Thema 1.4 Flashcards

(16 cards)

1
Q

Chromosomen

A

liggen in het kernplasma. En bestaan uit moleculen DNA.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Endoplasmatisch reticulum (ER)

A

netwerk van dubbele membranen dat is aangesloten op het kernmembraan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Ruw endoplasmatisch reticulum (RER)

A

heeft ribosomen.
Functie: transport van eiwitten en het afsnoeren van blaasjes mogelijk maken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Glad endoplasmatisch reticulum (GER)

A

heeft geen ribosomen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

ribosomen

A

bolvormige organellen, op het endoplasmatisch reticulum of vrij in het cytoplasma.
functie: eiwitsynthese.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

golgisysteem

A

opgestapelde platte membranen in het cytoplasma.
functie: eiwitten bewerken tot hun uiteindelijke vorm en secretie van eiwitten buiten de cel (door exocytose) en productie van lysosomen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

lysosomen

A

blaasjes die enzymen bevatten.
functie: de enzymen breken de voedingsstoffen of afvalstoffen af.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

enzymen

A

zijn eiwitten die de chemische reacties van stofwisselingsprocessen versnellen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

mitochondriën

A

organellen met de vorm van een bruine boon en dubbele membranen, waarvan het binnenmembraan sterk is geplooid.
functie: de energie die vrijkomt bij verbranding in de cel opslaan in ATP-moleculen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

bladgroenkorrels (chloroplasten)

A

hebben net als mitochondriën een dubbel membraan.
in bladgroenkorrels komen veel gestapelde platte blaasjes voor met daartussen verbindingen. In deze membranen liggen de enzymen voor fotosynthese.
functie: fotosynthese laten plaatsvinden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

celmembraan

A

een dubbele laag fosfolipiden met daarin eiwitmoleculen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

trilharen aan de buitenkant van de cel

A

hebben een functie bij de voortbeweging van de cel of bij de verplaatsing van stoffen langs de cel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

transport via blaasjes

A

exocytose, endocytose, endosoom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

exocytose

A

het afsnoeren van blaasjes door het celmembraan om stoffen naar buiten de cel te transporteren. (secretie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

endocytose

A

het afsnoeren van blaasjes door het celmembraan om stoffen in de cel op te nemen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

endosoom

A

blaasje dat zich afsnoert van het celmembraan om stoffen uit de omgeving op te nemen.