Regeringen in Nederland Flashcards
(34 cards)
Staatsinrichting van Nederland
constitutionele monarchie.
Regering: staatshoofd en ministers
Parlementair regime/systeem: regering afhankelijk van een parlementaire meerderheid.
Zwak bicameralisme; beperkt dualisme.
Nederland is een gedecentraliseerde eenheidsstaat. macht verdeeld op verschillende niveau’s
Veel hoge colleges: Raad van State, Algemene Rekenkamer
Regering
Koning en alle ministers
Kabinet
Alle ministers en staatssecretarissen
Ministerraad
Alle ministers
Taken staatshoofd
handtekening plaatsen onder wetten
Voorlezen troonrede
Benoemen ministers en informateurs: sinds 2012 wijst Tweede Kamer een informateur aan.
Regelmatig overleg met minister-president
Ceremoniële taken
Ministeriële verantwoordelijkheid (sinds 1848, Thorbecke)
Waarom een monarchie?
- Path dependency: te veel moeite om af te schaffen
- Boven partijen staand symbool van eenheid
- Suggestie van continuïteit: staat is denkbeeldig en moet iets vastigs hebben
Path dependency
proces waarbij gebeurtenissen of keuzes uit het verleden van invloed zijn op de loop van latere ontwikkelingen
Vertrouwensregel
De vertrouwensregel houdt in dat een minister, staatssecretaris, of het kabinet als geheel moet aftreden als zij niet langer het vertrouwen genieten
Monisme
Regering en parlement komen overeen
Dualisme
Regering en parlement komen niet overeen
Beperkt dualisme
Formeel wel duaal, dus regering / parlement gescheiden, maar er is in de praktijk veel overleg tussen fracties en regering bij partijen
Regeerakkoorden ontwikkeling
steeds meer dichtgetimmerd. Dit is antidemocratisch, minder ruimte voor parlement.
Regels staatssecretarissen
zitten niet bij de ministerraad, hebben geen eigen ministerie, worden wel verwacht om collegiaal met anderen te besturen (het kabinet spreekt met één mond). Non-interventie is belangrijk.
Primus inter pares
betekent dat een lid van een groep dezelfde rechten heeft als alle anderen, maar toch een verhoogd aanzien heeft
Macht premier
relatief klein
- primus inter pares
- klein departement, weinig eigen mensen mee
- presidentialisering a.g.v. rol van de EU (want regeringsleiders praten daar ook)
- rol als mediator bij conflicten
Presidentialisering
Meer macht voor de premier
Politisering van kabinet door de jaren heen
- minder mensen van buiten de partij zonder politieke ervaring.
- sinds 1973 zijn premiers partijleider van grootste partij. Daarvoor maakte dat niet uit.
- Duidelijke politieke scheidslijnen tussen ministers
Duur van een formatie afhankelijk van:
- kiesstelsel: proportioneel of districtenstelsel
- aantal partijen/noodzaak coalitie
- ideologische verschillen tussen partijen
- bicameralisme of unicameralisme; twee kamers is wel moeilijker
- verhouding tussen partijen
- urgentie.
Soorten coalities
- Minimal winning coalitions
- Minimal winning connected coalitions
- Surplus coalities
- Minderheidsregeringen
Minimal winning coalitions
coalities van partijen die een gezamenlijke meerderheid hebben met zo min mogelijk partners
Minimal winning connected coalitions
coalities van partijen die gezamenlijke meerderheid hebben en ook ideologisch verbonden zijn
Surplus coalitions
bevat meer partijen dan noodzakelijk voor een meerderheid.
–> waarom? nationale eenheid: supermeerderheid noodzakelijk
(grondwetswijzigingen)
Minderheidsregeringen
- Pivotal Party
- oppositiepartijen hopen via parlement invloed uit te oefenen in ruil voor leveren meerderheid (beter voor dualisme; meer invloed kamer)
- een potentiële coalitiepartner is te omstreden of te instabiel om in coalitie te zitten
Pivotal party
grote meerderheidspartij met kleine gedoogpartners