Probleem 7: Blauwe/Bruine Ogen Flashcards

(44 cards)

1
Q

social identiteit

A

De vraag hoe iemand in relatie tot een sociale omgeving wordt gedefinieerd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

sociaal-structureel

A

sociale classificatie van mensen in categorieen of groepen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

visible minorities

A

groepen die er in vergelijking tot de meerderheidsgroep zichtbaar anders uitzien kunnen moeilijkheden ervaren met geaccepteerd te worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

cultureel

A

onderscheidende groepen gedragen zich anders

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

zijnsdefinitie

A

bewust zijn van wie je bent en hoe anderen jou zien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

etnisch-categoriaal denken

A

het noodzakelijk vinden dat er onderscheid wordt gemaakt tussen groepen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

kleurenblind perspectief

A

men vind dat er geen onderscheid moet worden gemaakt tussen groepen omdat dit niet relevant is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

master status

A

een deelidentiteit die op dat moment centraal staat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

stigma identiteit

A

wanneer er door anderen maar naar 1 deelidentiteit wordt gekeken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

primaire identiteit

A

de eerste identiteit die je op jonge leeftijd krijgt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

bindingsbehoefte

A

men wil zich met een groep verbonden voelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

ascriptie

A

mensen worden door anderen samengevoegd op grond van hun vermeende afkomst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

zelfascriptie

A

mensen zien en definieren zichzelf in etnische termen en er is sprake van eigen normen, regels en doelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

zelfcategorisering

A

turner

zichzelf categoriseren als een lid van een bepaalde groepering. men schrijft zichzelf een label toe

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

zelfstereotypering

A

de eigenschappen die bij de groep horen schrijft men ook aan zichzelf toe en gaat hiernaar handelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

zelfidentificatie

A

emotionele verbondenheid met een bepaalde groepering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

interpersoonlijk niveau

A

situaties waarin mensen met elkaar omgaan als unieke en concrete individuen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

intergroepsniveau

A

situaties waarin mensen elkaar benaderen in termen van groepslidmaatschappen

19
Q

intergroepsdifferentiatie

A

de verschillende groepen worden met elkaar vergeleken

20
Q

interetnische relaties

A

mensen willen vooral met mensen van dezelfde etnicteit omgaan

21
Q

allochtoon

A

iemand is allochtoon als minimaal 1 ouder in het buitenland is geboren

22
Q

eerste generatie allochtoon

A

iemand die zelf ook in het buitenland is geboren

23
Q

tweede generatie allochtoon

A

iemand geboren in nederland met ouders die in het buitenland zijn geboren

24
Q

autochtoon

A

een persoon met een nl achtergrond

25
derde generatie
zelf geboren in nederland en ouders ook maar 1 ouder heeft migratie achtergrond.
26
identiteitsbeleving
hoe mensen zichzelf zien. persoonlijke interpretatie en beleving van de identiteit
27
etniciteit
de afstemming en oorsprong van een bepaalde groep of persoon
28
etnische identiteit
indeling van mensen die wordt gemaakt obv biologische culturele en religieuze kenmerken
29
primordiale benadering
gaat ervanuit dat etniciteit is aangeboren en niet dynamsich is
30
situationele benadering
etniciteit wordt bepaald door bestaande grenzen en bepaald door de samenleving
31
etnische zelfwaardering
gevoelens van trots en tevredenheid wanneer je je sterk identificeert met een etnische groep
32
globale zelfwaardering
tevreden en trots zijn op wie je bent als individu
33
individual mobility
kiest ervoor om de groep te verlaten of van groep te wisselen
34
social creativity
de hele groep kiest ervoor om de betekenis van hun groep te veranderen zodat de groep een betere naam krijgt
35
social competition
de hele groep vecht tegen het systeem zodat de groep een betere hiërarchische plaats krijgt.
36
pre-encounter
houdt zich niet veel bezig met etniciteit
37
encounter
men schaamt zich voor etniciteit door een negatieve ervaring
38
immersion-emmersion
men is veel bezig met etniciteit en wat dit betekend
39
internaliserend
men trots en zelfverzekerd over etniciteit
40
internaliserend-commitment
men is zelfverzekerd en zet een stap om de positie van etnische groep te verbeteren
41
ontwikkelingspsychologie
theorieen over de ontwikkeling van de etnische identiteit | erikson
42
sociale psychologie
ontwikkeling van de etnische identiteit gaan veel meer over gevoelens en identificatie met een groep
43
groepswaardering
hoe voelt iemand zich bij lid zijn van een etnische groep
44
exploratie
mate waarin iemand probeert uit vinden wat het betekend om lid te zijn van de etnische groep