Thema 4 Patiënt met problemen in de “DE” (DisabilityEnvironment) Flashcards

1
Q

Waar bestaat het globale corticale netwerk voor het bewustzijn uit?

A

ARAS (ascending reticulair arausal system)
Thalamus
Cortex (bilateraal)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat doet het ARAS?

A

Ascending reticulair arausal system, rol in natuurlijke dagelijkse variatie van bewustzijn, zoals slaap-waak ritme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat doet de thalamus?

A

Distributiecentrum, input daarheen en daar bepaald wat wordt doorgegeven (linker/rechter kern -> hoort bij de basale kernen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Thalamus + ARAS = …

A

AAS (ascending arousal system)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Pathalogische bewustzijnsdaling kan plaatsvinden door een robleem bij: (3)

A

Hersenstam (ARAS)
Thalamus (2x)
Hersenschors (cortex)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

De hersenen bestaan uit compartimenten, gescheiden door een bindweefselschot. Welke twee zijn er?

A

Falx cerebri -> bindweefselschot centraal gelegen tussen beide hemisferen
Tentorium cerebelli -> tussen cerebrum en cerebellum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

GCS

A

Glasgow-coma schaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Licht traumatischhoofd-hersenletsel, criteria (3)

A

GCS 13-15
Bewustzijnsverlies <30 minuten
PTA <24 uur (post-traumatische amnesie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Traumatische afwijkingen: primaire vs secundaire schade

A

Primaire schade = schade veroorzaakt dor mechanische impact
Secundaire schade = schade door verschillende complicaties in/buiten schedel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Primaire schade diffuus =

A

Diffuse axonale schade

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Primaire schade lokaal =

A

Contusiehaarden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Secundaire schade diffuus =

A

Hypotensie, hypoxie, anemie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Secundaire schade lokaal =

A

Intracraniele hematomen, oedeem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Volgorde structuren van de schedel van buiten naar binnen (6)

A

Huid
Periosteum
Bot
Dura mater
Arachnoid
Pia mater

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Waar zit de epidurale ruimte?

A

Tussen bot en dura mater

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Waar zit de subdurale ruimte?

A

Tussen dura mater en arachnoid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Waar zit de subarachnoidale ruimte?

A

Tussen arachnoid en pia mater

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Kenmerken/symptomen schedelbasisfractuur (4)

A

Liquorrhoe (oor/neus) -> halo sign (liquor loopt verder uit dan het bloed)
Brilhematoom
Hematotypanum
Battle’s sign

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Coupletsel vs contrecoupletsel
Wanneer zie je dit?

A

Coupletsel = direct
Contrecoupletsel = indirect (vertraing, hersenen komen later mee bij hoge snelheid bijvoorbeeld naar voren -> klapt eerst tegen achterkant)

Komt voor bij contusio cerebri

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Epiduraal hematoom bloedt meestal vanuit …
Veel voorkomende oorzaak = …
Symptomen?
… op CT-scan

A

Vanuit meningeale arterien
Meestal bij lineaire parietemporale schedelfractuur
Lucide interval (meestal eerst bewusteloosheid, dan lucide interval goed georiënteerd, daarna weer inkachelen/overlijden)
Lensvormig op de CT-scan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Subduraal hematoom acuut is vaak een … bloeding en chronisch meestal …
Voorbeeld (1)
… op CT-scan

A

Acuut vaak arterieel, chronisch meestal veneus
Non accidental-injury (vb shaking baby syndroom) vaak ook retina bloedingen
Schil/banaanvormig op CT-scan (acuut = hyperdens, chronisch = hypodens)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Meest voorkomende oorzaken subarachnoidale bloeding (SAB) (2)
Symptomen (2)
… op CT-scan

A

Bij geruptureerd aneurysma en/of hypertensie (meestal geen trauma)
Heftige hoofdpijn, meningeale prikkeling
Volgt contouren van de hersenen op de CT-scan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Diffusie axonale schade ontstaat door …

A

Torsie en versnelling waardoor verscheuring van de axonen waarbij puntbloedingen (geeft witte stof afwijkingen op de MRI)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

T-LOC =

A

Transient loss of consciousness (wegrakingen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

T-LOC kan worden onderverdeeld in 4 grote groepen oorzaken

A

Syncope (stoornis in de bloeddrukregulatie)
Neurologisch
Psychogeen
Metabool

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Hoe herken je het verschil tussen een syncope en een epileptisch insult?

A

Epileptisch insult
- Wegraking >5min
- Blauw aanlopen, open ogen
- Postictaal verward
- Spierpijn
- Laterale tongbeet

Syncope
- Duidelijk uitlokkende factor
- Prodroom met zweten/misselijkheid/zwart voor de ogen
- Minder dan 10 schokken
- Bleek zien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Welke beeldvorming doe je vaak bij een respiratoir/hemodynamisch instabiele patient? (3)

A

X-thorax
X-bekken
Echo FAST

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Waar kijk je naar bij een echo FAST? (6)

A

Pericard (vocht?)
RBB (pleuravocht?)
LBB (pleuravocht?)
Suprapubisch (bloed?)
rechterborst (pneumothorax?)
Linkerborst (pneumothorax?)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Wat heb je nodig om een bloeding te kunnen zien op een CT?

A

Contrast

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Een praktische definitie van bewustzijn maakt onderscheid tussen … en … van bewustzijn.

A

Een praktische definitie van bewustzijn maakt onderscheid tussen inhoud en niveau van bewustzijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Traumatisch hersenletsel wordt ingedeeld door … (3)

A

Traumatisch hersenletsel wordt ingedeeld door de aanwezigheid en duur van bewustzijnsverlies en amnesie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Het voornaamste doel bij de behandeling van LTH is …

A

het voorkomen van verdere secundaire schade aan de hersenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Een tijdelijke cerebrale hypoperfusie wordt … genoemd

A

Syncope

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

EMV staat voor

A

Eye opening, best Motor response, best Verbal response

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

EMV score:
E1 =

A

Openen van ogen: niet reageren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

EMV score:
E2 =

A

Openen van ogen: op pijnprikkels reageren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

EMV score:
E3 =

A

Oenen van ogen: op aanspreken reageren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

EMV score:
E4 =

A

Openen van ogen: spontaan reageren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

EMV score:
M1 =

A

Motorische reactie: geen reactie op pijnprikkel(s)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

EMV score:
M2 =

A

Motorische reactie: strekken

Krampachtig strekken van de armen met naar buitendraaien van de hand(en). Volledige spierspanning over het hele lichaam is mogelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

EMV score
M3 =

A

Motorische reactie: abnormaal buigen

Armen en handen worden op een typische krampachtige manier geplooid. De benen zijn meestal gestrekt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

EMV score
M4 =

A

Motorische reactie: terugtrekken / afweren

Het slachtoffer maakt afwerende beweging bij pijnprikkel, maar de handen bewegen niet tot aan de pijnlocatie. De hand kan ook teruggetrokken worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

EMV score
M5 =

A

Motorische reactie: lokaliseren

Bij pijnprikkel aan een hand: Het slachtoffer brengt de andere hand bij de pijnprikkel over de middellijn van het lichaam.

Bij pijnprikkel orbitaal: Het slachtoffer brengt een hand boven de schouders

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
44
Q

EMV score
M6 =

A

Motorische reactie: opdrachten uitvoeren

Het slachtoffer voert een eenvoudige opdracht uit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
45
Q

EMV score
V1 =

A

Verbale respons: geen reactie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
46
Q

EMV score
V2 =

A

Verbale respons: geluiden maken (onverstaanbaar)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
47
Q

EMV score
V3 =

A

Verbale respons: woorden zeggen (inadequaat)

48
Q

EMV score
V4 =

A

Verbale respons: zinnen zeggen, verward

49
Q

EMV score
V5 =

A

Adequate antwoorden, georienteerd

50
Q

Major criteria voor CT-hersenen (11)

A

Voetganger of fietser vs voertuig
Uit voertuig geslingerd
Braken
Posttraumatische anterograde amnesie >4 uur
Klinisch teken van schedel(basis)fractuur
EMV<15 (inclusief voortdurende PTA)
2 punten achteruitgang van EMV (1u na presentatie)
Gebruik van anticoagulantia o TAR (behoudens acetylsalicylzuur monotherapie)
Posttraumatisch insult
Focale neurologische afwijkingen
Vermoeden aanwezigheid intracranieel letsel na lokaal high impact letsel van het hoofd

51
Q

Minor criteria voor CT-hersenen (6)

A

Val van (enige) hoogte
Posttraumatische anterograde amnesie 2-4 uur
Uitwendig letsel van het hoofd, exclusief het aangezicht
Doorgemaakt bewustzijnsverlies
1 punt achteruitgang EMV (1u na presentatie)
Leeftijd >40 jaar

52
Q

Wanneer ga je voor een CT-hersenen?

A

Bij 1 of meer major criteria
Bij 2 of meer minor criteria

53
Q

Warmtetransport van en naar het lichaam op 4 manieren:

A

Straling (vb de zon)
Geleiding (conductie= warmte overnemen vb je t-shirt of zwembad)
Convectie (via contact met bijv vloeistof/gas vb afkoelen in de wind)
Verdamping (zweet mbv warmte -> waterdamp)

54
Q

Wanneer spreek je van hypothermie?

A

<35 graden

55
Q

Verschillende stadia van onderkoeling, wanneer spreek je van welke?
Mild
Matig ernstig
Ernstig

A

Mild 33-35 graden
Matig ernstig 28-33 graden
Ernstig <28 graden

56
Q

Wat is koude diurese?

A

Verhoogde urineproductie die kan optreden bij blootstelling aan koude omgevingen

57
Q

Wat kan je zien op het ECG bij hypothermie?

A

J-waves, vaak in de precordiale afleidingen

58
Q

Noem 3 behandelingen van hypothermie

A

Passieve opwarming 32-35 graden (warme deken)
Actieve externe opwarming <32 graden (bair hugger)
Actieve interne opwarming <32 graden (warm infuus)

59
Q

Noem 4 koudeletsels

A

Frostbite
Frostnip
Perniones
Trench foot

60
Q

Frostbite bestaat uit 1e t/m 4e graads. Verschil?

A

1e graads = bleekheid en doofheid van de huid omgeven door oedeem
2e graads = blaren naar vinger/teen toppen toe omgeven door oedeem en erytheem
3e graads = kleur veranderd, na weken zwarte korsten, blaren zijn kleiner dan 2e graads, hemorragisch en meer proximaal.
4e graads = totale weefselnecrose tot op bot/spieren

61
Q

Wat is frostnip?

A

Door kou geinduceerde paresthesien (veranderd gevoel), geen blijvende weefselschade

62
Q

Wat zijn perniones?

A

Abnormale reactie micro vascularisatie op herhaalde koude prikkel, microvasculair letsel. Ontstaan pijnlijke rode laesies.

63
Q

Wat is trench foot?

A

Letsel sympathische zenuwen en vaatstelsel voeten door lange blootstelling aan kou en vocht.

64
Q

Behandeling prehospitaal bij koudeletsels:
Voorkom …
Vermijd …
Vermijd …
Niet …

A

voorkom verdere afkoeling
Vermijd lopen op bevroren voeten
Vermijd gebruik van open vuur
Niet wrijven

65
Q

Wat gebeurt er met de eiwitten bij hyperthermie?

A

Vouwen van eiwitten wordt hierdoor verstoord, later moment ook het aanmaken van eiwitten.

66
Q

Symptomen hitte-uitputting (heat exhaustion) (9)

A

Zwakte
Hoofdpijn
Misselijkheid/overgeven
Duizeligheid
Spierpijn/spierkrampen
Hevig transpireren
Tachycardie
Syncope komt vaak voor
Normaal tot licht verhoogd <40 graden

67
Q

Behandeling hitte-uitputting (5)

A

Koele omgeving
Plat liggen
Isotone drank
Ventilatie en bevochtigen huid
Vochttoediening op geleide van. Pols en tensie

68
Q

Symptomen hitte beroerte (heat stroke) (6)

A

Gedragsveranderingen, verwardheid, convulsies, coma
Droge, heet aanvoelende huid of klam
Extreme vermoeidheid, hoofdpijn, syncope, overgeven en diarree
Ritmestoornissen en hypotensie
Hyperventilatie, en soms acuut respiratoir distress-syndroom (ARDS)
Kerntemperatuur >40

69
Q

Behandeling hitte beroerte (4)

A

Koel passief en actief
Koeldekens/matrassen (bair hugger)
Koude vloeistoffen
ECMO bij instabiele patient

Koelen komt voor de ABCDE (treat first what kills first)

70
Q

Wanneer zie je klassieke niet-inspanningsgebonden hitteberoerte en wanneer inspanningsgebonden hitteberoerte?

A

Klassieke niet-inspanningsgebonden hitteberoerte: ouderen, chronisch zieken met verstoorde thermoregulatie, medicatiegebruik, dehydratie

Inspanningsgebonden hitteberoerte: jongeren bij grote fysieke inspanning op warm/vochtig moment

71
Q

Welk model kan worden gebruikt bij brandwonden?

A

Wondmodel van Jackson

72
Q

Welke 3 zones bestaan er bij het wondmodel van Jackson (brandwonden)?

A

Necrotische zone (zone van coagulatie) - irreversibele weefselschade door samenklonteren eiwitten door extreme warmte

Zone van stase - weefsel beschadiigd maar herstelvermogen met adequate behandeling. Kan progressief voortzetten (“verdiepen van een brandwond”)

Zone van hyperemie - ontstekingsprocessen, lekkage microcirculatie -> oedeem, roodheid

73
Q

Hoeveel (verbrandings)percentage zijn de volgende lichaamsdelen? Hoofd, arm, romp (voor/achter), been

Voor kinderen tot … jaar is het gemakkelijker gebruik te maken van de hand van het kind, deze komt overeen met …% van het lichaamsoppervlak.

A

Hoofd 9%
Arm 9%
Romp voor 18%
Romp achter 18%
Been 18%

Voor kinderen tot 10 jaar is het gemakkelijker gebruik te maken van de hand van het kind, deze komt overeen met 1% van het lichaamsoppervlak.

74
Q

Bij >…% verbranding kans op SIRS

A

Bij >25% verbrand kans op systemisch inflammatoire reactie (SIRS)

75
Q

Hoe gaat de vochtsuppletie bij verbranding volgens de Parkland formule?

A

3 ml x %verbrande lichaamsoppervlakte x gewicht = volume ml

Toediening van de helft in de eerste 8 uur en de rest in de volgende 16 uur

76
Q

MIST overdacht:

A

Mechanism: wat is er gebeurd
Injuries: wat is er gevonden
Signs: vitale parameters
Therapy given: handelingen verricht

77
Q

AMPLE

A

Allergy: allergieen bekend?
Medication: bekende medicatie/drugs
Past history: bekende voorgeschiedenis
Last meal: nuchter vanaf?
Events: bootstelling, handelingen?

78
Q

4B’s

A

Borst
Buik
Bekken
(Boven)benen

79
Q

Patient heeft een drain, wanneer doe je een thoracotomie?

A

Bij drainproductie >1.5liter in 1keer of >200 ml/uur gedurende 4 uur

80
Q

Hypoglykemie is een veelvoorkomende oorzaak van … (hypo-/hyperthermie??)

A

Hypothermie

81
Q

Rodheid, afwezige blaren, positieve capillaire refill, soepel, droog aspect = … verbranding.
Wat is het genezingspotentieel?

A

Epidermale verbranding (eerstegraads verbranding)
Genezing binnen enkele dagen

82
Q

Roze/rood glanzend, blaarvorming, positieve capillaire refill, soepel, vochtig aspect (bij kapotte blaren), pijnlijk = … verbranding.
Genezingspotentieel?

A

Oppervlakkige dermale brandwond (oppervlakkige tweedegraads brandwond)
Genezing binnen 2 weken vanuit gehele wondbodem, mits adequate behandeling.

83
Q

Vlekkerig roze/rood en wit (mottig), enige blaarvorming, matige tot afwezige capillaire refill, soepel tot stug, pijnlijk of pijn afwezig = … verbranding
Genezingspotentieel?

A

Diepdermale brandwond (diepe tweedegraads brandwond)
Vertraagde genezing vanuit epitheeleilanden en wondranden die langer dan 3 weken duurt; bij afwezigheid van adequate behandeling geen spontane genezing.

84
Q

Wit/geel, rood/bruin/zwarte plekken, afwezigheid blaren, negatieve capillaire refill, stug tot leerachtig, geen pijn = … verbranding.
Genezingspotentieel?

A

Subdermale brandwond (derdegraads brandwond)
Geen spontane genezing vanuit de wondbodem.

85
Q

Indien de … niet beschadigd is, spreken we niet van een brandwond. De verbranding wordt geduid als 1e graads verbranding, niet meegeteld in bepaling van ….

Is de … beschadigd dan afhankelijk van diepte van de brandwond sprake van een oppervlakkig dermale (oppervlakkige 2e gr), een diep dermale (diepe 2e gr) of subdermale (3e gr) brandwond.

A

Indien de epidermis niet beschadigd is, spreken we niet van een brandwond. De verbranding wordt geduid als 1egr verbranding, niet meegeteld in bepaling van het verbrande lichaamsoppervlak.

Is de epidermis beschadigd dan afhankelijk van diepte van de brandwond sprake van een oppervlakkig dermale (oppervlakkige 2e gr), een diep dermale (diepe 2e gr) of subdermale (3e gr) brandwond.

86
Q

Hartslag en bloeddruk verhoogd
Ademhaling normaal
Temperatuur verhoogd
Pupillen groot
Geen darmgeluiden
Droge huid

Welk toxidroom?

A

Anticholinergisch

87
Q

Hartslag en bloeddruk normaal
Ademhaling normaal
Temperatuur normaal
Pupillen pinpoint
Wel darmgeluiden
Zweten

Welk toxidroom?

A

Cholinergisch

88
Q

Hartslag en bloeddruk verlaagd
Ademhaling verlaagd
Temperatuur verlaagd
Pupillen pinpoint
Geen darmgeluiden
Droge huid

Welk toxidroom?

A

Opiaten

89
Q

Hartslag en bloeddruk verhoogd
Ademhaling verhoogd
Temperatuur verhoogd
Pupillen groot
Wel darmgeluiden
Zweten

Welk toxidroom?

A

Sympathomimetisch

90
Q

Hartslag en bloeddruk verlaagd
Ademhaling verlaagd
Temperatuur verlaagd
Pupillen normaal
Geen darmgeluiden
Droge huid

Welk toxidroom?

A

Sedatief

91
Q

Hartslag en bloeddruk verhoogd
Ademhaling verhoogd
Temperatuur verhoogd
Pupillen groot
Wel darmgeluiden
Zweten

Welk toxidroom?

A

Serotonerg

92
Q

Voorbeelden drugs/medicatie waarbij anticholinerg toxidroom kan optreden (6)

A

Antihistaminica
Anti-parkinson
Spasmolytica
Antipsychotica
Tricyclische antidepressiva
Atropine

93
Q

Voorbeelden drugs/medicatie waarbij cholinerg toxidroom kan optreden (2)

A

Paddo’s
Cholinergica (rivastigmine, galantamine)

94
Q

Voorbeelden drugs/medicatie waarbij sympathomimetisch toxidroom kan optreden (7)

A

Amfetamines
Cocaine
XTC
Noradrenaline
Adrenaline
Sympathicomimetica (salbutamol)
Theofylline

95
Q

Voorbeelden drugs/medicatie waarbij opioid toxidroom kan optreden (8)

A

Morfine
Oxycodon
Fentanyl
Buprenorfine
Dipidolor
Tramadol
Heroine
Methadon

96
Q

Voorbeelden drugs/medicatie waarbij sedatief toxidroom kan optreden (5)

A

Benzodiazepinen
Alcohol
Anti-epileptica
Barbituraten
GHB

97
Q

Voorbeelden drugs/medicatie waarbij serotonerg toxidroom kan optreden (5)

A

SSRI’s
Amfetamines
LSD
Lithium
Tricyclische antidepressiva

98
Q

Behandeling opioid toxidroom met

A

Naloxon

99
Q

Behandeling sedatief toxidroom met

A

Flumazenil (Anexate)

Alleen bij mono-intoxicatie

100
Q

Behandeling cholinerg toxidroom met

A

Atropine (antagonist van acetylcholine)
Pralidoxime of obidoxime

101
Q

Behandeling anticholinerg toxidroom met

A

Benzodiazepinen

102
Q

Behandeling sympathicomimetisch toxidroom met

A

Benzodiazepinen

103
Q

PEARL

A

Pupils are equal and reactive to light

104
Q

Wat is de betrouwbaarste temperatuurmeting?

A

Rectaal

105
Q

Je spreekt van koorts boven de … graden

A

38

106
Q

Warmteproductie met name door …

A

Stofwisseling = metabolisme

107
Q

Warmte verlies met name via …

A

De huid

108
Q

Wat zijn de NEXUS criteria?

A

Als een van de volgende NEXUS-criteria aanwezig is, wordt beeldvorming CWK aanbevolen:

  • Focale neurologische stoornissen (zoals verlamming, paresthesie, spraakvisus en of gehoorproblemen)
  • Midline Spinal Tenderness
  • Veranderd bewustzijnsniveau
  • Bedwelming (intoxicated patient)
  • Afleidend letsel (een ander ernstig letsel in een ander lichaamsdeel dat kan afleiden van het nekletsel)
109
Q

Anticholinerg toxidroom
Wat gebeurt er met de ademhaling, hartslag/bloeddruk, temperatuur, pupillen, darmgeluiden en huid?

A

Hartslag en bloeddruk verhoogd
Ademhaling normaal
Temperatuur verhoogd
Pupillen groot
Geen darmgeluiden
Droge huid

110
Q

Cholinerg toxidroom
Wat gebeurt er met de ademhaling, hartslag/bloeddruk, temperatuur, pupillen, darmgeluiden en huid?

A

Hartslag en bloeddruk verlaagd of normaal
Ademhaling normaal
Temperatuur normaal
Pupillen klein
Toename darmgeluiden
Zweten

111
Q

Sympathomimetisch toxidroom
Wat gebeurt er met de ademhaling, hartslag/bloeddruk, temperatuur, pupillen, darmgeluiden en huid?

A

Hartslag en bloeddruk verhoogd
Ademhaling verhoogd
Temperatuur verhoogd
Pupillen groot
Normale/toename darmgeluiden
Zweten

112
Q

Opioid toxidroom
Wat gebeurt er met de ademhaling, hartslag/bloeddruk, temperatuur, pupillen, darmgeluiden en huid?

A

Hartslag en bloeddruk verlaagd
Ademhaling verlaagd
Temperatuur verlaagd
Pupillen klein
Geen darmgeluiden
Droge huid

113
Q

Sedatief toxidroom
Wat gebeurt er met de ademhaling, hartslag/bloeddruk, temperatuur, pupillen, darmgeluiden en huid?

A

Hartslag en bloeddruk verlaagd
Ademhaling verlaagd
Temperatuur verlaagd
Pupillen normaal
Geen darmgeluiden
Droge huid

114
Q

Serotonerg toxidroom
Wat gebeurt er met de ademhaling, hartslag/bloeddruk, temperatuur, pupillen, darmgeluiden en huid?

A

Hartslag en bloeddruk verhoogd
Ademhaling verhoogd
Temperatuur verhoogd
Pupillen groot
Toename darmgeluiden
Zweten

115
Q

Behandeling CO intoxicatie (koolmonoxide)

A

Behandeling bestaat uit zuurstof. Dit verkort de halfwaardetijd van CO van 4 uur bij kamerlucht naar 90 minuten bij 100% zuurstof en 23 minuten bij hyperbare zuurstoftherapie.

Zwangeren: wanneer een zwangere klinische symptomen en een CO percentage >20% heeft kan hyperbare zuurstof therapie overwogen worden. De foetus is meer bedreigd door CO dan de zwangere doordat koolmonoxide een hogere affiniteit heeft voor foetaal Hb, HbF, dan volwassen Hb.

116
Q

Noem 9 voorbeelden van ongevallen en situaties waarin sprake is van een hoogenergetisch trauma

A

Val van 2-3x hoger dan de lichaamslengte van het slachtoffer
Aanrijding van een voetganger met een voertuig met een snelheid groter dan 10 km/h
Aanrijding in een voertuig met een snelheid groter dan 35 km/h, zonder gordel
Aanrijding in een voertuig met een snelheid groter dan 45km/h, met gordel
Een ster in de voorruit, veroorzaakt door de inzittende
Over de kop geslagen voertuig
Uit een voertuig geslingerd slachtoffer
Vrijgekomen airbags
Ernstige schade aan buitenzijde van het voertuig

117
Q

GCS bij licht- matig- en ernstig schedel-hersenletsel

A

Licht: 13-15
Matig: 9-12
Ernstig: < of gelijk aan 8