Thema 5 Flashcards

(46 cards)

1
Q

Overstap naar endothermie/warmbloedigheid

A

Kost veel energie, dus veranderingen in het maagdarmstelsel. Ook de huid en respiratie veranderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Mechanische vertering

A

Kauwen, slikken of mengen. Kleinere stukken maken zodat er meer oppervlak is voor enzymen voor verdere vertering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Enzymatische vertering

A

Afbreking van voedsel tot nutriënten die we op kunnen nemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Verschil vertering en fermentatie

A

Vertering: kunnen we zelf afbreken/verteren.
Fermentatie: kunnen we zelf niet verteren, dus hebben we micro-organisme voor.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Onderdelen die ontstaan uit de voordarm (eerste deel oerdarm)

A

Pharynx, luchtwegen, slokdarm, maag, twaalfvingerige darm/duodenum, lever, pancreas/alvleesklier

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Onderdelen die ontstaan uit de middendarm (tweede/middelste deel oerdam)

A

Dunne darm (duodenum, jejunum en ileum) & dikke darm (cecum/blinde darm, colon ascendens en 2/3 deel colon transversum)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Onderdelen die ontstaan uit de einddarm (derde/laatste deel oerdarm)

A

Dikke darm (1/3 colon transversum en colon descendens) en cloaca

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Stomodeum

A

Voorloper van de mondholte. De mondholte is ectoderm wat naar binnen vouwt, de oropharyngeale membraan gaat later in regressie (nog een boog aan zijkanten over).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Proctodeum

A

Voorloper van anus. Ontstaat door binnenvouwing van het ectoderm membraan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Primair gehemelte

A

Eerste scheiding van de mondholte, zodat een neus- en mondholte wordt. Daarna vormt definitieve scheiding, die voor hard en achter zacht is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Nasopharynx, oropharynx en laryngopharynx

A

Neus-keel, mond-keel, strottehoofd-keel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Homodont vs heterodont (gebit)

A

Homo: alle tanden zijn gelijk van vorm en functie
Hetero: verschillende soorten tanden (snijtanden, hoektanden, kiezen etc.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Waar zitten welke tanden?

A

Vooraan snijtanden, daarnaast hoektanden en verder achter kiezen. Vorm verschilt per dieet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Monophyodont vs diphyodont vs polyphyodont (gebit)

A

Mono: één set tanden voor je hele leven
Di: twee sets, dus wisselt één keer
Poly: meerdere sets, je kan blijven wisselen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Elodont vs anelodont (gebit)

A

Elo: voortdurende groei (vaak bij slijtende tanden)
Anelo: beperkte groeiperiode, daarna groeien ze niet meer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Verschil oppervlak gebit

A

Omnivoor en carnivoor: hele buitenkant is glazuur
Herbivoor: zit vol richels, dus glazuur zit niet over hele tand heen (voor malen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Functie speekselklieren

A

Vochtig houden van de mond, voedsel glad en nat maken, geringe vertering.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Voorwaarden aan fermentatie

A

Groot volume, lange verblijfsduur en een neutrale pH

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Verschil foregut en hindgut fermenters

A

Foregut: vooraan aan het maagdarmkanaal -> in maag
Hindgut: achteraan maagdarmkanaal -> blinde darm of colon

20
Q

Functie maag

A

Opslag van voedsel, mechanische en chemische verkleining, afgifte maagzuur

21
Q

Maag slijmvlies en lumen

A

Slijmvlies kan eenvoudig of samengesteld zijn (mogelijk fermentatie bij samengesteld klierloos deel). Lumen kan enkelvoudig en meervoudig zijn.

22
Q

Vogel heeft twee magen en een krop, waarvoor?

A

Kliermaag (maagsappen toevoegen) en spiermaag (met evt steentjes voedsel verkleinen). De krop is voor voedselopslag, want maag te klein.

23
Q

Maagdraaiing

A

Tijdens embryonale ontwikkeling. Twee draaiingen: 90 graden naar links om lengteas en 90 graden om verticale as.

24
Q

Scheilswortel

A

Gemeenschappelijke ophanging van de dunne darm, in het midden zit de arteria mesenterica cranialis.

25
Cecotrofie
Consumptie van ontlasting, want daar zitten veel voedingsstoffen in door hindgutfermenters
26
Draaiing darm
Draaiing gaat om scheilswortel heen tijdens ontwikkeling embryo. Voor de draaiing zitten de darmen buiten de buikholte omdat ze er niet meer in passen (fysiologische navelbreuk).
27
Drie delen cloaca van de vogel
Coprodeum (opslag feces), urodeum (openingen ureter en zaad/eileider) en proctodeum (ectodermaal)
28
Functie gebit carnivoor
Prooi vangen en vasthouden (scherpe hoektanden) en vlees scheuren (knipkiezen)
29
Functie gebit herbivoor
Planten afsnijden (snijtanden) en vermalen (hobbelige plooikiezen), bij vermalen bewegen de tanden schuin langs elkaar
30
Kroon en wortel van de tand
Kroon is boven het tandvlees zichtbaar en de wortel zit eronder
31
Hypsodont vs brachydont (gebit)
Hypso: lange kroon Brachy: korte kroon
32
M. masseter en m. temporalis
Masseter: loopt van bovenkaak naar onderkaak, meer ontwikkeld bij herbivoor. Temporalis: loopt van slaapstreek naar onderkaak, meer ontwikkeld bij carnivoor.
33
M. digastricus
Spier die de kaak kan openen, deze is niet heel ver ontwikkeld, want zwaartekracht doet al een deel van het werk.
34
Mandibula
Onderkaak
35
Glandula parotis en glandula mandibularis
Twee van de drie belangrijke speekselklieren, ze zitten vlak bij de kaakhoeken.
36
Cavum oris
Mondholte
37
Onderdelen gehemelte
Palatum durum (hard gehemelte) en palatum molle (zacht gehemelte)
38
a. mesenterica cranialis
Ligt in scheilswortel, deze levert bloed naar de darmen
39
Waarom is de blinde darm bij sommige dieren groter?
Bij dieren die fermenteren is een grotere cecum handig, want daar zitten afweer dingen in tegen de micro-organismen
40
Tepels rat
Vrouwen hebben er twaalf en mannen geen
41
Arteria carotis communis
Gemeenschappelijke halsslagader
42
Arteria subclavia
Voorzien vooral de armen van bloed
43
Truncus pulmonaris
Longslagader, voor de splitsing naar linker en rechter long
44
M. pectoralis en de m. supracoradoideus (vogel)
Voor vliegen. Pectoralis is groter omdat die meer kracht moet geven om te kunnen vliegen
45
Voordelen respiratiesysteem van de vogel met luchtzakken
(Er is geen dode ruimte doordat) er éénrichtingsverkeer is, zo wordt er minder zuurstof weer uitgeademd
46
Septum posthepaticum
Bedekt de organen in de buikholte aan de ventrale zijde bij vogels