T2 VOC Flashcards

(86 cards)

1
Q

de (bestel)bon

A

le bon (de commande)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

de (waarde)bon

A

le bon (de valeur)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

de betaling

A

le paiement

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

de gegevens

A

les coordonnées (f)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

de reservatie

A

la réservation

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

de voorstelling

A

la séance

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

volzet

A

complet, complète

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

beschikbaar

A

disponible

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

vrij

A

libre

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

mogelijk

A

possible

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

past dat voor u?

A

ça vous convient?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

bestellen

A

commander

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

bevestigen

A

confirmer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

het spijt me

A

je suis désolé

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

invoeren

A

entrer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

ik luister

A

je vous écoute

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

ik heb nog/ er is nog

A

il me reste

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

een bestelling doen

A

passer une commande

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

reserveren

A

réserver

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

verkopen

A

vendre

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

afhalen

A

venir chercher

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

nakijken

A

vérifier

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

op naam van

A

au nom de

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

met de smartphone betalen

A

payer avec le smartphone

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
contant betalen
payer en espèces/ payer en liquide
26
met de (bank) kaart betalen
payer par carte (bancaire)
27
Ik zou graag een reservatie maken voor
J'aimerais faire une réservation pour
28
Voor welke dag?
Pour quel jour?
29
een terrein
un terrain
30
Ik zou graag een tafel reserveren.
Je voudrais réserver une table.
31
een ticket
un ticket
32
een plaats
une place
33
Dinsdag/ zaterdag 10 oktober, om 18u/20u.
Le mardi/ samedi 10 octobre, à 18h/ 20h
34
Een momentje. Ik kijk het na.
Un instant. Je vérifie.
35
Oh, jammer, maar dat gaat niet.
Oh, dommage, mais ça ne va pas.
36
dat past me niet.
ça ne me convient pas.
37
Ja, dinsdag/ zaterdag 10 oktober is er een terrein vrij.
Oui, le mardi/ samedi 10 octobre, il y a un terrain de libre.
38
perfect
parfait
39
Ja we hebben nog een tafel beschikbaar.
Oui, on a encore une table disponible.
40
een ticket
un ticket
41
een plaats
une place
42
Het spijt me, maar we hebben geen plaats meer.
Désolé(e), mais on n'a plus de place.
43
voor 21u/ 22u.
avant 21h/22h
44
we zijn volzet
on est complet
45
alle terreinen zijn gereserveerd
tous les terrains sont réservés
46
alle tickets zijn verkocht
les tickets sont tous vendus
47
Maar ik heb nog wel een terrein maandag om 19u.
Mais il me reste un terrain le lundi à 19h.
48
Past dat ook voor u?
ça vous convient aussi?
49
Op welke naam is het?
C'est à quel nom?
50
Ziezo, dat is genoteerd.
Voilà, c'est noté.
51
Graag gedaan.
Avec plaisir.
52
Ik zou graag televisie X bestellen.
J'aimerais commander la télé X.
53
smartphone X
le smartphone X
54
een pizza
une pizza
55
Een momentje.
Un instant.
56
Ik neem een bestelbon.
Je prends un bon de commande.
57
vul in
remplis
58
Bedankt.
Merci.
59
Op welke naam is het?
C'est à quel nom?
60
Op naam van X.
Au nom de X.
61
Wat is uw e-mailadres?
Quelle est votre adresse e-mail?
62
Dat is XX@gmail.com
C'est XX@gmail.com
63
Ziezo, dat is genoteerd.
Voilà, c'est noté.
64
Dat is uw bestelbon.
Voici votre bon de commande.
65
We sturen u de bestelbon per mail.
On vous envoie le bon de commande par mail.
66
U mag uw bestelling komen ophalen...
Vous pouvez venir chercher votre commande...
67
morgen/ over een uur/ tegen 20u
demain/ dans une heure/ vers 20h
68
van zodra u de bevestigingsmail heeft ontvangen
dés que vous avez reçu le mail de confirmation
69
Oké. Tot ziens!
D'accord. Au revoir.
70
Tot binnenkort.
à bientôt.
71
Ik kom mijn bestelling ophalen op naam van X
Je viens chercher ma commande au nom de X
72
Een momentje, a.u.b. Ik bekijk het.
Un instant, S.V.P. Je regarde.
73
Heeft u uw bestelbon?
Vous avez votre bon de commande?
74
Heeft u een bevestigingsmail ontvangen?
Vous avez reçu un mail de confirmation?
75
Ja, dat is mijn bestelbon.
Oui, voici mon bon de commande.
76
Ziezo, uw bestelling, meneer/ mevrouw
Et voilà votre commande, Madame/ Monsieur.
77
Hoe betaalt u?
Vous payez comment?
78
cash of met de kaart?
en liquide/ en espèces ou par carte?
79
Ik heb een waardebon van €X
J'ai un bon de valeur de €X
80
Dan rest er u nog een bedrag van
Alors, il vous reste la somme de €X
81
Cash. Hier is €X
En liquide. Voici €X
82
Dan krijgt u nog €X terug
Alors, je vous rends €X
83
Vergeet niet te bevestigen.
Entrez votre code, S.V.P.
84
U mag uw code invoeren, a.u.b.
N'oubliez pas de confirmer
85
Kan ik met de smartphone betalen?
Je peux payer avec le smartphone?
86
Ja, natuurlijk. Hier is de QR-code.
Oui, bien sûr. Voici le code QR.