p. 87-89 Flashcards
(88 cards)
elkaar leren kennen
sich kennenlernen
elkaar ontmoeten
de ontmoeting/bijeenkomst
sich treffen
das Treffen
het kattebelletje
das Zettel
trouwen
heiraten, geheiratet haben, verheiratet sein
buitengewoon
außergewöhnlich
het ijzeren jubileum
die eiserne Hochzeit
liefde op het eerste gezicht
Liebe auf den ersten Blick
ontroeren
bewegen
overhalen tot
bewegen, bewogen zu + D
ruzie
der Streit
wandeling
wandelen
stappen
der Spaziergang
spazieren
wandern
in goede en slechte tijden
in guten und schlechten Zeiten
haast hebben
es eilig haben
het koppel
das Paar(e)
uit elkaar gaan
sich trennen, getrennt leben
beslissen
sich entscheiden für + A
eerst, in de eerste plaats
zunächst
iets van plan zijn
etwas vorhaben
de afstand (2)
die Distanz
die Entfernung
een vijfde
een vierde
een derde
de helft
das Fünftel
das Viertel
das Drittel
die Hälfte
verhuizen
intrekken
umziehen
ziehen in + A
de carrière
die Karriere
kapot maken
zerstören
het risico
das Risiko
