probleem 3: hoofdprocessen PTSS Flashcards

1
Q

DSM-5 PTSS

A
  • Een posttraumatische stressstoornis (PTSS) is een trauma- en stressor gerelateerde stoornis waarbij blootstelling aan een traumatische of stressvolle gebeurtenis expliciet als diagnostisch criterium wordt genoemd.
    o Het trauma kan van alles zijn zoals de dood van iemand, seksueel misbruik, kidnapping, oorlog, etc.
  • PTSS kan voorkomen op elke leeftijd. Het komt meer voor bij vrouwen. Vaak hebben PTSS-patiënten (80%) ook een andere mentale stoornis.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

processen/ gevolgen PTSS -> geheugen

A
  • Er is bias voor het meer onthouden van trauma-gerelateerd materiaal en er is moeite bij het ophalen van autobiografische herinneringen van specifieke incidenten.
  • Er zijn ook veel verontrustende, opdringerige herinneringen en er is geheugenverlies voor details van de specifieke gebeurtenis.
  • Er kunnen ook flashbacks zijn die vaak sensorische details bevatten zoals heldere, visuele beelden, geluiden, etc. die vaak wel weer fragmentarisch en los van elkaar zijn. Het ‘herbeleven’ van zulke herinneringen weerspiegelt een tijdsvervorming waarbij het lijkt alsof het in het heden gebeurt. Ze kunnen getriggerd worden door specifieke reminders/cues die gerelateerd zijn aan het trauma (zoals sirenes, etc.).
  • Hoe beter de werkgeheugencapaciteit, hoe beter ongewilde gedachten kunnen worden onderdrukt. Een lage intelligentie is gerelateerd aan een lage capaciteit en dat is een risicofactor voor PTSS.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

processen/ gevolgen PTSS -> aandacht

A

er is aandachtsbias voor trauma-gerelateerde cues. Vooral in latere verwerkingsprocessen wordt duidelijk bewijs gevonden voor het feit dat individuen met PTSS meer hun aandacht richten op bedreigende stimuli dan neutrale stimuli.
- Er is geen consistent bewijs hiervoor. En het is nog onduidelijk of PTSS geassocieerd is met tekortkomingen in aanhoudende aandacht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

processen/ gevolgen PTSS -> dissociatie

A
  • Symptomen van dissociatie bij trauma zijn emotionele verdoving, derealisatie, depersonalisatie en ‘out-of-body’ ervaringen. Ze zijn gerelateerd aan de ernst van het trauma. Dissociatie is gelinkt aan een verlaagde hartslag in tegenstelling tot de fight-or-flight response.
    -> Er wordt gedacht dat dit een verdedigingsreactie is die lijkt op de bevriesreactie bij dieren.
  • Als deze symptomen plaatsvinden tijdens of kort na een traumatische ervaring wordt het peri-traumatische dissociatie genoemd. Als dit tijdens een trauma gebeurt, is dat een goede voorspeller voor latere PTSS.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

processen/ gevolgen PTSS -> cognitieve-affectieve reacties

A
  • Op het moment van het trauma komt er intense angst, hulpeloosheid, horror of zelfs woede en schaamte bij kijken.
  • Mentale verslagenheid (mental defeat) gaat verder dan hulpeloosheid. Het is waargenomen verlies van alle autonomie.
  • Na het trauma kan cognitieve beoordeling van de oorzaak van, verantwoordelijkheid voor, en toekomstige implicaties van het trauma zorgen voor negatieve emoties, zoals schuld, schaamte, verdriet, verraad, vernedering en woede.
  • Hoge levels van woede op anderen, schaamte en kindermishandeling voorspellen een langzamer herstel van PTSS.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

processen/ gevolgen PTSS -> overtuigingen

A
  • De rol van subjectieve overtuigingen wordt geïllustreed door het feit dat hevige distress niet alleen voortkomt uit levensbedreigende situaties, maar ook bij de subjectieve perceptie van bedreiging. Zowel objectieve als subjectieve angstervaringen kunnen leiden tot PTSS.
  • Subjectieve overtuigingen van bedreiging en (onjuiste) assumpties zijn invloedrijke voorspellers van distress en beïnvloeden behandelingen van PTSS negatief.
  • Bij patiënten met PTSS zijn ook meer negatieve overtuigingen omtrent zichzelf, anderen en de wereld. Ze hebben hierdoor vaak geen vertrouwen meer in zichzelf en in anderen. Daarnaast geven ze zichzelf vaak de schuld van hun trauma.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

processen/ gevolgen PTSS -> cognitieve coping strategieën

A

het onderdrukken, vermijden en herkauwen van gedachten kan leiden tot meer PTSS-symptomen en een langzamer herstel.
-> Er is sterk bewijs dat de onderdrukking van ongewenste gedachten vaak niet werkt en dat de gedachten hierdoor alleen maar sterker terugkeren. Op eenzelfde wijze is de bewuste vermijding van nare gedachten en herinneringen ook niet nuttig bij slachtsoffers van trauma. Sterker nog, vermijding is gelinkt aan meer symptomen en een trager herstel.

Veel voorkomende coping strategieën; continu piekeren of terugdenken aan het trauma, een verhoogd gebruik van veiligheidsgedragingen. Hierbij kun je denken aan medicijngebruik, het vergen van een steunpersoon of een geruststellend object.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

processen/ gevolgen PTSS -> sociale steun

A

negatieve sociale steun, zoals onverschilligheid en kritiek, heeft een negatievere invloed op PTSS dan een gebrek aan positieve sociale steun. Het komt vaker voor bij vrouwen en voorspelt PTSS ook beter bij vrouwen dan bij mannen.
-> Gebrek aan sociale steun is de sterkste risicofactor voor PTSS. Hierbij geldt echter wel dat een negatieve sociale omgeving een sterkere indicator is van PTSS-symptomen dan een gebrek aan positieve sociale steun. Ook is gebleken dat negatieve sociale steun door partners een voorspeller is van een slechtere reactie op PTSS-behandeling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly