Thema 1.2 Flashcards
(8 cards)
1
Q
Organen in de romp van de mens
A
lever, maag, strottenhoofd, long, hart, middenrif, dikke darm, dunne darm, wervel, rib, borstbeen, galblaas, nier en aorta
2
Q
middenrif
A
scheidt de romp in de borstholte en de buikholte
3
Q
soorten weefsels
A
dekweefsel, zenuwweefsel en spierweefsel
4
Q
tussencelstof
A
stof dat tussen de cellen zit.
5
Q
langwerpige, holle botten bij de mens
A
zijn licht en stevig
6
Q
beenbalkjes in de kop van een dijbeen
A
maken het been licht en geven stevigheid
7
Q
gewelfde vorm van de botten in de voeten
A
gewicht dragen en schokken opvangen
8
Q
gestroomlijnde lichaamsvorm bij diersoorten
A
weinig weerstand