Taak 5 Flashcards

(32 cards)

1
Q

Dorsale stroom bij perceptie

A

Speelt een rol bij visuele geleiding van beweging

  • Gespecialiseerd in het bewegen van de ogen (lateraal intraparietal sulcus - LIP) en het grijpen naar objecten (AIR - anterieur intraparietal sulcus en PRR - Parietal reach region).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Ventrale stroom bij perceptie

A

Speelt een rol bij waarneming van objecten (inclusief kleur en gezichten) en verkrijgen va soorten bewegingen.

bestaande uit: inferieure temporale stroom en de STS-stroom
- Lijken afgestemd te zijn op het identificeren van objecten, zoals handen, gezichten etc. Een andere regio, gaat over het analyseren van het uiterlijk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

STS-stroom

A

Middelste pad langs de sulcus temporalis superior is waarschijnlijk van belang bij visum-spatiale functies en bij de perceptie van bepaalde soorten bewegingen.

De STS-stroom, waar informatie van de dorsale en ventrale stroom samenkomt, stroomt van gebied V1 naar de sulcus temporalis superior.

gaat naar centrale sulcus is belangrijk voor functies met betrekking tot visie en perceptie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Gebieden V1, V2, V3, V4 en V5

A

V1: (striate cortex) is het eerste gebied van de visuele verwerking, krijgt de meeste input vanuit de laterale geniculate nucleus van de thalamus. Waarna dit geprojecteerd wordt naar andere occipitale gebieden.

V2: het tweede verwerkingsgebied van waaruit visuele input gestuurd worden naar andere occipitale gebieden. vanuit V2 gaan er 3 stromen naar de pariëtale cortex, de multimodale superieure temporale sulcus (STS) en de inferieure temporale cortex.

V3: kan dynamische vormen detacteren (bij ventraal (wat))

V4: voor kleur en vorm (bij ventraal (wat))

V5: voor beweging van bepaalde dingen (dorsaal (waar of welke bewegingen))

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat bij schade aan V’s?

A

V1: gedragingen als blind, maar visuele input komt wel binnen op hogere niveaus. V1 laesies lijken zich niet bewust te zijn van visuele input en er kan alleen worden aangetoond dat ze bepaalde aspecten van het gezichtsvermogen behouden door speciale test. Mensen kunnen wel handelen op basis van visuele stimuli wat inhoudt dat ze wel ‘zien’.
V2:
V3: verstoorde perceptie van vormen bij grote laesie in V3 en V4
V4: verstoorde waarneming van kleur, alleen nog grijstinten kunnen zien; resulteert dus in kleurverlies of het denken over kleur
V5: moeite met waarneming van bewegende objecten, alleen nog object in rust kunnen zien.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Gebieden V1, V2, V3, V4 en V5

A

V1: (striate cortex) is het eerste gebied van de visuele verwerking, krijgt de meeste input vanuit de laterale geniculate (of geniculaire?) nucleus van de thalamus. Waarna dit geprojecteerd wordt naar andere occipitale gebieden.

V2: het tweede verwerkingsgebied van waaruit visuele input gestuurd worden naar andere occipitale gebieden. vanuit V2 gaan er 3 stromen naar de pariëtale cortex, de multimodale superieure temporale sulcus (STS) en de inferieure temporale cortex, voor verdere verwerking.

V3: kan dynamische vormen detacteren (bij ventraal (wat))

V4: voor kleur en vorm (bij ventraal (wat))

V5: voor beweging van bepaalde dingen (dorsaal (waar of welke bewegingen))

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

De 5 algemene categorieën van verwerking

A
  • Visie voor actie: visuele verwerking die nodig is om specifieke bewegingen te sturen, zoals het reiken naar een voorwerp. Men hoeft namelijk niet bewust hun handen te vormen als ze reiken, daarom is dit geleid door visie.
    Ook regelt het specifieke bewegingen, bijvoorbeeld het bewegen van de ogen, het hoofd en het hele lichaam. Echter stuurt het niet alle bewegingen gemakkelijk, omdat eisen verschillend zijn.
    Ten slotte moet visie voor actie gevoelig zijn voor bewegingen van een doelwit. Zo vereist het vangen van een bal een inschatting voor snelheid, vorm en baan van het object.
    –> Visie voor actie is een functie van de pariëtale visuele gebieden in de dorsale stroom.
  • Actie voor visie: is meer een top-down proces. Kijker kijkt slechts naar een deel van het doelobject en besteedt daar aandacht aan.
    –> Scannen van het gezicht: veel oogbewegingen naar ogen en mond
    –> Bewegingen zijn specifiek gericht op het scannen van een object ter herkenning
  • Visuele herkenning: vermogen om op visuele informatie te reageren als objecten te herkennen. We kunnen specifieke gezichten herkennen, als gezichtsuitdrukkingen te onderscheiden en interpreteren. Visuele herkenning komt met name uit gespecialiseerde temporale gebieden.
  • Visuele ruimte: komt van specifieke locaties in de ruimte. Hiermee kunnen we bewegingen richten op objecten in de ruimte en betekenis toekennen aan objecten. Je hebt een locatie t.o.v. een individu (egocentrische visuele ruimte: centraal bij controle over JOUW acties t.o.v. objecten) en locatie van een individu t.o.v. elkaar (allocentrische ruimte: nodig om een geheugen van ruimtelijke locatie te construeren)
    –> Aspecten van ruimtelijke verwerking vindt plaats in zowel de pariëtale als de temporale visuele gebieden. Gebieden werken op elkaar in en wisselen informatie uit.
  • Visuele aandacht: Je selecteert specifieke aspecten van visuele input en besteedt daar selectief aandacht aan.
    –> geleiding van bewegingen (pariëtaalkwab), objectherkenning (temporaalkwab)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

2 systemen: wat een object is en het systeem dat de visuele geleiding van beweging regelt

A

Systeem van wat een object is: omvat stroom van visuele informatie van gebied V1 naar temporale kwab in de ventrale stroom

Systeem dat de visuele geleiding regelt van een beweging: omvat stroom van gebied V1 naar de pariëtale kwab in de dorsale stroom.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Laesie dorsale- en ventrale stroom

A

Laesie dorsaal: Ze kunnen objecten waarnemen maar niet nauwkeurig kunnen reiken van het object.

Laesie ventraal: LO-gebied (lateraal occipitaal) blind, maar vormt hand wel op de juiste manier wanneer men reikt naar een object.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Milner-Goodale-model (uitleg)

A

Helpt ons begrijpen hoe ons visuele brein georganiseerd is.
- Dorsale stroom: begeleiden van bewegingen (visuele controle van actie)
- Ventrale stroom: voor identificeren van objecten
- STS-stroom maakt deel uit van de multimodale cortex en wordt gekenmerkt door polysensorische neuronen –> deze neuronen reageren op zowel auditieve als somatosensorische input.

Model kan worden toegepast op auditieve en somatosensorische systemen: beide dienen ook voor het begeleiden van bewegingen en identificeren van stimuli.

Het model geeft 3 punten van bewijs (theorie)
punt 1: Als het systeem niet werkt, dan reageer je ook niet op stimuli, ons systeem werkt goed, als het verder weg is neem je iets minder waar, maar als het dichterbij komt ga je er wat mee doen.

Punt 2: Als er een hand naar je toe beweegt, ga je er fysiek, motorisch naar reageren.

Punt 3: Samenvatting van de punten ervoor, als het eerste systeem niet werkt heb je een laesie erin en dat heeft weer invloed op elkaar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Route van V’s en wat bereik je?

A

V2: V1 = pariëtale visuele gebieden
V3: V1 + V2 = V3 (dynamische vorm - Pariëtale visuele gebieden)
V3a: V1 = V3a (vorm - dorsale stroom - pariëtale visuele gebieden)
V4: V1 + V2 = V4 (kleur en vorm - Ventrale stroom - Temporale visuele gebieden)
V5: V1 = V5 / V1 + V2 + V4 = V5 (beweging - dorsale stroom - pariëtale visuele gebieden)

temporaal en pariëtale gebieden zijn verbonden met elkaar
V4 en V5 ook

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Laterale occipital complex (LOC)

A

Meer geactiveerd bij bekijken van objecten ten opzichte van gecodeerde objecten of texturen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Homonymous hemianopia

A

Blindheid aan een geheel visueel veld (linker- of rechterhemisfeer). Deze verstoring vindt plaats door complete doorsnijding van het visuele pad voorbij het optisch chiasma of beschadiging in een gedeelte van V1.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Agnosie betekenis en oorzaak

A

Verlies van vermogen om personen, voorwerpen, geluiden, reuk etc. te herkennen. De zintuigelijke waarneming is nog intact en er is geen sprake van geheugenverlies over de betreffende waarneming.

Oorzaak: hersenletsel, psychische aandoening/neurologische aandoening (alzheimer bv.).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Object agnosie (twee vormen van agonie) - Lissauer

A

Perceptuele agnosie (apperceptief): falen in objectherkenning, men heeft een beperking in de integratie van visuele vorm en functieinformatie. Mensen met perceptuele agnosie hebben problemen in de primaire perceptuele verwerking. Moeite met natekenen en het schrijven is verstoord.
–> Ontstaat niet door een laesie aan een specifiek gedeelte van het brein, maar door bilaterale beschadiging aan de laterale delen van de occipitaalkwab en gebieden die de output versturen door de ventrale stroom. (Rechterhelft)

Associatieve agnosie: het onvermogen om objecten te herkennen ondanks de opvallende perceptie van het object. Stoornis in de betekenisgeving van het object en bevindt zich dus in een hoger cognitief verwerkingsniveau dan perceptuele agnosie. Kunnen wel natekenen, maar geen betekenis geven.
–> Schade in gebieden van de ventrale stroom die zich verder in het verwerkingsproces bevinden. (Bv. anteriore temporale kwab).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Materiaal-specifieke agnosie (3 typen)

A

prosopagnosie: aandoening van de visuele herkenning die specifiek is voor gezichten. Ze kunnen het individu niet identificeren. Sommige patiënten herkennen zelfs hun eigen gezicht niet.
–> Schade vindt plaats na bilaterale schade in het gebied onder de calcarine fissure bij de temporale knooppunt

Pure alexia: Mensen hebben een onvermogen om te lezen. Beide hemisferen kunnen letters lezen, alleen de linker hemisfeer is in staat dit te vormen tot woorden.
–> Schade aan linker fusiform en linguale gebieden.

Optische afasie: Ze kunnen het gebruik van een object wel aantonen, maar kunnen het object niet benoemen.

17
Q

Modaliteit-specifieke agnosie (3 typen)

A

Het zijn herkenningsstoornissen die 1 type input betrekken.

  • Gegeneraliseerde auditieve agnosie: Onvermogen om alle soorten geluiden te herkennen in afwezigheid van doofheid.
  • Pure woorddoofheid: Mensen kunnen omgevingsgeluiden herkennen, maar spraak niet verstaan. Ondanks ze wel het vermogen hebben te kunnen spreken, lezen, schrijven.
    –> Geassocieerd met laesies waarbij de primaire auditieve vortex bilateraal betrokken is of een linker superieure temporale gyruslaesie.
  • Auditieve geluidsagnosie: spreekherkenning is grotendeels in tact, maar omgevingsgeluiden kunnen niet herkend worden.
18
Q

Syndroom van posterieure corticale atrofie

A

Patiënten met deze aandoening kunnen problemen hebben met het herkennen van gezichten, woorden en objecten en zijn bijzonder slecht in het herkennen van complexe scènes, die vaak elementen van het Balint-Syndroom vertonen

19
Q

Balint-syndroom

A

Agnostisch syndroom dat het gevolg is van grote bilaterale pariëtale laesies en bestaat uit 3 gebreken:
1. Verlamming van oogfixatie met onvermogen om vrijwillig in het perifere gezichtsveld te kijken.
2. Optische ataxie (neurologische stoornis dat leidt tot verstoorde coödinatie in bewegingen en balans)
3. Verstoring van visuele aandacht zodat het perifere veld wordt verwaarloosd.

20
Q

Andere vormen van visuele agnosie

A

Dorsale stimultanagnosie: onvermogen om op meer dan een object tegenlijk te focussen. Moeite om aandacht van het ene naar het andere object te verplaatsen (verschuiven van de aandacht). Wel informatie over de vorm van het object gebruiken. (pariëtaal)

Ventrale stimultanagnosie: Verminderd vermogen om verschillende stimuli snel te herkennen. Hebben moeite met lezen. (Pariëtaal)

Integratieve agnosie: Men behoud het vermogen om objecten te herkennen, maar is niet in staat deze elementen samen te integreren tot begrijpelijke waarneming.

21
Q

Categorie-specifieke visuele agnosie (CSVA)

A

Maakt onderscheid tussen biologische en niet-biologische objecten, waarbij patiënten een behouden herkenning voor alle categorieën en een tekort voor biologische objecten vertonen. (Herkennen wel gereedschap, maar geen groente en fruit).

22
Q

Bitemporal hemianopia

A

Een laesie in de mediale velden van het optic chiasma schaadt kruisende vezels, wat veroorzaakt een verlies bij beide temporale velden

23
Q

Nasal hemianopia

A

Laesie in het laterale chiasma, gevolg is het verlies van zicht in een nasaal veld

24
Q

Neglect (en subtypen)

A

De neiging om te reageren op of actief te zoeken naar stimuli in het gedeelte van de ruimte contralateraal aan de laesie, zonder dat er sprake is van functieverlies aan de sensorische en motorische functies, waardoor dit gedrag verklaard zou kunnen worden.

Subtypen:
- Personeel neglect: niet herkennen van eigen lichaam (been of arm bv.) (vraag: verschil somatoparafrenie?)
- Peri-personeel neglect: reikruimte (ruimte waartoe men kan komen) van de persoon
- Extrapersoneel neglect: de omgeving buiten de reikruimte

25
Homonymous hemiaphobia
Blindheid van een geheel visueel veld (aangetoond in beide ogen) als gevolg van een laesie in het optic tract, lateral geniculate body of V1
26
Sensorische neglect (en waar schade?)
Gedragen alsof de linkerhelft van de omgevingsruimte nooit heeft bestaan. (laesie in knooppunt van pariëtaal temporale cortex). Uit onderzoek is gebleken dat de rechter pariëtale regio betrokken is wanneer er stimuli in het linker/rechter visueel veld verschijnen. De linker pariëtale regio is actief bij het verwerken van stimuli in het rechter visueel veld. Wanneer rechter pariëtale regio dus beschadigd is, is er geen back-up systeem om voor de linkerhelft van het visueel veld te corrigeren, wat resulteert in het niet bewust zijn van visuele aanwezige informatie. Sensorisch neglect of verwaarlozing is een situatie waarin een persoon niet reageert op sensorische stimulatie als gevolg van pariëtale cortex laesies.
27
hemianopie (en verschil met hemianeglect)
Blindheid voor de helft van het gezichtsveld en de oogvisie van ieder oog, kan voorkomen bij beschadiging aan de primaire visuele cortex of alle neuronen die naar dat gebied leiden. Verschil met hemianeglect: bij hemianopie kan de patiënt met gedragsveranderingen compenseren voor de uitval van een hersenhelft, terwijl er bij neglect een gebrek aan bewustzijn en zorg bestaat over het uitgevallen gedeelte.
28
Theorieën neglect (Kinsbourne, Bisiach en Luzzati, Coslett)
- Kinsbourne: De linker hersenhelft is sterk gelateraliseerd naar rechts, terwijl de rechterhelft zwak gelateraliseerd is naar links. Linkszijdig neglect is dus het gevolg van een onderdrukking van de rechter hemisfeer door de linkerhemisfeer. (Theorie over aandacht) - Bisiach en Luzzati: (Theorie over representatie) suggereerden een representatief tekort. Er gaat al bij de representaties iets fout, wat voorafgaand voordoet aan aandacht. De representatie ligt vastgelegd in het geheugen wat door een laesie verwaarloosd wordt. - Coslett: Neglect moet worden opgevat als een multicomponent-aandoening met een verminderde opwinding (en aandacht) of verminderd vermogen tot inspanning als een opvallend kenmerk.
29
Diagnostiek van neglect (line bisection, cancellation task, reading and drawings tasks)
- Line bisection: Patiënt moet het midden van een aangetoonde lijn aangeven. Patiënten met linker hemisferisch neglect vertonen dan een afwijking naar rechts. - Cancellation tasks: Patiënten wordt gevraagd targets te elimineren. linkszijdige hemisferische targets worden overgeslagen. Ook worden targets dicht bij het lichaam genegeerd. - Reading/drawing tasks: mensen worden gevraagd iets te tekenen, vaak worden details aan de tegenovergestelde kant van de laesie weggelaten.
30
Vaststellen neglect (lichamelijk)
Wordt vaak bij lichaamsverzorging duidelijk: een kant niet aankleden, scheren of opmaken. In extreme gevallen wordt het lichaam niet herkend als het eigen lichaam.
31
Batterijtest (neglect)
behavioral inattention test --> omvat cancellation, bisection en meer natuurlijke functies (lezen van menukaart).
32
Behandeling neglect
- Prism adaptation: je vraagt iemand om te wijzen naar de stimuli, dan zet je de persoon een prisma bril op en laat je zien dat de persoon de verkeerde kant op wijst. Als je de bril afzet dan zie je dat de persoon eerst te veel naar de verkeerde kant wijst maar uiteindelijke lukt het toch weer om juist te wijzen. - Stimulation methods: caloric stimulatie is het inspuiten van koud water in het oor. Uiteindelijk wordt er gehoopt dat de persoon aandacht gaat benen aan de kant waar de stimulatie binnen komt. - Medicatie: dopamine en noradrenaline