Taak 4 Flashcards
(34 cards)
Korte termijn geheugen - Wat en werking?
Wat:
Geheugen die een beperkte hoeveelheid informatie kan opslaan (tussen de 5 en de 9 stuks). Het korte termijn geheugen vereist repetitie.
Werking:
Hebb suggereerde dat men korte termijnherinneringen zouden kunnen opslaan door een weerkaatsend circuit.
Neuron A prikkelt neuron B prikkelt neuron C, die vervolgens weer neuron A prikkelt.
Verder stelde hij dat het opslaan van dingen in het korte termijngeheugen voor een voldoende lange periode ervoor zorgt dat er consolidatie (versterken) plaatsvindt naar het lange termijngeheugen. Dit komt vermoedelijk door het bouwen van nieuwe synapsen.
Als iets de repetitie onderbrak, dan zal het verwijderd worden uit het korte termijngeheugen.
Betrokken geheugengebieden:
Voor ruimtelijke locaties: pariëtaal-frontaal-spatieetaalsysteem (dorsale stroom)
Voor objecten: inferior-temporaal-dorsolateraal-frontaalsysteem (ventrale stroom)
Schade aan prefrontale cortex lijdt tot problemen in kortetermijngeheugen.
- Vereist vooral betrokkenheid van frontale regio’s
Lange termijngeheugen - Wat, werking en proces
ook wel: declaratief geheugen
Wat:
Men kan een enorme hoeveelheid informatie opslaan, je kunt lange termijn herinneringen reconstrueren waar je jaren niet aan hebt gedacht, hoewel de herinnering misschien niet 100% nauwkeurig is.
Werking:
Vermoedelijk door het aanleggen van nieuwe synapsen kan men herinneringen opslaan in het lange termijngeheugen: consolidatie.
Mediale temporale kwab structuren ondersteunen het langetermijn geheugen. Lange termijngeheugen is nodig als de capaciteit van het werkgeheugen overschreden wordt/ verstoord is door aandacht te geven aan afleidend materiaal.
proces: top-down
geheugengebieden:
Episodisch: rechter temporaalkwab, linker frontale cortex
Semantisch: linker hemisfeer
Flitsherinneringen - Wat en verklaring (consolidatie)
Wat:
Emotioneel belangrijke herinneringen worden snel opgeslagen. Als een gebeurtenis buitengewoon opwindend is, herinnert men zich niet alleen de gebeurtenis, maar ook de gebeurtenissen vlak ervoor of erna.
Verklaring:
Zeer emotionele ervaringen wekken de locus coerules op, waardoor afgifte van norepinefrine (noradrenaline) door de cortex en afgifte van dopamine in de hippocampus toeneemt. Ook verhogen emotionele ervaringen de afscheiding van epinephrine (adrenaline) en cortisol die de amygdala en de hippocampus activeren –> zorgt ervoor dat informatie sneller wordt opgeslagen.
consolidatie hangt dus van meer af dan alleen de tijd die het lichaam nodig heeft om eiwitten te synthetiseren.
‘synaptic tag-en-capture-proces’
Je brein regelt een zwak nieuw geheugen voor latere stabilisatie als er kort daarna een soortgelijke belangrijke gebeurtenis opnieuw optreedt.
Voorbeeld: je rijdt op een gladde weg en je glijdt een beetje uit (korte schrik), een minuut later glij je weer uit en heb je een ongeluk met de auto veroorzaakt. Je herinnert dan niet alleen het ongeluk, maar ook die kleine slip vlak ervoor. Dit is een ander aspect van flashbulb memories.
Werkgeheugen - Wat en functie
Wat:
Is de capaciteit om een beperkte hoeveelheid informatie vast te houden om verschillende cognitieve vaardigheden te ondersteunen.
Functie:
Heeft 2 functies:
1. Tijdelijk opslaan van informatie
2. Zodat we er iets mee kunnen doen.
Het is onafhankelijk van de mediale temporale kwab structuren die het lange termijngeheugen ondersteunen.
Lange termijn geheugen onderscheiden van werkgeheugen
- Vermogen om object-plaats locaties in het werkgeheugen te houden is intact na laesie aan mediale temporale kwab en de hippocampus.
- fMRI activiteit in de mediale temporale kwab laat het vormen van lange termijngeheugen zien in plaats van die van het werkgeheugen.
Geheugens: declaratief (expliciet) en niet-declaratief (impliciet)
Declaratief (bewuste geheugen), dit bestaat uit het episodisch geheugen - gebeurtenissen, en het semantisch geheugen - feiten. Het declaraties geheugen is goed voor het snel leren van gebeurtenissen. De opgeslagen herinneringen zijn makkelijk terug te halen en flexibel.
Niet-declaratief: omvat vaardigheden en gewoonten, eenvoudige vormen van conditionering, priming en perceptueel leren. Het komt tot uiting in prestatie ipv herinnering. Het biedt talloze onbewuste manieren om ons op de wereld te kunnen laten reageren. Hierdoor ontstaan gewoonten en voorkeuren die niet toegankelijk zijn voor onze bewuste herinnering. Maar worden wel gevormd door gebeurtenissen uit het verleden.
Priming (hoort bij niet-declaratief)
Gebeurt onbewust: geeft ons een verhoogde toegang tot items die eerder gepresenteerd zijn. Priming verbeterd snelheid en efficiëntie van de interactie met een bekende omgeving.
- Een stimulus dat een snellere of sterkere respons in het brein oproept als die stimulus al eerder is waargenomen.
Is geassocieerd met een verminderde activiteit in gebieden van de neocortex die relevant zijn voor de taak. De onderdrukking van herhaling kan ten grondslag liggen aan priming.
perceptueel leren - Wat en biologie erachter
Wat:
Is het verbeteren in opsporing of onderscheiden van visuele stimuli door herhaalde oefening.
Biologie:
Tijdens perceptueel leren zijn er veranderingen in de visuele circuits in de primaire visuele cortex zichtbaar. Dit circuit staat onder controle van bottom-up en top-down processen gerelateerd aan aandacht en gedragsmatige context.
Niet-declaratief geheugen (procedureel leren, priming, klassiek conditioneren, niet associatief leren) + Biologische mechanismen!!
Procedureel geheugen: ontwikkeling van motorische vaardigheden en gewoontes is een speciale vorm van impliciet geheugen. Motorische vaardigheden of gewoontes kun je niet beschrijven in woorden/herinnering. (Striatum)
Priming en perceptueel leren: de identificatie/ productie van een item wordt verbeterd door een eerdere ervaring. (neocortex)
klassiek conditioneren: wordt ook onbewust verworven - Pavlov: hond koppelt belletje aan eten, hond kwijlt bij horen van belletje.
> Emotionele response: amygdala (angst en sterk positieve emoties)
> Skeletal responses: Cerebellum
Dus of een stimulus een negatieve/positieve waarde heeft, is geleerd in het niet-declaratief geheugen.
- Dit is associatief leren: er worden nieuwe verbanden gelegd tussen stimulus en respons.
Niet associatief leren: Er treedt gewenning op bij een stimulus (habituate) - dit is non-associatief leren. (Reflex pathways). Het is niet gevoelig voor verandering in waarde van beloning (declaratief leren is dat wel!).
Wat is de inbreng van de prefrontale cortex bij het geheugensysteem?
Het kan belangrijk zijn bij het bepalen van welk geheugensysteem de controle krijgt over het gedrag. Veel taken kunnen uitgevoerd worden door meerdere geheugensystemen, sommige hebben een sterke voorkeur voor een systeem.
Waar zit activiteit in de hersenen bij declaratief leren en voortgezet? leren?
Voortgezet: daalde de activiteit in de mediale temporale kwab en steeg het in de striatum
declaratief: steeg activiteit in de mediale kwab, en daalde in het striatum.
Stoornissen koppelen aan gebieden: amygdala, striatum, hippocampus
Amygdala: voor extreme op angst gebaseerde herinneringen als fobieën.
Striatum: sterk gewoonte-gebaseerde herinneringen (OCD)
Hippocampus: voor ziekten als alzheimer.
Hippocampus (leren) - schade
- Van belang voor snelle opslag van een gebeurtenis
- Belang voor herinneren waar men is in ruimte en tijd tov andere objecten en gebeurtenissen.
Schade:
- Moeite met het vormen van nieuwe declaratieve lange termijngeheugens, voornamelijk episodisch
- Moeite met voorstellen van de toekomst
Striatum (leren)
(deel van basale ganglia) belangrijk voor geleidelijk ontwikkelen van gewoonten: leren van gewoonten
Episodisch geheugen en semantisch geheugen (welk mechanisme in de hersenen?)
Patiëtale cortex = Belangrijk bij het uitwerken van episodische herinneringen (= persoonlijke gebeurtenissen)
voorste temporale cortex = feitenkennis, semantisch geheugen.
Episodisch geheugen (wat en waar)
Bevat persoonlijke ervaringen en belevenissen, het gebeurd bewust. Volgens Endel Tulving heeft het 3 ingrediënten nodig:
1. Gevoel van tijd
2. Bewustzijn van die tijd
3. bewustzijn van een zelf die zich in de tijd verplaatst.
–> zelfkennis.
Waar: bevindt zich in de linker ventrale frontale cortex en de rechter temporaalkwab.
Semantisch geheugen (wat en waar)
Bevat alle algemene kennis over regels, begrippen, objecten en relaties daartussen. Heeft het vermogen om bekende mensen te herkennen en slaat op kennis geleerd op school.
Waar: waarschijnlijk afhankelijk van linker hemisfeer.
Operante conditionering (ook verschil met klassiek)
Respons leidt tot bekrachtiging of bestraffing. Er is geen sprake van een gedrag als reflex, maar van doelgericht gedrag.
verschil: gedrag van individu bepaalt uitkomst. bij klassiek: Cs en UCS komen op bepaalde momenten voor ongeacht het gedrag.
2 principes van Lashley
Redeneerde dat leren afhangt van nieuwe of versterkte verbindingen tussen hersengebieden.
1. Equipotentionaliteit: elk deel van de cortex dragen aan gelijke mate bij, en elk deel van de cortex kan een ander deel vervangen.
2. Mass action: de cortex werkt als geheel; hoe meer cortex hoe beter.
Thompson theorie
Ging opzoek naar de locatie van het leren. Hij identificeerde dat de kern van het cerebellum (laterale interpositus nucleus - LIP) essentieel was voor het leren. Leren vond plaats in het LIP: naar mate leren vorderde nam de respons van de cellen in het LIP op de stimulus toe. Bij het blokkeren van de rode nucleus, kwam er tijdelijk geen reactie op de stimulus, maar ging het leren wel door.
Theorieën over functie van hippocampus (2)
- Cruciaal voor declaratief geheugen: in bijzonder het episodisch geheugen.
In de delayed matching to sample task - dier ziet sample, moet na vertraging tussen 2 objecten kiezen die de sample was. Bij de delayed nonmatching sample test, is het hetzelfde alleen moet het dier nu kiezen voor wat NIET matcht.
In beide gevallen moet het dier het juist hebben, schade aan de hippocampus tast prestatie hiervan aan. - hippocampus relateert aan geheugen voor context. Vermoedelijk bevat het episodisch geheugen een context –> geluiden, bezienswaardigheden, locaties en reeks gebeurtenissen. Hippocampus is een coördinator die representaties van verschillende gebeurtenissen in de juiste volgorde samenbrengt. - Hippocampus reconstrueert de context - en biedt verbindingen die nodig zijn voor het terugroepen.
Expliciet geheugen: laesies - temporale cortex (links en rechts), pariëtale- en occipitale cortex, frontale cortex
Geheugengebieden betrokken bij emotioneel geheugen
Emotionele geheugen verwerkt affectieve eigenschappen van stimuli en gebeurtenissen.
De amygdala en de hypothalamus spelen hierbij een rol.