RC 8 voegwoorden (n&o) Flashcards
(40 cards)
1
Q
priusquam
A
onderschikkend
voordat
2
Q
quoniam
A
onderschikkend
aangezien
3
Q
quin
A
onderschikkend
dat, dat niet
4
Q
quasi
A
onderschikkend
alsof
5
Q
aut
A
nevenschikkend
of
6
Q
at
A
nevenschikkend
maar
7
Q
vero
A
nevenschikkend
inderdaad, maar
8
Q
si
A
onderschikkend
als
9
Q
autem
A
nevenschikkend
maar, echter
10
Q
verum
A
nevenschikkend
maar
11
Q
sed
A
nevenschikkend
maar
12
Q
postquam
A
onderschikkend
nadat
13
Q
nec(que)
A
nevenschikkend
en niet, ook niet
14
Q
quod
A
onderschikkend
omdat
15
Q
dum
A
onderschikkend
terwijl, zolang als, totdat
16
Q
nisi
A
onderschikkend
als niet, tenzij
17
Q
nam
A
nevenschikkend
want
18
Q
enim
A
nevenschikkend
want
19
Q
quamquam
A
onderschikkend
hoewel
20
Q
ut+ind
A
onderschikkend
zoals, toen, wanneer
21
Q
ut+conj
A
dat, (om) te, opdat, zodat
22
Q
et
A
nevenschikkend
en, ook
23
Q
igitur
A
nevenschikkend
dus
24
Q
-que
A
nevenschikkend
en
25
ergo
nevenschikkend
dus
26
ubi
onderschikkend
toen, wanneer
27
cum+ind
onderschikkend
toen, wanneer
28
cum+conj
onderschikkend
toen, omdat, hoewel
29
ac
nevenschikkend
en
30
atque
nevenschikkend
en
31
tamquam
onderschikkend
zoals, alsof, als het ware
32
quia
onderschikkend
omdat
33
ne
onderschikkend
dat niet, (om) niet te, dat, opdat niet
34
quamvis
onderschikkend
hoewel, hoe ... ook
35
sive
onderschikkend
hetzij, of als
36
seu
onderschikkend
hetzij, of als
37
velut
onderschikkend
zoals
38
an
vraagpartikels
of
39
-ne
vraagpartikels
(wordt niet vertaald), of
40
non
ontkenning
niet