Thema 2 De patiënt met problemen in de “B” (Breathing) Flashcards

1
Q

Wat zijn de 10 stappen voor het beoordelen van een X-thorax?

A
  1. Techniek en kwaliteit (densiteit, inspiratie, rotatie)
  2. Mediastinum (verbreed?)
  3. Trachea (deviatie? Hoek carina 40-70 graden)
  4. Longhili (vergroot? Scherp afgrensbaar? Longvaattekening?)
  5. Hartcontour en aortaboog (mag helft zijn van thorax)
  6. Longvelden (atelectase, consolidatie, longvaattekening)
  7. Pleura (pneumthorax, pleuravocht)
  8. Diafragmakoepels
  9. Ossale structuren (fractuur, leasies)
  10. Weke delen (vrij lucht, subcutaan emfyseem, mammae)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn Kerley B lijnen bij een X-thorax?

A

Horizontale streepjes - typisch voor overvulling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoofdbronchus -> … -> … -> … -> … -> alveoli

A

Hoofdbronchus -> secundaire bronchi -> tertiaire bronchi -> primaire bronchioli -> terminale bronchioli -> alveoli

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Inademing is actief/passief proces?

A

Actief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Uitademing is actief/passief proces?

A

Passief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hulpademhalingsspieren (2)

A

Sternocleidomastoideus
Scalenus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe verloopt O2 arm bloed uit veneuze systemische circulatie uiteindelijk naar arteriele systemische circulatie?

A

O2 arm bloed (met hoog CO2) uit veneuze systemische circulatie -> RA -> RV -> pulmonale arteriën -> pulmonale capillairen -> O2 rijk bloed (met laag CO2) -> pulmonale venen -> LA -> LV -> arteriele systemische circulatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Diffusie in de longen is afhankelijk van: (3)

A

Totale membraanoppervlak
Dikte membraan
Drukverschil

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

De regulatie van je ademhaling gaat obv: (4)

A

Primair CO2 gehalte (pH)
Secundair O2 gehalte (saturatie) -> COPD
Ademhalingscentrum in hersenstam (pons en medulla oblongata)
Chemoreceptoren (aorta en carotis)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is het verschil tussen pO2 en zuurstofsaturatie?

A

Saturatie is verzadiging van hemoglobine
pO2 is de zuurstofspanning/druk (bepaald door vrije zuurstof in het bloed)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Normaalwaarde pH

A

7.35 - 7.45

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Normaalwaarde pO2

A

11 - 14.4 kPa (80 - 105 mmHg)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Normaalwaarde pCO2

A

4.7 - 6.4 kPa (35 - 48 mmHg)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Normaalwaarde bicarbonaat

A

21 - 27 mmol

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Stappenplan interpretatie arterieel bloedgas, stap 1 =

A

PH -> acidose of alkalose?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Stappenplan interpretatie arterieel bloedgas: acidose en bicarbonaat laag =

A

Metabool

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Stappenplan interpretatie arterieel bloedgas: acidose en CO2 hoog =

A

Respiratoir

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Stappenplan interpretatie arterieel bloedgas: alkalose en bicarbonaat hoog =

A

Metabool

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Stappenplan interpretatie arterieel bloedgas: alkalose en CO2 laag =

A

Respiratoir

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat is de laatste stap van stappenplan interpretatie arterieel bloedgas?

A

Is er compensatie opgetreden?

21
Q

Respiratoire insufficientie DD (6)

A

Pneumonie
Pneumothorax
Longembolie
Exacerbatie COPD/astma
Decompensatio cordis (astma cardiale)
Extrapulmonaal

22
Q

Respiratoire insufficientie DD
Klachten: koorts, hoesten, sputum, ziek
Meest passend bij?

A

Pneumonie

23
Q

Respiratoire insufficientie DD
Klachten: trauma, plotseling ontstane dyspnoe, lucht in de pleuraholte
Meest passend bij?

A

Pneumothorax

24
Q

Risicofactoren longembolie (3)

A

Zwangerschap
Kanker
Immobilisatie

25
Q

Respiratoire insufficientie DD
Klachten: roken in VG, piepend verlengd expirium, lage saturatie/hypoxemisch
Meest passend bij?

A

Exacerbatie COPD

26
Q

Respiratoire insufficientie DD
Klachten: vrij plotseling ontstane dyspneu, hoge bloeddruk, uitgebreid crepiteren
Meest passend bij?

A

Decompensatio cordis (astma cardiale)

27
Q

Lucht: …% zuurstof (150 mmHg), …% stikstof (600 mmHg), …% kooldioxide (2 mmHg)
Longen pO2 110 mmHg want …
Weefsels pO2 40 mmHg

A

Lucht: 20% zuurstof (150 mmHg), 80% stikstof (600 mmHg), 0.3% kooldioxide (2 mmHg)
Longen pO2 110 mmHg want gemengd met ‘oud’ lucht wat daar nog zit.
Weefsels pO2 40 mmHg

28
Q

Bloedgas niet langer dan … bewaren bij kamertemperatuur (voorkom dat metabolisme doorgaat). Wat gebeurt er anders met de PO2, glucose, pH, pCO2 en lactaat?

A

30 minuten
Anders: pO2 daalt, glucose daalt, pH daalt, pCO2 stijgt, lactaat stijgt

29
Q

Hoe bereken je de anion gap?

A

[Na] - ([Cl] + [HCO3-])

30
Q

Wanneer kan je de anion gap gebruiken bij het opsporen van het probleem?

A

Bij metabole acidose, bepaalde hebben verhoogde anion gap (verlaagd bicarbonaat, en geen verandering Cl) -> andere deeltjes negatief geladen compenseren al bv ketonen of lactaat.

Andere situaties compensatie door chloor = normale anion gap.

31
Q

Verhoogde anion gap bij metabole acidose komt voor bij: (4)

A

Overproductie zuren (lactaat acidose, ketoacidose, nierfalen)
Intoxicatie

32
Q

Normale anion gap bij metabole acidose komt voor bij: (2)

A

Verlies bicarbonaat (gastro-intestinaal, renaal)
Afname H+ secretie (renaal)

33
Q

Normaalwaarde anion gap =

A

9 - 14 mmol/l

34
Q

Bij … vooral productie van beta-hydroxyboterzuur.

A

Diabetische ketoacidose

35
Q

Medicatie: lyticum vs mimetica?

A

Lyticum = afbreken/remmen
Mimetica = nadoen

36
Q

Medicatie: cholinerg vs anticholinerg?

A

Cholinerg = parasympathica aan
Anticholinerg = parasympathica uit

37
Q

Bij een … opnamerichting kun je een reelere inschatting maken van de omvang van mediastinale structuren zoals het hart, de hili en het mediastinum superius.

A

PA

38
Q

Medicamenteuze behandeling astma (3)

A

ß2-sympaticomimetica
- Salbutamol
- Salmeterol
- Formoterol

Parasympaticolytica
- Ipratropium
- Tiotropium

Inhalatiecorticosteroïden
- Beclomethason
- Fluticason
- Budesonide

39
Q

Hoe werken ß2-sympaticomimetica?
Bijwerkingen (4)

A

Stimulatie ß2-receptoren -> relaxatie in de bronchiën (bronchodilatatie)

Bijwerkingen
- Tremor van handen en vingers
- Cariës (verminderde speeksel productie)
- Bij hogere dosering: tachycardie
- Irritatie van mond en keel

40
Q

Hoe werken parasympaticolytica (anticholinergica)?
Bijwerkingen (2)

A

Remmen werking acetylcholine (competitieve blokkade muscarinereceptoren) -> relaxatie in de bronchiën (bronchodilatatie)

Bijwerkingen
- Droge mond
- Irritatie van mond en keel

41
Q

Hoe werken inhalatiecorticosteroïden?
Bijwerkingen (3)

A

Werking
- Ontstekingsremmend (vermindert vorming en infiltratie van mediatoren)
- Remming allergische reacties
- Aanwijzingen dat gevoeligheid ß-receptoren toeneemt

Bijwerkingen
- Candida infectie (spoelen van mond na inname!)
- Heesheid
- Zeer geringe systemische opname

42
Q

Aanvalsbehandeling astma met:

A

Salbutamol
Ipratropium (bij kinderen onvoldoende onderbouwing)

43
Q

Poederinhalator niet geschikt voor: (4)

A

Vereist krachtig inademen, dus niet geschikt voor
- Jonge kinderen tot 6jr
- Ouderen
- Benauwde patiënten
- Verminderde spierkracht

44
Q

Dosisaerosol niet geschikt voor: (2)

A

Vereist goede coördinatie, dus niet geschikt voor:
- Jonge kinderen
- Benauwde patiënten

45
Q

Medicijnen die (negatieve) invloed hebben op astma/COPD (2)

A

ß-blokker
- Kan bronchoconstrictie geven
- Met name de niet-selectieve

NSAIDs
- Kan bronchoconstrictie geven

46
Q

Behandeling COPD (4 stappen)

A

Stap 1. Kortwerkende luchtwegverwijder (SABA of SAMA*)
Stap 2. Toevoegen langwerkende luchtwegverwijder (LABA of LAMA**)
Stap 3. Combineren LABA en LAMA
Stap 4. Indien bovenstaande therapie + 2 of meer exacerbaties in het afgelopen
jaar, kan er gestart worden met inhalatiecorticosteroïden

  • Short acting ß2-agonist / Short acting muscarinic antagonist
    ** Long acting ß2-agonist / Long acting muscarinic antagonist
47
Q

Wanneer is er sprake van respiratoire insufficiëntie?

A

Bij respiratoire insufficiëntie is de gaswisseling dermate verstoord dat hypoxemie optreedt (verlaagd O2 in het arteriële bloed, pO2 <60 mmHg of <8 kPa) (type 1). Dit gaat al dan niet gepaard met hypercapnie (verhoogd CO2 in het arteriële bloed, pCO2 >45 mmHg of >6 kPa) (type 2).

48
Q

Patiënt met longaanval astma en cyanose, bewustzijnsdaling, en/of uitputting. Wat te doen? (5)

A

Bel een ambulance met A1-indicatie.
Geef 10 tot 15 liter zuurstof/minuut (indien beschikbaar) via een non-rebreathing masker.
Geef salbutamol en ipratropium (met zuurstof en vernevelmasker) per vernevelaar of indien geen vernevelaar beschikbaar is, per dosisaerosol met voorzetkamer.
Breng een infuusnaald in
Overweeg, indien er voldoende tijd is, in afwachting van de ambulance dexamethason intraveneus/intramusculair.

49
Q

Patiënt met longaanval COPD en cyanose, bewustzijnsdaling, en/of uitputting. Wat te doen? (6)

A

Bel een ambulance met A1-indicatie.
Geef 10 tot 15 liter zuurstof/minuut (indien beschikbaar) via een non-rebreathing masker.
Plaats patiënt in zittende/voorovergebogen houding. Probeer rust te creëren en de patiënt gerust te stellen.
Vernevel (met zuurstof en vernevelmasker): salbutamol en ipratropiumbromide per vernevelaar (indien beschikbaar) óf indien geen vernevelapparatuur beschikbaar is per dosisaerosol met voorzetkamer.
Breng een infuusnaald in
Overweeg, indien er voldoende tijd is, prednisolon oraal of dexamethason intraveneus/intramusculair.