probleem 6: GAD + symptomen Flashcards

1
Q

Gegeneraliseerde angststoornis

A

Hoofdkenmerk: overmatige anxiety en onbeheersbare zorgen (worry) over een aantal gebeurtenissen of activiteiten.
- Zijn minstens 6 maanden aanwezig en moeilijk onder controle te houden.
- Piekeren komt ook voor in andere stoornissen, maar het is intenser en frequenter bij individuen met GAD.
- Meer moeite met emotieregulering. Dit komt mogelijk door een verminderde of versterkte connectie tussen de amygdala en prefrontale cortex, wat leidt tot onder- of overmatige emotionele regulatie.
- Ze gebruiken zorgen om anxiety te ondersteunen als reactie op een potentiële bedreiging en verzachten zo een directe angstrespons (minder amygdala-activiteit).
- Sterkere connectie tussen frontale kwab en limische systeem.
- Hoog scoren op neuroticisme; lijkt erfelijke risicofactor te zijn. -> GAD-individuen zijn eerder geneigd tot negatieve emotionele reactiviteit.
- GAD wordt het sterkst voorspeld door hogere negatieve emotionele intensiteit en moeite om effectieve emotieregulatie-strategieën te gebruiken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

diagnose en symptomen GAD

A
  • GAD bevat ergere en meer zorgen dan andere anxiety stoornissen. Zorgen (worry) zijn aanhoudende cognities waarbij ongewenste uitkomsten worden verwacht. Het wordt behouden door van onderwerp te veranderen en gevoelens van angst op te wekken wat weer voor meer zorgen leidt (vicieuze cirkel).
  • Prevalentie: dat is ongeveer 3.7%, meer vrouwen dan mannen hebben het, vrouwen hebben 2 keer zoveel kans erop, risicofactoren zijn een laag inkomen en weduwe of gescheiden zijn. Het begint vaak rond 24 jaar of rond de 31 jaar.
  • Verloop: chronisch -> zelden volledig herstel, symptomen fluctueren over tijd en de kans op terugval is 40%-45%.
  • Comorbiditeit: erg hoog, dus ‘pure’ GAD komt minder voor dan comorbide GAD. Het is erg comorbide met depressieve (= angst en stemmingsstoornissen), anxiety en somatoforme stoornissen. De comorbiditeit leidt tot een slechtere prognose.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

oorzaken en in stand houdende factoren -> negatief valentiesysteem in GAD

A
  • Zorgen in GAD leiden tot aanhoudende negatieve emoties zoals negatieve affect, anxiety en depressie en verlaging van positieve emoties (vb ontspanning). -> Vraag; wat is dan de functie van piekeren? -> 2 modellen bekijken.
  • Vermijdingstheorie van Borkovec et al. stelt dat zorgen maken/piekeren een ongepaste (maladaptieve) strategie is om negatieve interne ervaringen te vermijden. Door de verbale inhoud van piekergedrag worden angstopwekkende mentale beelden vermeden. Deze vermijding leidt vervolgens tot een verminderde emotionele verwerking van bedreigende stimuli, wat maakt dat het piekergedrag in stand wordt gehouden en er geen gewenning plaatsvindt.
    o Er wordt juist gedacht dat zorgen negatieve emoties laten stijgen i.p.v. verzachten.
  • De contrast vermijdingstheorie van Llera en Mewman (2010) stelt dat piekeren juist negatieve emoties creëert en ondersteund (i.p.v. uitsluiten) om een verdere toename in negatieve emoties te vermijden (negatief contrast). -> Als de negatieve emoties al hoog zijn is er minder ruimte om ze nog meer te laten verhogen.
    -> Bewijs voor theorie gevonden.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

oorzaken en in stand houdende factoren -> cognitieve systemen in GAD

A

Angststoornissen worden over het algemeen vaak geassocieerd met informatieverwerking
biases waarbij de aandacht uitgaat naar bedreigingen. Dit geldt ook voor GAD. Ook hebben
GAD-individuen een sterkere neurale reactie op fouten wat mogelijk hun angst faciliteert door
hun eigen of andermans mislukkingen te benadrukken.
Cognitieve biases die optreden zijn:
● Selectieve aandacht voor bedreigende stimuli: door deze aandachtsbias gaat de
aandacht weg van veilige informatie en naar informatie toe die een mogelijke bedreiging
vormt.
→ Hierdoor worden zorgen uitgelokt, deze zorgen verhogen nog meer de neiging
om de aandacht naar bedreigende stimuli te richten. Er ontstaat een vicieuze
cirkel.
● Negatieve interpretaties van stimuli: dubbelzinnige informatie wordt eerder als
negatief en bedreigend opgevat. Dit kan leiden tot foute beoordelingen.
● Gebrek aan cognitieve controle: piekeren kan leiden tot uitputting van het vermogen
om je aandacht en het werkgeheugen te controleren.
● Interferentie met cognitieve vermogens: het piekeren is erg belastend voor het
werkgeheugen, hierdoor blijft er minder vermogen over voor andere taken.
● Overtuigingen die GAD in stand houden: de persoon vindt het zorgen maken iets
positiefs, omdat diegene dan bewust is van de gevolgen. Daarnaast kan de persoon zich
ook zorgen maken over het feit dat hij of zij zich zorgen maakt, dit houdt het piekeren in
stand.

Neurowetenschap heeft aangetoond dat er bij GAD-individuen sprake is van verlaagde activiteit
in de prefrontale cortex (PFC) en de anterior cingulate cortex (ACC). Hierdoor treedt er bij
piekeren een vergrote angstreactie op.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

oorzaken en in stand houdende factoren -> positieve valentiesystemen

A
  • Als GAD-patiënten hun distress-level verhogen door zorgen maken en dan een positieve uitkomst ervaren, is er een grotere piek in positieve emoties waardoor zorgen worden beloond.
  • GAD-patiënten staan niet te lang stil bij positieve gevoelens, omdat dit de kans vergroot dat ze een ongewild negatief emotioneel contrast zullen ervaren als er iets negatiefs gebeurt.
  • Het is nog onduidelijk of GAD-patiënten minder positieve emoties hebben/voelen dan ‘gezonde’ mensen. Het lijkt dat de positieve emoties dalen tijdens zorgen maken. GAD-patiënten hebben wel moeite om te denken dat er plausibele, positieve gebeurtenissen zullen gebeuren bij hen.
    o Terug te zien in de hersenen -> verzwakte respons treedt op in de prefrontale cortex en anterior cingulate cortex.
  • Reduced reward sensitivity: GAD-individuen een lager vermogen om onderscheid in emotionele reactie te maken tussen winsten en verliezen dan gezonde mensen, dus winsten en verliezen worden bij GAD als soortgelijker ervaren.
  • GAD-patiënten leren sneller om keuzes te vermijden die een hoge directe winst hebben, maar een hoog lange termijn verlies.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

oorzaken en in stand houdende factoren -> arousal en regulatiesystemen in GAD

A
  • GAD wordt geassocieerd met fysieke rigiditeit of verminderde responses op stressors. Dit komt door een constant hoog niveau van stress. -> Komt overeen met contrast vermijdingsmodel; GAD piekeren als manier om een negatieve emotionele staat aan te houden, zodat ze verdere reactiviteit op negatieve emotionele stimuli kunnen verzachten.
  • Verhoogde arousal en verminderde autonome flexibiliteit kunnen ten grondslag liggen aan tekorten aan emotieregulatie in GAD en het behoud van GAD-symptomen.
    o Er werd gevonden dat GAD-individuen minder variabiliteit in hun hartslag lieten zien, terwijl ze adaptieve emotionele regulatie strategieën probeerden toe te passen bij het zien van enge film clips. Een poging tot ontspannen leidde dus juist tot een stabiele hoge hartslag.
  • GAD is geassocieerd met slaapproblemen en waakzaamheid. Het kan zijn dat er een bidirectionele causale relatie is tussen GAD en slaapproblemen -> slaapstoornis is risicofactor voor GAD en GAD kan leiden tot slaapproblemen.
    o Het cognitieve model van slapeloosheid van Harvey (2002) beschrijft een vicieuze cirkel waar slaapproblemen en zorgen zichzelf versterken.
  • Slaapproblemen kunnen ook voortkomen uit mutaties in de genen voor het circadiaanse ritme van een individu. Deze genen kunnen een predispositie voor de ontwikkeling van GAD vormen, doordat een individu een verstoord slaap-waakritme heeft.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

oorzaken en in stand houdende factoren -> sociale processen in GAD

A
  • GAD is gelinkt aan interpersoonlijke disfunctie, interpersoonlijke zorgen/problemen, distress, gebrek aan vrienden, huwelijksproblemen en ontevredenheid, grotere kans op scheiding en disfunctionele familiedynamieken. GAD komt vaak voor met sociale anxiety en persoonlijkheidsstoornissen met interpersoonlijke moeilijkheden als hoofdsymptomen. -> Kan gevolgen hebben voor behandelingsuitkomst en in stand houding van de stoornis.
  • Het interpersoonlijke model van GAD van Newman en Erickson (2010) stelde dat onzekere hechting met de primaire verzorger een ontwikkelingsrisicofactor is voor GAD.
    o Er is nog geen sterk bewijs voor met welke soort onzekere hechting (ambivalente of vermijdingshechting) GAD is geassocieerd.
  • Daarnaast is er bewijs gevonden voor een onbalans in het neurale oxytocine systeem bij GAD-individuen. Dit hormoon is onder andere gelinkt aan de vorming van hechtingen. Een verstoring in dit oxytocine systeem kan dus leiden tot een vermijdende, ambivalente of gedesorganiseerde hechting tussen ouder en kind. Dit interpersoonlijke probleem verhoogt vervolgens de kans op het ontwikkelen van GAD.
  • Uit onderzoek is gebleken dat individuen met GAD vaak slecht bewustzijn hebben van hun interpersoonlijke impact op anderen. Hierbij overschatten ze met name hun vermogen om sociale en emotionele banden te vormen met anderen. Piekeren als eigenschap hebben (i.p.v. als stemming zoals bij gezonde individuen) leidt er namelijk toe dat een individu overschat in hoeverre hun gedrag als vriendelijk wordt gezien door een ander.
  • De meeste GAD-patiënten hebben een affiliatie-gerelateerde disfunctie, ze zijn té meegaand, zelfopofferend, niet-assertief en opdringerig. Affiliatieve interpersoonlijke problemen voorspelden slechtere behandelingsuitkomsten.
    o Onderzoeken zijn gebaseerd op zelfrapporten en GAD-patiënten overschatten hun affiliatieve impact op anderen vaak.
  • Disfunctionele sociale cognities manifesteren zich als gevoeligheid, wantrouwen, achterdocht en vijandigheid tegen anderen. Er is dus een bias naar vijandigheid. Gevoeligheid voor en perceptuele bias naar interpersoonlijke bedreigingen motiveren strategische gedragingen om de bedreiging te voorkomen of verminderen.
  • De bias in interpersoonlijke percepties in GAD komen niet door tekorten in het vermogen om andermans emoties waar te nemen of hun intenties te bepalen, maar door negatieve toeschrijvingen aan interpersoonlijke stimuli (toeschrijven aan jezelf).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

moduleren van angst en stress

A

-> Uit onderzoek is gebleken dat GAD-individuen een verhoogde activatie in de bed nucleus van de stria terminalis (BNST) vertonen en een verlaagde amygdala-activiteit. Het BNST-gebied is betrokken bij de angstreactie, en de amygdala bij de stressreactie. Kortom, individuen met GAD vertonen versterkte angstreacties op bedreigende stimuli, en dit leidt mogelijk tot ongepaste coping strategieën zoals piekeren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly