Psychose Flashcards
(7 cards)
Psychose definitie
Veranderde bewustzijnservaring die zorgt dat werkelijkheid een onwerkelijk karakter krijgt en associatieve betekenisverbanden de overhand krijgen
–> kan voorkomen bij normaal brein =/ breinziekte
Symptomen
Hallucinaties
Denken –> formele denkstoornis; inhoudelijke denkstoornis; cognitieve disfuncties
Gevoelens –> afgevlakte expressie en affect, angst, prikkelbaar
Gedrag –> snel spreken, bizar, katanone gedragingen, sociaal teruggetrokken, …
Functioneren –> op relatie, sociaal, werk, … vlak
Beloop
= extreem variabel (we zien wel dat vele mensen ervan herstellen)
3 invalshoeken van symptomen
Schizofrenie is niet echt ziektebeeld meer combinatie van symptomen
–> Fenomenologie: breed waaier van symptomen
–> Differentiaal diagnose: bij meerdere psychiatrische beelden voorkomt
–> Beschrijvende en structurele diagnostiek: hoe linken aan beschrijvende terminologie in DSM
UHR
UHG = ultra hoge risicogroep –> 3 groepen:
1. Personen met familiale belasting en verval in functioneren
2. Personen die subklinische psychotische ervaringen hebben
3. Personen die BLIPS (korte spontane psychotische ervaringen) ervaren
Vroegdetectie + meetinstrumenten
Vroegdetectie is van belang want hoe langer onbehandeld, hoe slechter het verloop
–> vroegdetectie programma’s bij UHG om tijdig op te sporen
–> meetinstrumenten:
CAPE: zelfbeoordelingslijst met 42 items
PQ-16: vragenlijst met 16 items
CAARMS: semi-gestructureerd interview, intensiteit en frequentie apart, meet ook sociaal functioneren
Psychodiagnostiek
!Diagnose stellen neemt tijd!
Observatie + structurele evaluatie (psychotische structuur) + cognitieve evaluatie (cognitieve functies via neurologisch onderzoek) + klinische evaluatie
–> 2 fasen:
1. Acuut beeld = toestandsbeeld –> symptomen, subjectieve beleving, heeft persoon inzicht in symptomen, gevaar?,…
2. Gestabiliseerd beeld = psychose kaderen in persoonlijkheidsstructuur –> is er verlies of behoud van mogelijkheden (cognitief, sociaal, …)