p.155 Flashcards

(48 cards)

1
Q

zou je het leuk vinden om te komen ?

A

te apetece venir ?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

ik kom graag

A

voy con mucho gusto

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

zal ik iets te eten meebrengen

A

llevo algo para comer ?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

ik zou het heel leuk vinden

A

me encantaría

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

neem,pak

A

toma

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

het kleinigheidje

A

la cosita

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

dat had je niet hoeven doen

A

pero si no hacía falta (of) por qué te has molestado

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

nodig zijn

A

hacer falta

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

moeite doen

A

molestarse

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

ik zit vol, ik heb genoeg

A

estoy lleno

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

een beetje

A

un poquito

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

heerlijk, verrukkelijk

A

buenísimo

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

doe maar open

A

ábrela

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

bedankt dat je geweest bent

A

gracias por haber venido

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wat aardig van je

A

qué detalle

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

overhandigen

A

entregar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

de gastheer, gastvrouw

A

el/al anfitrión/ona

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

toegestaan zijn, mogen

A

estar permitido

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

is het nog ver naar ?

A

falta mucho para llegar a.. ?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

geef het hem/haar

21
Q

het doel

22
Q

neem wat, pak maar

23
Q

proosten

24
Q

de dageraad

25
ten einde lopen
acabarse
26
proberen te
intentar + inf
27
(uit)lenen
dejar
28
nemen, inschenken
ponerse
29
zachter zetten
bajar el volumen
30
vuil, vies
sucio
31
het stuk , het partje
el trozo
32
het misverstand
el malentendido
33
heel er veel
muchísimo
34
zoveel
tanto
35
zich verbazen
extrañarse
36
boos
enfadado
37
moeten
deber
38
verrast zijn
sorprenderse
39
het salaris
el sueldo
40
zich kleden
vestirse
41
zijn/haar schoenen uittrekken
quitarse los zapatos
42
het handboek
el manual
43
het overleven
la supervivencia
44
behoren tot
pertenecer a
45
zich boren in
clavarse en
46
onmiddelijk
inmediato
47
de liefhebber
el/la apasionado
48
uitscheuren, losrukken
arrancar