningen
Minimaal 10 cm
102
Plaatsing van geprefabriceerde balken
Moeten op een mortellaag gelegd worden om: Verticale belastingen gelijkmatig over het metselwerk te verdelen Voldoende wrijving te creëren om horizontale belastingen van balken en lateien op te nemen
103
Wat is het doel van uitzetvoegen in muren of tussen muren en andere scheidingswanden?
Ze moeten beantwoorden aan eisen zoals brandweerstand, bewegingsvrijheid en luchtdichtheid.
104
Met welk materiaal moet een uitzetvoeg in een brandwerende muur afgedicht worden?
Met minerale materialen zoals rotswol, met een smeltpunt ≥ 1000 °C.
105
Wat moet aangetoond worden als andere voegafdichtingsmaterialen gebruikt worden in brandwerende muren?
Dat ze voldoen aan de brandcriteria E (integriteit) en I (isolatie).
106
Noem drie manieren om verbindingen tussen dragende muren te realiseren.
Steensverband (vertanding) Wapening in de muren Dwarskrachtankers
107
Wat is het doel van zijdelingse verankering van niet-dragende muren?
Verhogen van horizontale buigsterkte of impactweerstand (bv. met lintvoegwapening om de 40 à 60 cm).
108
Wat is een oplossing bij gebrek aan voldoende verstijvingsmuren?
Verankering aan de bovenliggende vloer met hoekijzers (alleen in vloer bevestigd).
109
Hoe kan men akoestische eisen combineren met een verankering via hoekprofielen?
Door geluidsabsorberend materiaal toe te voegen of de opening op te vullen met een stevig, dempend materiaal.
110
: In welke volgorde wordt de thermische isolatie in een spouwmuur aangebracht?
Na het binnenspouwblad en eventueel na het schrijnwerk, afhankelijk van de werffasering.
111
Welk type isolatie moet gebruikt worden onder het niveau van de buitenverharding?
Vochtbestendig isolatiemateriaal. XPS
112
Waarom moeten spouwankers pas na de isolatie geplaatst worden?
Zodat de ankers goed aansluiten en de bevestigingsgaten correct geboord kunnen worden.
113
Wat is het risico bij XPS/PUR/PIR-isolatie in de winter?
Openende naden door thermische krimp. Oplossing: dubbele plaatsing of tand- en groef.
114
Hoe moet het draineringsmembraan aan de muurvoet overlappen?
Over de volledige dikte van het metselwerk, minimaal 150 mm overlap.
115
Wat is de functie van het draineringsmembraan onder dorpels/openingen?
Voert binnengedrongen water in de spouw naar buiten af en laat glijbeweging toe.
116
Waarvoor dient een extra anticapillaire barrière?
tegen opstijgend vocht in geval van hoge vochtbelasting en poreuze stenen.
117
Hoe voorkom je waterinfiltratie boven ramen/deuren?
Door een doorlopend draineringsmembraan met opstaande randen (min. 20 cm verwijderd van opening).
118
Hoeveel open stootvoegen moeten er boven een draineringsmembraan zitten?
Minstens 1 open stootvoeg per strekkende meter (6 cm²/m).
119
Wat is belangrijk bij draineringsmembraan bij gevelopeningen?
Niet opkitten – water moet weg kunnen! Uiteinden goed omhoog geplooid, minstens 20 cm zijwaarts.
120
Noem 3 eisen waaraan een doeltreffende muurafdekking moet voldoen.
Waterdicht zijn Helling van minstens 2% Druiplijst op 30 mm van de gevel, beschermend tot 50 mm hoogte
121
Waarom zijn gemetselde afdekkingen afgeraden?
Ze zijn niet waterdicht.
122
Hoe moeten voegen tussen afdekkingen behandeld worden?
Opgevuld met elastische kit die regelmatig wordt gecontroleerd.
123
Hoe kan water onder de voeg worden afgevoerd?
Via een geultje (bitumineus membraan/kunststof/metaal/spuwer) dat uit het gevelvlak uitsteekt.
124
Hoe worden voegen tussen metalen afdekkingen waterdicht gemaakt?
Met strips meegeleverd door de fabrikant.
125
Waarom zijn verticale bewegingsvoegen nodig in gevelmetselwerk?
Door uitzetting en krimp bij temperatuurverschillen en door zwelling/droging van de metselstenen.
126
Waar plaats je verticale bewegingsvoegen best?
Aan hoeken van het gebouw of bij lange muren om spanningen op te vangen.
127
Hoe werk je een dilatatievoeg esthetisch af bij lange muren?
Door gevelstenen 1,5 cm te laten in- en uitspringen (bv. onder luifel).
128
Waarom zijn horizontale bewegingsvoegen nodig?
Om verticale beweging van het buitenspouwblad toe te laten.
129
Wanneer plaats je horizontale bewegingsvoegen?
Elke 6 à 9 m (2 à 3 verdiepingen) bij metselwerk op betonnen fundering Elke 6 m (2 verdiepingen) bij metselwerk op consoles
130
Wat zijn de twee methodes voor opvoegen?
Achter de hand (tijdens het metselen) A posteriori (navoegen, na uitharden en uitkrabben)
131
Wat is de aanbevolen diepte voor het opvoegen?
Minstens 10 mm diep, maximaal 15% van de muurdikte.
132
Welke methode is beter voor decoratief metselwerk?
A posteriori (navoegen), omdat "achter de hand" niet nauwkeurig genoeg is.
133
Wat mag sleuven/uitsparingen niet in gevaar brengen?
De stabiliteit en brandweerstand van de muur.
134
Waar mag je geen sleuven of uitsparingen maken?
In lateien of dragende elementen.
135
Waarvoor staat de afkorting RWA in garages/ondergrondse parkings?
rook- en warmteafvoer.
136
lengte vd steen
strek
137
breedte vd steen
kop
138
hoogte steen
dikte
139
koppenmaat=
1kop+1voeg
140
soorten dorpels: lichte
aluminium, kunststof manieren plaatsen: schrijnwerker, geen specifieke voorbereiding.
141
soorten dorpels: massieve
blauwe hardsteen, andere natuursteen, beton plaatsen: nt ingewerkt gevelmw wel ingewerkt gevelmw
142