Thema 2 -> HC 5&6 Flashcards

(39 cards)

1
Q

Waarom zijn er twee geslachten?

A

Voor veranderingen in het genoom zodat er kan worden aangepast aan de omgeving. En veel energie om zowel eicellen als spermacellen te produren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hemaphrodite (voordeel en nadeel)

A

Individu dat zowel eicellen als spermacellen kan maken. Vd: Alle individuen kunnen samen kinderen krijgen (handig als er weinig zijn of als traag). Nd: Kost veel energie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Asymetrischheid eicel en spermacel

A
  • Van spermacellen worden er veel gemaakt en de zijn mobiel
  • De eicel is groter zodat het voedsel bevat
    (conflict tussen die twee eigenschappen/strategieën)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Potentieniveaus

A

Totipotent/omnipotent - pluripotent - multipotent - unipotent

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Totipotent

A

Cel die nog alles kan worden (bijvoorbeeld zygoot)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Drie kiemlagen

A

Ectoderm, mesoderm en endoderm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Klievingsdelingen

A

Eerste delingen na de bevruchting van een eicel, waarbij het aantal cellen wel toeneemt maar het totaalvolume niet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Holoblastische klieving: isolecithaal of mesolecithaal

A

Delingen door de hele cel
- Isolecithaal: gelijk verdeelde dooier
- Mesolecithaal: ongelijk verdeelde dooier

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Meroblastische klieving: telolecithaal of centrolecithaal

A

Incomplete delingen door de dooier
- Telolecithaal: dooier aan een kant
- Centrolecithaal: dooier in het midden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Brachyury

A

Bij expressie van brachyury differentiëren die cellen tot mesoderm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Ectoderm wordt ..

A

Zenuw, huid (epitheellaag), neurale lijstcellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Mesoderm wordt ..

A

Bot, spieren, vetweefsel, bloedvaten, hart, nieren, ureter, kraakbeen, lymfevaten, bloedcellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Endoderm wordt ..

A

Binnenkant van: maagdarmstelsel, longen, lever, blaas, pancreas

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Amnion

A

Hierin zit vocht waar de embryo in groeit (bij dieren die op land leven -> amniota, geen water nodig). Het dient als stootkussen en tegen uitdroging.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Om de eicel zit een zona pellucida. Wat is dat?

A

Een beschermlaag van eiwitten, soort eischaal.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Om de eicel (en zona pellucida) zitten cumulus cellen. Wat zijn dat?

A

Deze zijn nodig om een competente eicel te worden. Er zitten cytoplasmatische bruggen tussen de cumuluscellen en de eicel voor communicatie.

17
Q

Van zygote naar ..

A

Zygote - klievingsdelingen - morula - blastula (throphectoderm en ICM -> epiblast en hypoblast) - gastrulatie (drie kiemlagen) - neurolatie

18
Q

Morfogenen

A

Voor eiwitten die nodig zijn voor differentiatie

19
Q

Manieren van contact tussen cellen

A

Synaptisch, paracrien, autocrien, endocrien of direct contact

20
Q

Wanneer is een cel competent?

A

Als het op bepaalde signalen voor differentiatie kan reageren. Dus juiste receptoren en signaalcascades bevatten.

21
Q

Inductie

A

Ene structuur stuurt andere aan om iets te doen

22
Q

Regeneratiecapaciteit

A

Vermogen om beschadigde delen van een organisme weer volledig te herstellen

23
Q

Deuterostomia

A

Oermond wordt uiteindelijk de anus

24
Q

Protostomia

A

Oermond wordt ook de uiteindelijke mond

25
Waarvoor is Hippo-signaling belangrijk?
Belangrijk voor ontwikkeling/onderscheidt tussen ICM en trophectoderm
26
Inner cel mass
Pluripotent: wordt later hypoblast.primitief endoderm (dooierzak) en epiblast (foetus)
27
Trophectoderm
Embryonale deel van de navelstreng en placenta, zorgt voor implanting in baarmoederwand
28
Gastrulatie bij mens
Begint bij posterior, van lateraal naar mediaal waarbij de primitiefstreek wordt gevormd. Bereidt zich uit naar anterior tot de primitief knop.
29
Chorda dorsalis
Chordamesoderm, zorgt eerst voor stevigheid en belangrijke rol bij het vormen van de neurale buis
30
Paraxiaal mesoderm
Vormt de somieten: dermatoom, myotoom, sclerotoom
31
Intermediar mesoderm
Vormt het urogenitaalstelsel (urinewegen, nieren & genitaal apparaat)
32
Lateraal mesoderm
Ventrale blad: splanchnische/viscerale blad Dorsale blad: somatische/pariëtale blad
33
Vegetatieve en animale pool ei
Vegetatieve: veel dooiermateriaal & weinig deling Animaal: weinig dooier & veel deling
34
Gastrulatie
Proces van gecoördineerde cel- en weefselbewegingen, cellen krijgen een nieuwe positie en het lichaamsplan wordt vastgesteld
35
Archenteron
Oerdarm
36
Vorming primitief streep
Begint aan de posteriore zijde, aan de anteriore zijde ontstaat uiteindelijk een primitieve knoop/Hensen's node (vergelijkbaar met dorsale lip amfibie -> organiser)
37
Waarom invertebraten als proefdier?
Geen dierproefeisen, kortere levenscyclus, goedkoop, genoom lijkt op mens, sommige zijn doorzichtig.
38
Genen betrokken bij embryonale ontwikkeling
Hox-genen (transcriptiefactoren) en BMP-genen (inducerende factoren)
39
Waarom stamcellen gebruiken voor onderzoek?
Groeien snel en theoretisch kunnen ze nog alles worden (tenzij geen embryonale stamcel, maar bijvoorbeeld spierstamcel).