Plinius VI 16 vocabularium 3 Flashcards
(80 cards)
1
Q
limen
A
liminis o.
drempel (metonymie voor kamer)
2
Q
linteum
A
lintei
linnen doek
3
Q
litus
A
litoris o.
de kust, het strand
4
Q
locus
A
loci
de plaats
5
Q
lumen
A
luminis o.
licht
6
Q
magnitudo
A
magnitudinis v.
grootte, omvang
7
Q
malum
A
mali o.
het slechte, het onheil
8
Q
meatus
A
meatus m.
een stroom
9
Q
memorare
A
-o
in herinnering brengen, vermelden
10
Q
metuere
A
-o
vrezen
11
Q
metus
A
metus m.
vrees, angst
12
Q
miraculum
A
miraculi o.
het wonder
13
Q
miscere
A
-eo
vermengen
14
Q
Misenum
A
Miseni o.
Kaap Misenum
15
Q
monere
A
-eo
waarschuwen
16
Q
mora
A
morae v.
de vertraging, het getreuzel
17
Q
mors
A
mortis v.
de dood
18
Q
movere
A
-eo
bewegen, beïnvloeden
19
Q
mox
A
weldra
20
Q
munimentum
A
munimenti o.
beveiliging
21
Q
natura
A
naturae v.
de natuur, de aard
22
Q
negare
A
-o
ontkennen, weigeren
23
Q
nondum
A
nog niet
24
Q
noscere
A
-o
novi, notum
leren kennen, observeren
25
nubes
nubis v.
de wolk
26
obire
-eo
obii, obitum
tegemoet gaan
27
obstare
-o
obstiti, obstatum
in de weg staan, niet te betreden zijn
28
obstruere
-o
obstruxi, obstructum
opstoppen, versperren
29
odor
odoris m.
de geur
30
operire
-io
operui, opertum
bedekken
31
opplere
-eo
opplevi, oppletum
opvullen, bijvullen
32
paulum
een beetje
33
per +
+acc.
door, gedurende
34
periculum
periculi o.
gevaar
35
permanere
-eo
heel de tijd door blijven
36
pervigilare
-o
(heel de nacht) wakker blijven
37
pinus
pinus v.
pijnboom
38
pondus
ponderis o.
een gewicht
39
praenuntius
praenuntii m.
voorbode
40
procedere
-o
processi, processum
vooruitgaan
41
procul
ver, van ver
42
properare
-o
zich haasten
43
propius
comp.
dichterbij
44
propter ...
accusatief
wegens, omwille van
45
prout ...
BWB vgl.
voor zover
46
proximus
-a, -um
zeer dichtbij, dichtstbijzijnde
47
pumex
pumicis m.
puimsteen
48
putare
-o
menen
49
quadriremis
quadriremis v.
vierriemer
50
quamvis
hoewel, hoe ... ook
51
quasi onderschikkend voegwoord
1. (net zo) als
2. alsof
52
quasi bijwoord
1. als het ware
2. ongeveer
53
quidem
1. weliswaar
2. tenminste
3. meer bepaald
54
quies
quietis v.
rust
55
quiescere
-o
quievi, quietum
rusten, tot rust komen
56
quis, quid, qui
wie?
wat?
57
quae, quod
welke?
58
quisquam
iemand, iets
59
quisque
ieder, iedereen
iedere, elke
60
quisquis
al wie, al wat
wie ook, wat ook
61
quo
(bij comp) hoe ... des te
62
ramus
rami m.
de tak
63
ratio
rationis v.
afrekening, berekening
64
recens
-, -, recentis
recent, fris
65
rectus
-a, -um
recht, in een rechte lijn
66
recubare
-o
liggen, achterover leunen
67
se reddere
-o
reddidi, redditum
zich begeven naar, zich voegen bij
68
reddere
-o
reddidi, redditum
teruggeven, maken tot
69
referre
-o
retuli, relatum
terugbrengen, terugdragen
70
regere
-o
regi, rectum
besturen, beheersen, leiden
71
relinquere
-o
reliqui, relictum
achterlaten, verlaten
72
relucere
-eo
reluxi
schijnen, gloeien
73
remedium
remedii, o.
remedie, medicijn
74
respondere
-eo
respondi, responsum
antwoorden
75
retro
achteruit, terug
76
ruina
ruinae v.
instorting, explosie
77
rursus
terug, achteruit
78
sacrina
sacrinae
lading, bagage, last
79
conferre
-o
contuli, collatum
bijeenbrengen
80
praesens
-,-, praesentis
aanwezig, ter plaatse