Ortho: individueel college 4,5,6 Flashcards
(117 cards)
Boos
Iets willen/bepaald doel bereiken en daar heb je doorzettingsvermogen voor nodig
Angst
Overleven/zelfbehoud/veilig blijven en is een reactie op een ervaren bedreiging. Dit doe je met angstgevoelens.
Verdriet
Het accepteren dat je een eigen doel niet heb bereikt. Dit is ervoor om een zaak af te sluiten
Internaliserend
Controle over je emoties naar binnen gericht, dus angst en verdriet
Externaliserend
Een tekort aan controle over je emoties naar buiten gericht bijvoorbeeld agressie
Angst is een fysiologisch proces dat primair in het brein plaatsvindt en wordt verwerkt via twee routes
Onbewust en bewust
Onbewuste route
Quick en dirty. Als je gevaar ziet worden er chemische stoffen aangemaakt en naar amygdala gestuurd. Er ontstaat dan een hele snelle reactie van fight, flight of freeze.
Verschillende lichamelijke reacties, zoals snelle hartslag, hoge bloeddruk, snelle ademhaling, verhoogde spierspanning, trillen spieren, wijde pupillen, droge mond, moeilijker slikken, zweten, duizeligheid, misselijk.
Bewuste route
Slow en accurate naar cortex gebracht en bewust over nagedacht wat precies de situatie is en wat de beste manier van reageren is.
Controlesysteem.
3 verschillende reacties op een ervaren bedreiging
- fysieke, lichamelijke reactie
- cognitief: gedachten (besmetting, idee dat je gek wordt, piekeren)
- paniek: hele heftige fysiologische reactie. Heel plotseling, dus zie je niet aankomen. Maar omgeving ziet ook niet aankomen omdat er op dat moment geen gevaar is.
Anxiety (vrees)
Bang voor iets wat in de toekomst gaat gebeuren. Op dit moment geen angst, maar kan wel later komen.
Belangrijke gebieden voor de ontwikkeling voor angst
- Amygdala
- Hypothalamus
- Prefrontale cortex
Amygdala bij angst
Belangrijk voor het detecteren en verwerken van bedreiging of gevaar. Het activeert het fight of flight systeem. Het is gevoelig voor negatieve prikkels en kan snel angst reacties opwekken.
Hypothalamus bij angst
Regelt de automatische lichaamsreactie op angst via het autonome zenuwstelsel. Signalen worden naar de hersenstam en bijnieren gestuurd, waardoor het stresshormoon cortisol vrijkomt, wat zorgt voor een lichamelijke reactie.
Prefrontale cortex bij angst
Reguliert emoties en het controleren van angst, beslissingen en beoordeelt of situaties echt gevaarlijk zijn. Het werkt als een rem op de amygdala: als de prefrontale cortex oordeelt dat er geen dreiging is, kan de angstreactie verminderen.
Meest primaire angst voor een baby
Reflex: the moro/startte reflex
Angst voor vreemden
Ontwikkelt rond 7 en 9 maanden en verschilt per kind hoe heftig en hoe het kind opgroeit. Kinderen uit kerngezin hebben sneller angst voor vreemden, omdat ze minder hechtingsfiguren zien.
Social referencing: helpt baby’s bepalen hoe ze zich moeten voelen over onbekende mensen omdat ze kijken naar hoe hun ouders reagerne.
Scheidingsangst
Angst voor echtscheiding van ouders en de gevolgen daarvan.
Separatieangst
Stressvol vinden van het gescheiden worden van de opvoeder/ouder. Gebeurt bij kinderen rond de 15 maanden.
Schaamte
Als emoties complexer worden en er meer cognitie komt kijken ontstaat schaamte. Dit zijn fysieke reacties, zoals blozen, situaties ontlopen.
Theory of mind: ToM maakt kinderen bewust van hoe andere hen zien. Het bewustzijn maakt sociale emoties, zoals schaamte, schuld en trots mogelijk.
Wanneer wordt angst een probleem?
Als kind, ouders, gezin of omgeving er last van krijgt, wordt angst een probleem. Dit is nog GEEEN stoornis.
Circle van angst
Vermijding > opluchting (kt) > verminderde leerervaringen > tegenop zien (lt) > angst
Angststoornis
Excessief/buitenproportioneel, persistent/langdurig en niet passend bij de leeftijd stoornis van iets
Kenmerken van angststoornis
Intense/buitenproportioneel angst, langdurig, symptomen zijn onacceptabel en vreemd voor de persoon, realiteitstoetsing blijft intact, personen zijn internalizers (angst naar binnen gericht), personen gaat niet bewust tegen sociale normen in, aanvang in basisschoolleeftijd (tussen 6 en 12 jaar)
Angststoornis volgens DSM-5
- bezorgdheid minstens 6 maanden en vaker wel dan niet aanwezig
- moeite met bezorgdheid onder controle krijgen
- gepaard met minimaal 3 van de 6 symptomen: rusteloosheid, snel vermoeid raken, moeite met concentreren, prikkelbaarheid, spierspanning en slaapstoornis
- veroorzaken beperkingen in het sociale of schoolse functioneren
- niet beter verklaard door andere psychische stoornis