T2.2 Convergentie & divergentie Flashcards
(40 cards)
Wat wordt bedoeld met de verbanden tussen items en interne consistentie van een meetinstrument?
Het verwijst naar de mate waarin de responsen op verschillende items van het meetinstrument samenhangen en consistent zijn.
Hoe kunnen onderzoekers de verbanden tussen items in een meetinstrument evalueren?
Onderzoekers kunnen de correlatiematrices vergelijken, waarin alle geobserveerde correlaties tussen alle items tegelijkertijd worden getoond.
Wat zijn enkele statistische maten die worden gebruikt om de interne consistentie van een meetinstrument te schatten?
Enkele statistische maten zijn Cronbach’s alpha, McDonald’s omega, en de split-half betrouwbaarheid.
Waarom moeten correlaties tussen items samen met betrouwbaarheidsintervallen worden gerapporteerd?
Omdat correlaties uit een steekproef puntschattingen zijn en daarom niet informatief genoeg zijn, moeten ze worden gerapporteerd samen met betrouwbaarheidsintervallen om de nauwkeurigheid ervan aan te geven.
Wat betekent het als een meetinstrument valide kan worden toegepast in een specifieke populatie en context?
Het betekent dat de verbanden tussen items in die populatie en context overeenkomen met de verbanden van het oorspronkelijk gevalideerde meetinstrument.
Wat betekent een betrouwbaarheidsinterval van
r=[0.38,0.44] voor de correlatie tussen items in een meetinstrument?
Het betekent dat er met 95% zekerheid wordt verwacht dat de werkelijke correlatie tussen de items in de populatie binnen dit interval ligt.
Hoe kunnen onderzoekers bepalen binnen welke bandbreedte een meetinstrument nog als valide kan worden beschouwd?
Onderzoekers moeten richtlijnen opstellen over welke correlaties acceptabel zijn voor het behoud van de validiteit van het meetinstrument in verschillende populaties en contexten.
Welke rol speelt een responsmodel bij het beoordelen van de validiteit van een meetinstrument?
Een responsmodel voorspelt hoe items in een meetinstrument met elkaar samenhangen. Dit model kan helpen bij het beoordelen van de validiteit van het meetinstrument in verschillende populaties en contexten.
Wat zijn de verwachte verbanden tussen items in een meetinstrument?
Verwacht wordt dat items die vergelijkbare aspecten van een construct meten, sterker met elkaar samenhangen dan items die verschillende aspecten meten.
Wat zijn de drie bijzondere meetmodellen voor het verwachte verband tussen items?
De drie bijzondere meetmodellen zijn: het parallelle meetmodel, het tau-equivalente meetmodel en het congenerieke meetmodel.
Wat houdt het parallelle meetmodel in?
Het parallelle meetmodel stelt dat alle items exact hetzelfde meten, dezelfde variantie hebben en even sterk met elkaar samenhangen.
Wat is het tau-equivalente meetmodel?
Het tau-equivalente meetmodel vereist dat items dezelfde onderliggende variabele meten, maar staat toe dat ze verschillende gemiddelden hebben.
Wat is het congenerieke meetmodel?
Het congenerieke meetmodel vereist dat alle items hetzelfde onderliggende construct meten, maar staat toe dat ze verschillende subconstructen meten.
Wat is convergente validiteit?
Convergente validiteit wordt aangetoond wanneer de scores van een meetinstrument sterk samenhangen met de scores van een ander meetinstrument dat hetzelfde construct meet.
Wat is interne consistentie in relatie tot meetinstrumenten?
Interne consistentie is een maat voor de mate waarin items in een meetinstrument met elkaar samenhangen, vaak geassocieerd met de betrouwbaarheid van het meetinstrument.
Wat is divergente validiteit?
Divergente validiteit wordt aangetoond wanneer de scores van een meetinstrument niet samenhangen met de scores van een ander meetinstrument dat een volledig ongerelateerd construct meet.
Waarom is het onderzoeken van verbanden met andere meetinstrumenten belangrijk voor de validatie van een meetinstrument?
Het onderzoeken van verbanden met andere meetinstrumenten biedt inzicht in de convergente en divergente validiteit van het meetinstrument, wat helpt bij het beoordelen van de mate waarin het meetinstrument daadwerkelijk meet wat het zou moeten meten.
Waarom kunnen verbanden met andere meetinstrumenten worden onderzocht op basis van responsen per item of samengevoegde responsen?
Dit hangt af van het responsmodel van het meetinstrument. Als alle items precies hetzelfde meten, is het logisch om naar de samenvoeging te kijken; als niet alle items hetzelfde meten, is het logischer om de verbanden per item te berekenen.
Wat zijn enkele instructies voor het onderzoeken van convergente of divergente validiteit?
Een voorbeeld van instructies is het afnemen van het meetinstrument in een pilotsteekproef, waarbij de correlaties met andere relevante meetinstrumenten worden onderzocht en betrouwbaarheidsintervallen worden bepaald.
Waarom is het belangrijk dat ontwikkelaars van een meetinstrument duidelijke instructies geven voor het bepalen van de validiteit ervan in verschillende populaties en contexten?
Duidelijke instructies helpen andere onderzoekers bij het beoordelen of zij het meetinstrument ook kunnen gebruiken, en bieden een gestandaardiseerde methode voor het evalueren van de validiteit.
Wat zijn de verwachte verbanden tussen items in een meetinstrument?
Verwacht wordt dat items die vergelijkbare aspecten meten, sterker met elkaar samenhangen dan items die verschillende aspecten meten.
Wat zijn de drie bijzondere meetmodellen voor het verwachte verband tussen items?
De drie bijzondere meetmodellen zijn het parallelle meetmodel, het tau-equivalente meetmodel en het congenerieke meetmodel.
Wat is convergente validiteit en divergente validiteit?
Convergente validiteit wordt aangetoond wanneer de scores van een meetinstrument samenhangen met een ander meetinstrument dat hetzelfde construct meet, terwijl divergente validiteit aantoont dat scores op een meetinstrument niet samenhangen met scores op een ander meetinstrument dat een ongerelateerd construct meet.
Waarom is het onderzoeken van verbanden met andere meetinstrumenten belangrijk voor de validatie van een meetinstrument?
Waarom is het onderzoeken van verbanden met andere meetinstrumenten belangrijk voor de validatie van een meetinstrument?