spijsvertering Flashcards

(28 cards)

1
Q

wat zijn de wetenschappelijke benamingen van:

  1. inname
  2. vertering
  3. opname
  4. transport
  5. stofwisseling
A
  1. ingestie
  2. digestie
  3. absorptie
  4. transport
  5. metabolisme
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waardoor wordt amylase afgebroken?

A

amylose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Waardoor vind de chemische afbraak van stoffen in de maag plaats?

A

door zuur en enzymen. (maaglipase, pepsine (verteerd door eiwitten) wordt afgegeven door pepsinogeen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Leg het begrip: denaturatie uit.

A

Dat de eiwitten zich ontvouwen doordat ze kapot gaan, daardoor zijn ze makkelijker te verteren door de pepsine.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

leg het begrip: chymus uit.

A

Voedselbrij.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Uit hoeveel delen bestaat de dunne darm en hoe heten deze?

A

3 delen; duodenum, jejunum en ileum.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wanneer ontstaan er peptische ulsers?

A

Wanneer de zure maag inhoud (omdat er geen naturalisatie ontstaat) in de darm komt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat voor enzymen zorgen voor afbraak van de eiwitten?

A

proteasen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat voor enzymen zorgen voor afbraak van de koolhydraten?

A

amylase

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat voor enzymen zorgen voor afbraak van de vetten

A

lipase

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

waar komt gal vandaan?

A

de lever

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Waar slaat het lichaam gal op?

A

in de galblaas

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

welke enzymen maakt de wand van de dunne darm?

A

maltase en lactase

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wat is de functie van de dikke darm?

A

resorptie van water

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

kunnen enzymen in het lichaam oplosbare vezels opnemen?

A

nee, Ons lichaam heeft geen enzymen om oplosbare vezels op te nemen, daar hebben we de bacterien in de darmen voor nodig.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Noem 4 soorten vetten:

A

Was, olien, harde vetten en cholesterol

17
Q

welke 4 vetten onderscheiden we chemisch?

A

triglyceriden, fosfolipiden, vrije vetzuren en cholesterol.

18
Q

hoeveel verbindingen heeft een enkelvoudig onverzadigde molecuul?

19
Q

hoeveel verbindingen heeft een dubbelvoudig onverzadigd molecuul?

20
Q

wat zijn de functies van cholesterol?

A

: productie van vitamine D, bijschorsnierhormonen, geslachtshormonen en galvloeistoffen en galzuren en zouten

21
Q

Wat zijn de functies van vet?

A

brandstof, reserveopslag energie, helpen bij de opname van vitamines, bouw van celmembranen en grondstof voor hormonen en signaalstoffen.

22
Q

Wat is de functie van eiwitten?

A

structuur en stevigheid, het mogelijk maken van chemische reacties (enzymen), transport en communicatie (hormonen, receptoren)

23
Q

welke stoffen bevatten alle organische verbindingen?

A

koolstof en waterstof, meestal ook zuurstof

24
Q

hoeveel procent van het lichaamsgewicht vormen koolhydraten?

A

minder dan 3%

25
wat zijn de 3 belangrijkste koolhydraten?
monosachariden, disachariden en polysachariden (alle 3 in water oplosbaar)
26
is glycogeen in water oplosbaar?
nee
27
uit welke stoffen bestaan eiwitten?
aminozuren. Koolstof, waterstof, zuurstof en stikstof.
28
hoeveel procent van het lichaamsgewicht vormen eiwitten?
circa 20%