Orthopedagogiek: onderwijs factoren Flashcards

1
Q

gezondheidsconditie

A

SEN + TD, en daar onder vallen weer SLD, EBD en DCD

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
1
Q

Biopsychosociaal model voor orthopedagogiek onderwijsfactoren

A

Dit model bestaat uit: gezondheidsconditie, domeinfunctioneren, schoolebetrokkenheid, externe factoren en persoonlijke factoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

medisch model

A

kinderen met individuele problemen krijgen individuele aanpakkingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

sociaal model

A

problemen in interactie met de omgeving worden aanpassingen in de omgeving, zoals verbeteren klassenmanagement

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

domeinfunctioneren

A

funderende vaardigheden, visueel cognitief, sociale vaardigheden, executief functioneren, zelfregulatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

funderende vaardigheden

A

verbale communicatie + schoolse basisvaardigheden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

functional abilities classification tool

A

Hoe een leerling functioneert op elk domein, ongeacht eventuele diagnose. Bij elk domein krijg je een cijfer van 1 tot 4.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

schoolbetrokkenheid

A

Begrip dat bestaat uit: schoolsucces, sense of belonging en passend leergedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

gestructureerde betrokkenheid

A

klassikale instructie, gymnastiek, leerkracht gestuurd groepswerk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

ongestructureerd betrokkenheid

A

pauzes, zelfstandig werken, groepsproject, huiswerk maken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Participation classification tool

A

hoe een leerling functioneert op betrokkenheid. met een score van 1 tot 4

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

externe factoren

A

externe factoren bestaat uit onderwijssysteem, school en klas en familie en thuis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

persoonlijke factoren

A

heeft achtergrond kenmerken en onderliggen mechanisemen en daar hoort bij: neurocognitief, psychosociaal en temperament/persoonlijkheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

OPP (ontwikkelingsperspectief)

A

een planningsinstrument voor de leerkracht waarbij gekeken kan worden of een leerling op koers ligt of is er te hoog/ te laag ingezet. Invloedbare factoren worden aangepakt en juist bevorderende factoren benut.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

intensiveren

A

meer instructie- en verwerkingstijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

dispenseren

A

onderdelen overslaan, hierbij vervallen niet-essentiele doelen voor het uitstroomprofiel

16
Q

verplichte onderdelen OPP

A
  • verwachte uitstroomniveau en onderbouwing + overzicht van belemmerende en bevorderende factoren
  • geboden ondersteuning en begeleiding
17
Q

goede kinderopvang behoren de volgende punten

A

ontwikkeling kind centraal, veiligheid, vaste gezichten en groepen, opleiding en ondersteuning medewerkers

18
Q

ontwikkeling kind

A
  • Emotionele veiligheid
  • Persoonlijke kwaliteiten bevorderen
  • Sociale kwaliteiten bevorderen
  • normen en waarden overbrengen
19
Q

Doel overdracht naar basisschool

A

bijdragen aan kwaliteit doorlopende ontwikkellijn leerling

20
Q

VVE (voor- en vroegschoolse educatie)

A

educatie voor 2,5-6 jarige met onderwijsachterstand

21
Q

wat te doen om geen taalachterstand te krijgen?

A

rijk geletterde thuisomgeving, rolmodel zijn bij praten en lezen, diverse activitieten bevorderen zoals zingen, rijmen, tellen en school readiness stimuleren.

22
Q

lezen met tutor

A

vorm van samenwerkend lezen om het leesniveau van tutor en tutee te verbeteren. Bijvoorbeeld dat tutor eerst leest gevolgd door de tutee of de tutee leest alles en tutor corrigeert

23
Q

aanpassingen schoolomgeving tegen kleuterverlenging

A
  • versoepelen overgang
  • ontwikkelings-vriendelijkere groep 3
24
Q

aspecten leerkracht-leerling relatie

A
  • nabijheid/warmte
  • conflictueus
  • afhankelijkheid
25
Q

effecten van positieve relatie met leerling

A

Meer schoolbetrokkenheid, minder agressief gedrag, minder straf, verhoogde kans op acceptatie door klasgenoten, meer gemotiveerd voor school(werk)

26
Q

risicofactoren voor negatieve relatie

A

gehechtheidsproblemen, achterstand in sociale en communicatieve vaardigheden, SES, moeilijik hanteerbaar gedrag

27
Q

aanpassingsvermogen

A

vermogen om een passende reactie te geven op situatie veranderingen

28
Q

laag aanpassingsvermogen

A

leerkrachten hebben vooral negatieve relaties met leerlingen met externaliserende gedragsproblemen

29
Q

hoog aanpassingsvermogen

A

positieve leerling-leerkracht relaties voor alle leerlingen

30
Q

leerlingfactoren die zorgen voor positieve relatie

A
  • veilig gehechtheidsrelatie primaire verzorger
  • prosociaal gedrag
  • intelligentie
  • meisjes
31
Q

leerkrachtfactoren die zorgen voor een positieve relatie

A
  • tijd, bijv quality time om elkaar te leren kennen
  • sensitiviteit, veilig klassenklimaat creeeren
  • mentale representaties, positieve gevoelens, merken dat jij verschil kan maken
32
Q

veranderingen in de adolescentie

A

vormen van zelf-percepties van volwassenheid, geobserveerde veranderingen en identiteitsontwikkeling

33
Q
A