RC5 zn Flashcards
telum
teli
het aanvalswapen, het projectiel
validus
valida, validum
krachtig
labor
laboris m.
het werk, het leed
magnus
magna, magnum
groot, belangrijk
sapiens
sapiens, sapiens, sapientis
wijs, verstandig
facinus
facinoris o
de daad, de misdaad
femina
feminae
de vrouw
os
oris o
de mond, het gelaat
impetus
impetus
de aanval, de opwelling
quantus
quanta, quantum
hoe groot, (zo groot) als
urbs
urbis v
de stad
solus
sola, solum, solius
alleen, eenzaam
levis
levis, leve, levis
licht
qualis
qualis, quale, qualis
hoedanig, (zodanig) als
paratus
parata, paratum
bereid
nobilis
nobilis, nobile, nobilis
adelijk, beroemd
virgo
virginis v
de maagd, het meisje
pecunia
pecuniae
het geld
ars
artis v
he vakmanschap, de kunst
initium
initii
het begin
inferus
infera, inferum
laaggelegen
cura
curae
de zorg
campus
campi
de vlakte
agmen
agminis o
de troep, de colonne