Probleem 5: Nature vs. Nurture Flashcards
(39 cards)
behavioral genetics
onderzoek naar genetische invloeden op gedrag en persoonlijkheid
monozygote tweeling
een eiige tweeling
dizygote tweeling
twee eiige tweeling
correlatie een eiige tweelingen hoger twee eiige tweelingen
genen
correlatie een eiige tweelingen lager dan twee eiige tweelingen
omgeving
equal evironment assumption
eeneiige tweelingen hebben geen gelijkere omgeving dan twee eiigen tweelingen
heritability coëfficiënt
een statisic die verwijst naar het aandeel van de variantie in een groep dat wordt veroorzaakt door genen
phenotypic variance
verschillen in observeerbare kenmerken
genotypic variance
verschillen in genen
formule hertability
2 (Rmz - Rdz)
selective placement
adoptiekinderen kunnen in ongeveer dezelfde omgeving als bij hun biologische ouders worden geplaatst
GWAS
ze kijken naar het hele genoom en onderzoeken zo verschillen in persoonlijkheid
non-shared environmental effect
de gedeelde omgeving heeft nauwelijks invloed op de persoonlijkheid terwijl de niet-gedeelde omgeving heel veel invloed heeft.
GxE passief
het kind krijgt de genen van de ouders en ook de omgeving
GxE actief
kind kiest eigen omgeving
GxE reactief
bepaalde genen lokken een reactie uit in je omgeving
sociobiologie
de studie van de biologische basis van gedrag
molecural genetics
onderzoek doen of bepaalde genen overeenkomen met bepaalde persoonlijkheidseigenschappen
temperament
onderscheidende patronen van gevoelens en gedrag die hun oorsprong vinden in de biologie van een kind en die zich vroeg in de ontwikkeling voordoen.
phrenology
bepaalde delen van je hersenen zijn verantwoordelijk voor bepaalde emoties
hoogreactief
babys die erg motorisch actief zijn en angst vertonen
geremd
mensen zijn consequent verlegen tegenover vreemden en vermijden nieuwe situaties
laagreactief
babys die een lage motorische activiteit hebben
ongeremd
deze kinderen zijn niet verlegen en niet bang voor neiuwe gebeurtenissen