Probleem 5: Nature vs. Nurture Flashcards

(39 cards)

1
Q

behavioral genetics

A

onderzoek naar genetische invloeden op gedrag en persoonlijkheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

monozygote tweeling

A

een eiige tweeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

dizygote tweeling

A

twee eiige tweeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

correlatie een eiige tweelingen hoger twee eiige tweelingen

A

genen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

correlatie een eiige tweelingen lager dan twee eiige tweelingen

A

omgeving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

equal evironment assumption

A

eeneiige tweelingen hebben geen gelijkere omgeving dan twee eiigen tweelingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

heritability coëfficiënt

A

een statisic die verwijst naar het aandeel van de variantie in een groep dat wordt veroorzaakt door genen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

phenotypic variance

A

verschillen in observeerbare kenmerken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

genotypic variance

A

verschillen in genen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

formule hertability

A

2 (Rmz - Rdz)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

selective placement

A

adoptiekinderen kunnen in ongeveer dezelfde omgeving als bij hun biologische ouders worden geplaatst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

GWAS

A

ze kijken naar het hele genoom en onderzoeken zo verschillen in persoonlijkheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

non-shared environmental effect

A

de gedeelde omgeving heeft nauwelijks invloed op de persoonlijkheid terwijl de niet-gedeelde omgeving heel veel invloed heeft.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

GxE passief

A

het kind krijgt de genen van de ouders en ook de omgeving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

GxE actief

A

kind kiest eigen omgeving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

GxE reactief

A

bepaalde genen lokken een reactie uit in je omgeving

17
Q

sociobiologie

A

de studie van de biologische basis van gedrag

18
Q

molecural genetics

A

onderzoek doen of bepaalde genen overeenkomen met bepaalde persoonlijkheidseigenschappen

19
Q

temperament

A

onderscheidende patronen van gevoelens en gedrag die hun oorsprong vinden in de biologie van een kind en die zich vroeg in de ontwikkeling voordoen.

20
Q

phrenology

A

bepaalde delen van je hersenen zijn verantwoordelijk voor bepaalde emoties

21
Q

hoogreactief

A

babys die erg motorisch actief zijn en angst vertonen

22
Q

geremd

A

mensen zijn consequent verlegen tegenover vreemden en vermijden nieuwe situaties

23
Q

laagreactief

A

babys die een lage motorische activiteit hebben

24
Q

ongeremd

A

deze kinderen zijn niet verlegen en niet bang voor neiuwe gebeurtenissen

25
amygdala
gebied in de hersenen dat reageert op nieuwe dingen en bedreigingen
26
activity level
totale output van energie of gedrag van een persoon extraversie Buss en Plomin
27
sociability
de neiging van een persoon om liever met anderen te zijn dan alleen extraversie en vriendelijkheid Buss en Plomin
28
emotionallity
de neiging van een persoon om emotioneel te worden in verontrustende situaties neuroticisme Buss en Plomin
29
impulsiviteit
mate van controle op gedrag conscientieusheid Buss en Plomin
30
intelligentie
openheid | Buss en Plomin
31
approach
onbekende situaties benaderen Sociability extraversie rothbart
32
avoidance
onbekende situatie vermijden emotionallity neuroticisme rothbart
33
effortful controle
gefocust en terughoudend. onderdrukking van het approach temperament wanneer dit ongepast is. impulscontrole. conscientieusheid rothbart
34
makkelijk
makkelijk aan te passen. later minder kans op problemen. | Thomas en Chess
35
moeilijk
moeilijk aan te passen. later meer kans op problemen. | Thomas en Chess
36
traag op te warmen
milde reacties | Thomas en Chess
37
PE
sociaal erg betrokken bij activiteiten | Clark en Watson
38
NE
veel negatieve emoties en gedachten | Clark en Watson
39
DvC
impulscontrole | Clark en Watson