Thema 1.4 Flashcards
(16 cards)
Chromosomen
liggen in het kernplasma. En bestaan uit moleculen DNA.
Endoplasmatisch reticulum (ER)
netwerk van dubbele membranen dat is aangesloten op het kernmembraan.
Ruw endoplasmatisch reticulum (RER)
heeft ribosomen.
Functie: transport van eiwitten en het afsnoeren van blaasjes mogelijk maken.
Glad endoplasmatisch reticulum (GER)
heeft geen ribosomen.
ribosomen
bolvormige organellen, op het endoplasmatisch reticulum of vrij in het cytoplasma.
functie: eiwitsynthese.
golgisysteem
opgestapelde platte membranen in het cytoplasma.
functie: eiwitten bewerken tot hun uiteindelijke vorm en secretie van eiwitten buiten de cel (door exocytose) en productie van lysosomen.
lysosomen
blaasjes die enzymen bevatten.
functie: de enzymen breken de voedingsstoffen of afvalstoffen af.
enzymen
zijn eiwitten die de chemische reacties van stofwisselingsprocessen versnellen.
mitochondriën
organellen met de vorm van een bruine boon en dubbele membranen, waarvan het binnenmembraan sterk is geplooid.
functie: de energie die vrijkomt bij verbranding in de cel opslaan in ATP-moleculen.
bladgroenkorrels (chloroplasten)
hebben net als mitochondriën een dubbel membraan.
in bladgroenkorrels komen veel gestapelde platte blaasjes voor met daartussen verbindingen. In deze membranen liggen de enzymen voor fotosynthese.
functie: fotosynthese laten plaatsvinden.
celmembraan
een dubbele laag fosfolipiden met daarin eiwitmoleculen.
trilharen aan de buitenkant van de cel
hebben een functie bij de voortbeweging van de cel of bij de verplaatsing van stoffen langs de cel.
transport via blaasjes
exocytose, endocytose, endosoom
exocytose
het afsnoeren van blaasjes door het celmembraan om stoffen naar buiten de cel te transporteren. (secretie)
endocytose
het afsnoeren van blaasjes door het celmembraan om stoffen in de cel op te nemen.
endosoom
blaasje dat zich afsnoert van het celmembraan om stoffen uit de omgeving op te nemen.