Thema 2 Verminderde nierfunctie Flashcards

(165 cards)

1
Q

Vies bloed naar de glomerulus toe via vas …

A

Afferens

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Schoon bloed van de glomerulus af via vas …

A

Efferens

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Interstitium + tubulus heet ook wel

A

Tubulo-interstitieel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Filtrerend oppervlak glomerulus: 3 lagen

A

Capillairwand
Basaalmembraan
Podocyten (= extracapillair laagje)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Het glomerulaire capillaire kluwen is omhuld door de ruimte van …

A

Bowman

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Nefron bestaat uit 2 onderdelen

A

Glomerulus
Tubulus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Weg vanaf glomerulus naar papil (totaal 6 onderdelen)

A

Glomerulus
Proximale tubulus
Lis van Henle
Distale tubulus
Verzamelbuis
Papil

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Lis van henle bestaat uit:
… been (… en … deel)
… been (… en … deel)

A

Dalend been (dik en dun deel)
Stijgend been (dun en dik deel)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

De distale tubulus bestaat uit 2 delen

A

Recht deel
Gekronkeld deel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

De distale tubulus loopt tussen …. door. Dit heet het … met …

A

De distale tubulus loopt tussen efferente en afferente vat eigen glomerulus door. Dit heet het juxtaglomerulaire apparaat met macula densa.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Calyx

A

Kelken (urinewegen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Pyelum

A

Bekken (urinewegen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Ureter

A

Urineleider (urinewegen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Vesica urinaria

A

Blaas (urinewegen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Urethra

A

Plasbuis (urinewegen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Ongeveer …% van de cardiac output stroomt door de nieren

A

20

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Factoren die de glomerulaire filtratie bepalen (4)

A

Kenmerken filtrerend membraan (oppervlakte, lading)
Kenmerken deeltjes (grootte, lading)
Bloedflow
Netto hydrostatische en osmotische krachten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Hydrostatische druk glomerulus = kracht glomerulus in/uit?

A

Uit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Hydrostatische druk ruimte van Bowman = kracht glomerulus in/uit?

A

In

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

COD = kracht glomerulus in/uit?

A

In

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Netto kracht glomerulus in/uit? is 10mmHg

A

Uit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Constrictie en dilatatie van vas afferens en/of vas efferens
bepaalt hydrostatische druk in de glomerulus. Dit kan via 5 manieren:

A

Autoregulatie
Tubuloglomerulaire feedback
Endocrien
Autonoom zenuwstelsel
Medicijnen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Constrictie en dilatatie van vas afferens en/of vas efferens via autoregulatie. Hoe werkt dit?

A

Kleine bloeddruk veranderingen worden opgevangen door de vaatwand zelf: hoge druk geeft constrictie, lage druk geeft dilatatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Constrictie en dilatatie van vas afferens en/of vas efferens via tubuloglomerulaire feedback. Hoe werkt dit?

A

Juxtaglomerulaire apparaat signaleert te weinig of te veel tubulaire flow (als flow laag: dilatatie vas afferens)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Constrictie en dilatatie van vas afferens en/of vas efferens via endocrien. Twee voorbeelden.
RAAS (productie renine in juxtaglomerulaire cellen) ANP
26
Constrictie en dilatatie van vas afferens en/of vas efferens via autonoom zenuwstelsel. Hoe werkt dit?
Sympathicusactivatie: afferente constrictie
27
Proximale tubulus: 65% van het … wordt actief teruggeresorbeerd uit de tubili (komt dus weer in de circulatie) en 65% van het … wordt passief teruggeresorbeerd.
Zout Water
28
Wat gebeurt er in het dikke deel stijgende been van Lis van Henle?
Is impermeabel voor water en meeste elektrolyten, actief transport van NaCl van tubulus naar interstitium (reabsorptie). NaCl gaat dus de tubulus uit.
29
Wat gebeurt er in het dunne deel dalende been van de Lis van Henle?
Vrijwel impermeabel voor elektrolyten. Is permeabel voor water (passief transport). H2O gaat dus de tubulus uit.
30
De … (capillair) gaat langs de lis van Henle tegen de richting flow tubulus in. Deel van teruggeresorbeerde zout en water komen terug in de …
Vasa recta Circulatie
31
De osmolariteit is onderin de bocht tussen beide ‘benen’ van Lis van Henle heel hoog/laag?
Hoog
32
3 belangrijke punten Lis van Henle: - biedt mogelijkheid om urine … - effectieve reabsorptie van … - … in niermerg maakt … reabsorptie vanuit de … oiv … mogelijk
Biedt mogelijkheid om urine verdund of geconcentreerd te maken Effectieve reabsorptie van water en zouten Osmotische gradient in niermerg maakt water reabsorptie vanuit de verzamelbuizen oiv ADh mogelijk
33
Wat gebeurt er met de flow en de druk bij afferente constrictie? Wanneer gebeurt dit?
Flow laag Druk laag NSAID’s, sympathicus activatie (‘autonome regulatie’)
34
Wat gebeurt er met de flow en de druk bij afferente dilatatie? Wanneer gebeurt dit?
Flow hoog Druk hoog Vaatverwijders zoals ca blokkers, dopamine, ANP (‘endocriene regulatie’), prostaglandines, tubulo-glomerulaire feedback
35
Wat gebeurt er met de flow en de druk bij efferente constrictie? Wanneer gebeurt dit?
Flow laag Druk hoog Angiotensine 2 (‘endocriene regulatie’), ANP (‘endocriene regulatie’)
36
Wat gebeurt er met de flow en de druk bij efferente dilatatie? Wanneer gebeurt dit?
Flow hoog Druk laag RAAS inhibitie, zoals ACE remmers en ARB’s
37
Excretie =
Filtratie + secretie - reabsorptie
38
Wat doet de macula densa? (2)
Signaleert weinig of te veel flow in de tubulus Signaleert weinig of te veel natrium in de tubulus
39
Wat doet angiotensine II op de nier? (2)
Constrictie vas efferens (en afferens): minder flow maar hogere druk in glomerulus Stimuleert Na terugresorptie in de proximale tubulus, dikke stijgende deel lis van Henle, distale tubulus en verzamelbuis
40
Wat doet aldosteron op de nier?
Natrium terugresorptie en kalium secretie in de verzamelbuis
41
Wanneer wordt ADH geproduceerd? (3)
Baroreceptoren signaleren ondervulling Osmoreceptoren signaleren stijging osmolariteit (meestal hypernatriemie) RAAS stimulatie bij ondervulling/lage RR
42
Waar wordt ADH geproduceerd?
Hypofyse achterkwab
43
Wat doet ADH?
Water terugresorptie in distale tubulus en verzamelbuis door openen waterkanaaltjes: diffusie van H2O door concentratie gradient
44
Wat doen de natriuretische peptiden ANP en BNP? (4)
Remming juxtaglomerulair apparaat Remming aldosteron productie Remming ADH productie Dilatatie vas afferens, contractie vas efferens
45
Definitie homeostase
Actief handhaven van stabiele en optimale omstandigheden in het interne milieu van het lichaam (kost energie!)
46
Homeostase via 3 manieren
Autoregulatie Neurologische regulatie Endocrinologische regulatie
47
Homeostase via autoregulatie. Werking?
De cel of het orgaan signaleert zelf een verandering en reageert daar lokaal op
48
Homeostase via neurologische regulatie. Hoe?
Het zenuwstelsel reageert met een zenuwactie, dit werkt snel (sec) en duurt kort, dit is meestal het autonome zenuwstelsel.
49
Homeostase via endocrinologische regulatie. Hoe?
Een endocrinologisch orgaan reageert met productie van hormonen, dit werkt langzamer, maar heeft ook langer effect
50
Formule concentratie
Hoeveelheid stoffen / volume
51
1 mol natrium is meer/evenveel/minder? deeltjes als 1 mol chloor, het gewicht is hetzelfde/anders?
Evenveel Anders
52
Spontane verdeling van deeltjes, van omgeving met hogere concentratie naar omgeving met lagere concentratie tot het concentratieverschil verdwenen is
Diffusie
53
Snelheid diffusie is afhankelijk van (4)
Concentratieverschil Temperatuur (hoe warmer hoe sneller) Afstand en oppervlakte Molecuulgrootte
54
Transport over membranen op 3 manieren
Passief transport Transportpompen Vorming van blaasjes
55
Passief transport passief =
Diffusie met concentratiegradient mee
56
Passief transport actief =
Gefaciliteerde diffusie door carrier eiwit (kanaaltje, poortje)
57
Transportpompen gaan vaak tegen de … in en kosten …
Concentratiegradient Energie (ATP)
58
Vorming van blaasjes de cel in
Endocytose
59
Vorming van blaasjes de cel uit
Exocytose
60
Kost transport over membraan via vorming van blaasjes energie?
Ja
61
(Cel-)membraan dat doorlaatbaar is voor sommige, maar niet alle stoffen
Semipermeabel membraan
62
Transport over een semipermeabel membraan gaat vaak beter bij: (3)
Kleine deeltjes Geen elektrische lading Groot concentratieverschil
63
Diffusie van water over semipermeabel membraan (dat doorlaatbaar is voor water)
Osmose
64
Waterkanalen in membraan
Aquaporines
65
Wat is de osmolariteit?
Totale concentratie van in water opgeloste osmotisch actieve deeltjes die niet door het semipermeabele membraan heen kunnen
66
Water gaat naar de kant met de laagste/hoogste? osmolariteit
Hoogste
67
Albumine is positief/negatief? geladen en trekt de … kant van water aan. Albumine kan wel/niet? door de capillairwand. Hierdoor ontstaat …
Negatief Positieve Osmose
68
Colloid osmotische druk (COD) =
Drukgradient veroorzaakt door het verschil in osmolariteit door eiwitten die niet door het membraan kunnen
69
Deeltjes kunnen neutraal, negatief of positief geladen zijn. Aantal protonen = aantal elektronen:
Neutraal
70
Deeltjes kunnen neutraal, negatief of positief geladen zijn. Aantal protonen > aantal elektronen:
Positief
71
Deeltjes kunnen neutraal, negatief of positief geladen zijn. Aantal protonen < aantal elektronen:
Negatief
72
Positieve deeltjes
Kationen
73
Negatieve deeltjes
Anionen
74
Vochthuishouding: drie compartimenten
Intracellulair volume (ICV) Extracellulair volume (ECV) Bloedvolume (BV) - overlapt met bovenstaande
75
Intracellulair volume bevat
Volume in de cellen inclusief volume van bloedcellen
76
Extra cellulair volume bevat
Interstitieel vloeistof + plasma volume
77
Bloedvolume bevat
Volume van de bloedcellen + plasmavolume
78
Er zitten twee barrieres tussen bloed en celinhoud. Welke?
Capillairwand Celmembraan
79
Capillair: COD zorgt ervoor dat water het bloedvat … gaat, de hydrostatische druk zorgt er echter voor dat water het bloedvat … gaat.
In Uit
80
Water beweegt vrij over ICV/ECV/BV?
ECV en ICV
81
Natrium blijft (vooral) in ICV/ECV/BV?
ECV
82
Kalium blijft (vooral) in ICV/ECV/BV?
ICV
83
Osmolariteit in … en … is gelijk (ICV/ECV/BV?)
ECV en ICV
84
Osmolariteit formule
2x [Na] + [glucose] + [ureum] in plasma
85
Normale osmolariteit is ongeveer …
280 mmol/l
86
Wat gebeurt er wanneer je 5L NaCl 0,9% (=1400 mmol) toedient aan een patient met het volume en de osmolariteit in ECV en ICV? En klinisch?
ECV: volume neemt toe, osmolariteit blijft gelijk ICV: volume blijft gelijk, osmolariteit blijft gelijk Klinisch: oedeem, hartfalen
87
Wat gebeurt er wanneer je 5L water toedient aan een patient met het volume en de osmolariteit in ECV en ICV? En klinisch?
ECV: volume neemt toe, osmolariteit neemt af ICV: volume neemt toe, osmolariteit neemt af Klinisch: oedeem, cellen knappen kapot
88
Wat gebeurt er wanneer je 1400 mmol NaCl toedient aan een patient met het volume en de osmolariteit in ECV en ICV? En klinisch?
ECV: volume neemt toe, osmolariteit neemt toe ICV: volume neemt af, osmolariteit neemt toe Klinisch: oedeem, cellen verschrompelen
89
... liter bloed per dag door renale arteriën ... liter filtraat per dag in glomeruli ... liter urine per dag aan einde proximale tubili ... liter urine per dag bij aanvang distale tubili ... liter urine per dag aan einde distale tubili ... liter urine per dag aan het einde van de ductus collingens (verzamelbuis)
1500 180 60 20 10 1,5
90
Doel zout- en waterhuishouding (3)
In stand houden intra- en extracellulaire volume Juiste bloeddruk Juiste osmolaliteit
91
Totaal lichaamswater = ... x lichaamsgewicht kg
0,6
92
Totaal lichaamswater: hoeveel extracellulair/intracellulair? En van extracellulair, hoeveel intravasculair/extravasculair?
1/3 extracellulair -> 1/4 intravasculair -> 3/4 extravasculair 2/3 intracellulair
93
Intracellulaire volume wordt bepaald door ... en ...
Kalium en organische fosfaatesters (ATP, creatininefosfaat, fosfolipiden)
94
Extracellulair volume wordt bepaald door ..., ... en ...
Na+, Cl- en HCO3-
95
Filtratie, secretie en resorptie: dalende deel is permeabel voor ... en weinig permeabel voor ... en ...
Water NaCl en ureum
96
Filtratie, secretie en resorptie: stijgende deel is alleen permeabel voor ... en niet permeabel voor ... en ...
NaCl Water en ureum
97
Natrium homeostase is primair voor regulatie van ... Water homeostase is primair voor regulatie van ...
Vulling Osmolaliteit (= hoeveelheid opgeloste deeltjes)
98
Osmoreceptorcellen in hypothalamus sturen signalen naar de hypofyse om ... af te geven (wateruitscheiding) of zorgen voor ... (waterinname)
ADH Dorst
99
Normaal osmolaliteit serum
280 - 295 mOsmol/kg
100
Berekenen osmolaliteit
2x [Na] + 2x [K] + glucose + ureum
101
Normaalwaarde natrium
135-145 mmol
102
Normaalwaarde kalium
3.5-5 mmol
103
Hyponatriëmie oorzaken fysiologisch (3)
DM Hoog glucose Andere osmotisch actieve deeltjes: alcohol, glycolaat
104
Hyponatriëmie oorzaken uitscheiding verhoogd (2)
Diuretica Addison disease (verlies aldosteron)
105
Hyponatriëmie oorzaken water toename (6)
Verhoogde intake water, polydipsie Nierinsufficiëntie (slechte klaring) SIADH Levercirrose Nefrotisch syndroom Decompensatio cordis
106
Bij hyponatriëmie snel corrigeren: zout geven, wat gebeurt er?
Trekt water weg vanuit de hersenen -> demyelinisatie
107
Hypernatriëmie oorzaken (6)
Verminderde water inname Centraal of nefrogene diabetes insipidus (water verlies door ADH) Verhoogde water uitscheiding (braken, diarree, zweten etc.) Verhoogde natrium retentie: hyperaldosteronisme Verhoogde natrium retentie: syndroom van Cushing (aldosteron productie) Verhoogde natrium inname intoxicatie (zeldzaam)
108
Bij hypernatriëmie: hypertone/veel natrium in het bloed. Wat gebeurt er met de hersenen? En wat gebeurt er bij snel corrigeren (vocht geven)?
Water trekt uit hersenen, hersenen gaan snel elektrolyten verzamelen en langzaam ook organische osmolieten verzamelen. Bij snel corrigeren -> in hersenen blijft het hoog, dus water aanzuigen -> oedeemvorming hersenen
109
Indicaties bepalen kalium (6)
Hartritmestoornissen / ECG afwijkingen Spierzwakte en hypertonie Chronische diarree Controle bij diuretica gebruik Nierfalen Storingen zuur-base huishouding
110
Oorzaken hypokaliëmie (7)
Verminderde intake Alkalose Diarree of stoma Verlies door nier bijv. diuretica gebruik Dialyse Hyperaldosteronisme (uitwisseling Na tegen K) Insuline overmaat (opname in de cellen)
111
Oorzaken hyperkaliëmie (7)
Acidose Acuut celverval Insuline tekort (verminderde opname in de cellen) Nierfalen Hypoaldosteronisme Kalium sparende diuretica Massale rode bloedceltransfusie
112
Normaalwaarde chloride
96-107 mmol/L
113
Oorzaken hyperchloremie (4)
Dehydratie Suppletie Metabole acidose met normaal anion gap Respiratoire alkalose, HCO3- uitscheiding als compensatie leidt tot Cl- opname
114
Oorzaken hypochloremie (3)
Te lage intake Overmatig zoutverlies Intestinaal Cl- verlies door braken
115
Normaalwaarde anion gap
8-16 mmol/L
116
Formule berekenen anion gap
[na+] - ([cl-] + [HCO3-])
117
Wat is cortisol voor een corticoid? Wat doet het onder andere (2)?
Glucocorticoid Remming afweer, stijging glucose
118
Wat is aldosteron voor corticoid? Wat doet het onder andere (2)?
Mineralocorticoid Natrium-en zoutretentie, uitscheiden kalium
119
Te weinig cortisol =
Addison
120
Te veel cortisol =
Cushing
121
Acute effecten van cortisol: reactie op stressvolle situatie (5)
Verhoging glucose Verhoging catabolisme Remming groeihormoon Bewustzijn Remming/regulatie afweer
122
Biologische beschikbaarheid corticosteroiden (na absorptie en na first pass effect)
Na absorptie = 80% Na first pass effect = 50%
123
Bij langdurig corticosteroiden maken de bijnieren onvoldoende cortisol, daarom altijd afgebouwd worden en toediening extra corticosteroiden bij ‘stress’ (stress-schema). Welke patienten komen hiervoor in aanmerking? (2)
Altijd bij bewezen nierinsufficientie Nu >3weken >20mg/dag prednison (of equivalent)
124
3 hormonen van de nieren
Erytropoetine (EPO) Renine Vitamine D
125
Wanneer wordt EPO geproduceerd in de nier?
Hypoxemie
126
Wanneer wordt renine geproduceerd in de nier?
Daling tubulusflow
127
Wat doet vitamine D (3)?
- Verhoogt opname calcium en fosfaat in de darm - Verlaging uitscheiding calcium nier - Verlaging vorming PTH in bijschildklieren
128
Wat geeft vitamine D deficientie voor symptomen? (2)
Hypocalciemie Hyperparathyreoidie
129
Zuur base formule
H+ + (HCO3)- <-> H2CO3 <-> H2O + CO2
130
[H+] verhoogd = pH … = acidose/alkalose?
Verlaagd Acidose
131
[H+] verlaagd = pH … = acidose/alkalose
Verhoogd Alkalose
132
Wat doet de proximale tubulus met HCO3- en H+? (2)
HCO3- reabsorptie H+ secretie
133
Wat is de GFR (Glomerulair Filtration Rate)?
Glomerulair filtraat (pre-urine) in ml/min
134
Kreatinine wordt geproduceerd door … en vrijwel volledig geklaard door …
Spieren Glomeruli
135
Wat is het nadeel van plasma kreatinine (vs kreatinineklaring)?
Bij daling nierfunctie stijgt kreatinine logaritmisch, is afhankelijk van veel factoren. Hier corrigeer je voor als je en kreatinineklaring doet.
136
Sommige middelen remmen secretie van kreatinine, hierdoor stijgt plasma kreatinine en lijkt het of de nierfunctie is gedaald. Noem 2 voorbeelden.
Cotrimoxazol Cimetidine
137
Wat is de eGFR? Noem 5 aandachtspunten
Schatting van de GFR met kreatinine, leeftijd, geslacht. Interpretatie blijft nodig, want: - Gaat nog altijd uit van kreatinine Invloed door bijzondere lichaamsbouw/activiteit/spiermassa Invloed door dieet en medicatie - Niet gevalideerd bij leeftijd <18jr - Niet gevalideerd bij andere kleur dan wit of zwart - Bij afrikaanse achtergrond vermenigvuldigen met 1,157 - Aanpassen aan sexe
138
Wat zou je, naast kreatinine en kreatinineklaring, bij twijfel ook nog kunnen meten?
Cystatine C in bloed
139
Wanneer spreek je van acute nierschade?
- Stijging [kreat] >50% in een week of stijging plasma [kreat] > 26.5 umol/l - al of niet met urineproductie <0.5 ml/kg/uur
140
Wanneer spreek je van chronische nierschade?
- > 3 maanden - GFR >90 ml/min met proteinurie en/of sedimentsafwijkingen (stadium 1) - GFR <90 ml/min (stadium 2-5)
141
Acute prerenale nierschade wordt veroorzaakt door
Verminderde doorbloeding van de nier (hypovolemie, hypotensie, verminderd effectief circulerend volume, acute vasculaire schade nier bv nierinfarct)
142
Verloop prerenale nierschade in 3 stappen: 1. …: de GFR … 2. …: de GFR … 3. … Duur: … Vaak … … fase bij herstel - of gevolg van te veel vullen?
1. Compensatie: de GFR blijft bewaard 2. Decompensatie: de GFR daalt 3. Acute tubulusnecrose (ATN) -> oorzaken prerenaal of toxinen Duur 0-6 weken Vaak oligurie/anurie Polyure fase bij herstel - of gevolg van te veel vullen?
143
Hoe kom je er achter of er sprake is van een prerenale nierinsufficientie of ATN?
Prerenale nierinsufficientie: laag natrium in urine (RAAS) ATN: hoog natrium in urine (door tubulusdisfunctie)
144
Behandeling prerenale nierschade/ATN (6)
1. Behandelen/wegnemen oorzaak 2. Herstel effectief circulerend volume 3. Correctie metabole complicaties 4. Dieet (zout+kalium+eiwit+vocht beperking) 5. Aanpassing medicatie/toedieningen (nefrotoxische middelen zoals ACE-remmers, NSAID's, contrastmiddelen) 6. Evt. dialyse/ultrafiltratie
145
Acute postrenale nierschade wordt veroorzaakt door
Afvloedbelemmering (Prostaatvergroting, urolithiasis, acute nierschade bij hydronefrose)
146
Wat is urolithiasis?
Gevolg van te hoge concentraties stoffen in de urine door metabole afwijkingen/dieet, vaak combinatie. Stoffen slaan neer als stenen.
147
Renale aandoeningen kunnen zich op 4 locaties bevinden. Noem deze.
Vaatjes Glomeruli Tubuli Interstitium
148
Wat voor lab vraag je in ieder geval aan bij nierziekten? (Bloed + urine)
Laboratorium - Kreatinine, eGFR - Na, K - Albumine - Ca, fosfaat - Bicarbonaat - Hb Urine - sediment (ery's, leuko's, celcylinders, dysmorfe ery's) - albuminurie / proteinurie - natrium - kreatinineklaring
149
Welk aanvullend onderzoek doe je vrijwel altijd bij nierziekte?
Echo abdomen
150
Hoe hoger [H+], hoe … pH, hoe zuurder de oplossing = … Hoe lager [H+], hoe … pH, hoe alkalischer (basischer) de oplossing = …
Hoe hoger [H+], hoe lager pH, hoe zuurder de oplossing = acidose Hoe lager [H+], hoe hoger pH, hoe alkalischer (basischer) de oplossing = alkalose
151
Meer zuur is evenwicht naar rechts/links? Alkalischer is evenwicht naar rechts/links?
Meer zuur is evenwicht naar rechts. Alkalischer is evenwicht naar links.
152
Metabole acidose -> respiratoire compensatie pH …, pCO2 …, HCO3- …, pO2 …
Metabole acidose -> respiratoire compensatie (uitblazen CO2) pH laag, pCO2 laag, HCO3- laag, pO2 hoog
153
Metabole alkalose -> respiratoire compensatie PH …, pCO2 …, HCO3- …, pO2 …
Metabole alkalose -> respiratoire compensatie (minder uitblazen CO2) PH hoog, pCO2 hoog, HCO3- hoog, pO2 gelijk of laag
154
Respiratoire acidose -> metabole compensatie pH …, pCO2 …, HCO3- …, pO2 …
Respiratoire acidose -> metabole compensatie (meer H+ uitscheiden, meer HCO3- vasthouden) pH laag, pCO2 hoog, HCO3- hoog, pO2 laag
155
Respiratoire alkalose PH …, pCO2 …, HCO3- …, pO2 …
Respiratoire alkalose PH hoog, pCO2 laag, HCO3- laag, pO2 hoog
156
Acute Tubulus Necrose meestal prerenale/renale/postrenale oorzaak?
Acute Tubulus Necrose meestal prerenale oorzaak, maar kan ook toxinen.
157
Hoe weet je het verschil tussen pre-renale nierinsufficientie en ATN?
Pre-renale nierinsufficientie: laag natrium in urine (RAAS) ATN: hoog natrium in urine (oa door tubulusdisfunctie)
158
Grootste verschil nefrotisch syndroom vs nefritisch syndroom
Nefrotisch syndroom = proteinurie >3g/dag (normale nierfunctie) Nefritisch syndroom = proteinurie <3g/dag (chronische nierschade)
159
Criteria chronische nierschade (CNS)
>3maanden - eGFR <60ml/min/.73m2 en/of - Proteinurie/albuminurie Dus niet acute nierschade. Maar hoe weet je dat? Herhalen! 1 week: daalt het verder? 3 maanden: is het chronisch?
160
Urine: Erytrocyturie … aandoening> vaak microscopische erytrocyturie … aandoening> vaak macroscopische erytrocyturie
Urine: Erytrocyturie Glomerulaire aandoening> vaak microscopische erytrocyturie Urologische aandoening> vaak macroscopische erytrocyturie
161
Wat doet het AKR (albumine/kreatinine ratio)?
Corrigeert voor concentratieverschillen gedurende de dag
162
Behandeling CNS (6)
Bloeddrukregulatie (RAAS inhibitie) Zoutbeperking Eiwitbeperking Behandeling acidose Stop roken Glucoseregulatie bij DM
163
Oorzaken hypertensie bij CNS (4) + behandelingen
RAAS stimulatie (RAAS inhibitie -> ACE-remmer/ARB) Zout- en waterretentie (diuretica, zoutbeperking) Sympathische activatie (betablokkade) Vaatverkalking (vaatverwijders -> calciumantagonisten)
164
Hoe komt het dat een ACE remmer/ARB nefroprotectief is?
Verminderde druk in glomerulus door dilatatie efferent vat. Korte termijn ‘daling nierfunctie’, lange termijn bescherming nierfunctie.
165
Nierfunctievervanging kiezen als eGFR< …
20