Pagina 7 Körper und gesundheit Flashcards
(27 cards)
die Sonnen(schutz)creme
de zonnenbrand
der Lichtschutzfaktor
de beschermingsfactor
gehen
gaan
die (Arzt)praxis
de (dokters)praktijk
die Sprechstunde
het spreekuur
die Überweisung
de verwijzing
erkältet sein
verkouden zijn
das Fieber
de koorts
der Durchfall
de diarree
die Krämpfe
de krampen
übel
misselijk
die Verletzung
de verwonding, de blessure
entzünden
ontsteken
die Krankenkasse
de ziektekostenverzekering
der Behinderte
de gehandicapte
die Windel
de luier
Wie geht es Ihnen? mir geht’s gut.
Hoe gaat het met u? Met mij gaat het goed.
Die Praxis meines Zahnarztes läuft sehr gut.
De praktijk van mijn tandarts loopt erg goed.
Wir haben von Montag bis Freitag von 8 bis 12 Uhr Sprechstunde.
Wij hebben van maandag tot vrijdag van 8 tot 12 spreekuur.
Ich brauche eine Überweisung zum Kinderarzt
Ik heb een verwijzing nodig voor de kinderarts.
Er ist seit drei Tagen stark erkältet.
Hij is sinds drie dagen erg verkouden.
Haben Sie Fieber?
Heb je koorts?
Können Sie mir etwas gegen Durchfall verschreiben?
Kunt u mij iets tegen diarree voorschrijven?
Wenn ich Blut sehe, wird mir Übel.
Als ik bloed zie, word ik misselijk.