partim Bar-On Flashcards
(37 cards)
algemeen motorische controle
- motorisch gedrag = combinatie van actie, perceptie & cognitie
- integratie van zintuigelijke informatie
- bepalen van juiste spierkrachten & gewrichtsactivatie
- samen werking van CZS nodig - verdere verdeling
- actie = mobiliteit, houding & manipulatie
- perceptie = regulatorisch & non-
- cognitie = sensoriek & actie
verschillende niveau’s van motorische controle
- discreet vs continuous
- discreet = begin & einde
- continuous = onbekend - closed vs open
- closed = voorspelbare of stilstaande omgeving
- open = bewegelijk - stability vs mobility
- stability = stabiel platform vb: staand
- mobility = bewegend platform vb: lopen - manipulation vs non-manipulation
- manipulation = bovenste lidmaat gebruiken
- non-manipulation = /
reflex theorie
- structuur van reflex
- receptor
- conductor
- effector
–> vorming van reflex boog - gecombineerde actie
- complex gedrag = alle individuele reflexen koppelen
- gedrag “voorspellen” als therapeut
–> + versterken / verminderen - limitaties
- activatie door externe stimulus nodig
–> er vinden bewegingen plaats met afwezigheid van zintuigelijke stimulus
- geen verklaring voor snelle bewegingen
- geen verklaring voor verschillende soorten reacties
- geen verklaring voor productie van nieuwe bewegingen
hiërachische theorie
- top-down controle
- elk hoger niveau voert controle uit op niveau er odner
- verticaal = geen kruisting van controle lijnen & nooit bottom-up - reflexen
- gecontroleerd door hogere corticale centra
- corticale schade = optreden van nieuwe reflexen - ontwikkeling
- verklaren van ontwikkeling kinderen & volwassenen
- rijping van corticale centra
neuromaturational theory of development
= ongeveer zelfde als hiërarchische theorie maar dan gefocust op ontwikkeling
- ontwikkeling
- = centralisatie van CZS
- hoger niveau van controle over reflexen
- elk niveau kan inwerken op een ander niveau
–> af van taak - reflexen
- belangerijk bepalende factor voor motorische controle
- maar ook andere sytemen!
central motor patterns
- motorische programma’s
- activatie door sensorische input = reflex
- of centrale processen = willekeurig
- central pattern generators = zelforganiserende neurale circuits
–> productie van ritmische outputs - motor synergies
- groepen spieren
- programmatie om samen te activeren
- adaptief
–> verschillende spieren maken deel uit van meerdere synergiëen - gebruik
- ophalen uit geheugen & aanpassen aan situaties
- relaties leren tussen: initiële condities, motorische commandos, sensorisch <-> motorisch
systems theory
- systems theory
- eerste niveau = tonus door ruggenmerg
- tweede = synergiën door hersenbasis
- derde = ruimte door opische, acoustische & sensorieke invloeden
–> controle door pyramidale systemen
- vierde = acties door frontale cortex - dynamic systems theory
- niet-lineair gedrag
- output niet proportioneel met imput - variabiliteit
- variën = verzwaren, veranderen & verbinden
–> makkelijke produceren van motorische programma’s
ecologische theorie
- perceptie
- omgeving = drijvende kracht van motorische bewegingen
- vereisen van perceptuele informatie
–> specifiek voor gewenste & doelgerichte actie
nature vs nurture
- nature
- volledige ontwikkeling ligt genetisch al vast
- ontwikkeling is enkel rijping - nuture
- volledige ontwikkeling is leren
- alle factoren beïnvloeden ontwikkeling
werkelijk = combinatie
–> aandeel van factoren ??
ontwikkeling van motorische controle
- motorische vaardigheid
- cognitie gebruiken
- spieren & ledematen activeren & coördineren
- leren bewegen van lichaam - onderdelen
- posturale controle
- mobiliteit
- BL functie = manipulaties
–> gelijktijdig process
veranderingen in motorische controle
= reflex/hierarchie theorie
- eerste bewegingen = zuiver subcorticaal
- dag 10 = neocortex wordt prikkelbaar = onhandig & gegeneraliseerde bewegingen vb: imiterend & expressief gedrag
- 8 weken = andere spierreacties op eerste keer nieuwe externe prikkel
- 9 weken = andere spontane bewegingen door rijping van medulla oblongata
- 3 maand = regressie van primitieve babyreacties
- 6 maand
- verdwijnen van alle reacties met subcorticale centra
- zuigen = 5maand
- grijpen = 6 maand
- onstaan van diepe pees reflex
oudere grove motorische mijlpalen
- 2 jaar
- tegen bal trappen
- trap op & af lopen - 3 jaar
- beklimmen van treden met wisselende voeten
- brede sprongen - 4 jaar
- huppelen op 1 voet - 5 jaar
- huppelen
- hak-op-de-tak lopen - 6 jaar
- evenwicht op 1 voet voor 6 seconden - variatie
- stappen overslaan & terugkeren is normaal
- culturele & historische verschillen
- motivatie & dagelijkse verschillen
ontwikkeling volgen systeem theorie
- ontwikkeling
- interactie tussen neuronale & MMS systemen
- ontwikkeling van motorische coördinatie, individuele sensorische systemen, sensorische strategiën voor organisatie & cognitieve middelen - verschil met reflex theorie
- proactieve, reactieve & adaptieve aspecten
- CZS is evenbelangerijk als ervaring & omgeving
ontwikkeling bij general movement theorie
- soorten beweging
- algemene bewegingen van foetale leeftijd tot 6maand
- hele lichaam betrokken in variabele volgorde - ontwikkeling
- toename van snelheid, vloeindheid of coördinatie
- aanweizgheid als marker van ontwikkeling neurologische stand
ontwikkeling van sensorische input
- visie
- visuele oriëntatie aanwezig vanaf geboorte
- kinderen van 60uur oud kunnen hoofd richten naar aandachtspunt
- blinde kinderen = verdwijnen van hoofdoriëntatie na 10 maand - vestibulaire ontwikkeling
- genetisch geprogrammeerd
- ontwikkeling is afh van vestibulaire & visuele inputs
- kinderen met tekorten = problemen hersenrepresentaties van lichaamsdelen tov elkaar of omgeving - somatosensorische ontwikkeling
- 3 maand = primaire somatosensorische corticale circuits
- vervangen van spontane bewegingen door doelgerichte bewegingen
evenwichtscontrole
- reactieve evenwichtscontrole
- evenwicht als reactie op verstoring = voor anticiperende
- sterk gebruik van visuele input
- afhankelijkheid neemt af bij ervaringen - anticiperende balanscontrole
- 1 maand = synergieën van houdingsrecaties
- erg variabel
- minder frequent bij 3-4maand
- leren zitten = opnieuw met hogere frequentie & opnieuw verfijnen
evenwichts ontwikkeling in stand
- positie
- balanceren, controle over vrijheidsgraden
- exploratief = ruimte doorzoeken
- performatief = sensorische info voor vontrole van houding
- minder afh van visuele imput na 3j - anatomie
- topzwaar door relatief groot hoofd
–> zwaartepunt rond T12 idpv L5-S1
- meer zwaaien met armen
–> na 7J = geen correlatie met groei & zwaaien
posturale controle
- evenwichtsstrategiën
- kinderen = enkel activatie van buikspieren
- volwassenen = heupstrategie
–> aanwezig na 3-6maanden loop ervaring maar eerder passief
- actief = na 7-10 jaar - verfijning
- meer belast tijdens dubbele taken = taken uitvoeren tijdens staan
–> cognitief + motorisch
- meer aandachtsmiddelen
- automatisme van houding ontwikkelen
- 7-10 jaar ≈ volwassene
ontwikkeling van stappen
- voor stappen
- 16 weken embryo = loopbewegingen
- intralimb & interlimb coördinatie ontwikkelen
- stapgedrag kan uitgelokt worden bij pasgeboornen
- verdwijnen van reacties rond 2 maand - reflexhiërarchie theorie = stapreflex verdwijnt door rijping van hogere centra
- dynamische systemen theorie = acties vinden plaats binnen complexe processen
- andere vereisten
- ritmisch stappatroon = progressie
- controle van evenwicht = stabiliteit
- vermogen voor aanpassing
- actieve neuronale controle voor pendulum mechanisme
onderdelen van plasticiteit
- leren = aangeborden letsels letsels
- herstel van functie = verworven letsels
- 10 principes
- kritische perioden van hersenontwikkeling
impliciete vormen van leren
= onbewust
- gewenning/gewoonte = afname van synaptische activiteit tussen sensorische/inter/motorische neuronen
- sensitisatie = versterking van reactie op bepaalde stimulus
- associatief leren = associaties vormen tussen meerdere factoren
1) klassieke conditionering
- zwakke stimulus wordt geassocieerd met andere & sterke stimulus
- koppeling van stimuli
2) operant conditionering = uitkomst van specifiek gedrag voorspellen - procedueel leren
- motorische & cognitieve vaardigheden
- enkel door trail-and-error oefening
expliciete vorm van leren
= bewust
- declaratief leren
- bewuste processen
–> bewustzijn & aandact
- resulteert in kennis - andere
- oefening kan leiden tot verschuiving van impliciet geheugen naar expliciet
- herhaling kan ook omgekeerde veroorzaken
- geheugen systemen worden samen gebruikt
motorisch leren
- algemeen
- continuïteit van veranderingen
- korte tot lange termijn
- vermogen om vaardige handigheden uit te voeren
- impliciet geheugen = onbewust & automatisch
<=> bewust - specifiek
- eenvoudige vormen = operante & klassieke conditionering
- complexe vormen = vaardigheid verwerven
- verwerven van automatisme & mogelijk voor uitvoering van 2e taak
motorisch herstel
- algemeen
- korte termijn = funcitonele veranderingen
- lange termijn = overdragen op anatomische veranderingen - specifiek
- spontaan herstel = onafhankelijk van externe interventies
–> kan wel bevordeneren maar niet aanleren
- activiteit-geïnduceerd herstel = geassocieerd met specifieke activiteiten & training - herstel mechanismen
- veranding corticale mappen
- reorganisatie hemisfeer
- ispsilaterale motorische banen
- activering van hersenstambanen
- cross-modaliteit hersel