Thema 3 Maagklachten en buikpijn Flashcards

(155 cards)

1
Q

Endocrien

A

Afgifte naar het bloed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Exocrien

A

Afgifte naar buiten (bv bij tractus digestivus)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Chyme

A

Maagbrij

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Macronutriënten (3)

A

Koolhydraten
Proteïnen
Lipiden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Waarvoor dienen koolhydraten?

A

Brandstof (glucose)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Vertering koolhydraten grofweg op 2 manieren

A

Mechanisch
Carbohydrases

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Vertering mechanisch

A

Kauwen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Carbohydrases zijn voor de vertering van

A

Koolhydraten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Carbohydrases (5)

A

Amylase
Alfa-amylase
Sucrase/maltase/lactase

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Waar zit amylase?

A

Speeksel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat doet amylase?

A

Zet polysaccharides om naar di- en trisaccharides

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Amylase functioneert niet bij hoge/lage? pH en werkt dus niet meer in …

A

Lage
De maag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Waar zit alfa-amylase? Waar wordt het geproduceerd?

A

Duodenum
Productie in pancreas

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waar zit sucrase, maltase, lactase?

A

Intestinaal epitheel, borstelzoom (cellen die darmwand bekleden)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat doet sucrase/maltase/lactase?

A

Splitst di- en trisaccharides in monosaccharides

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Enterocyt

A

Cel die darmwand bekleed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Hoe gaat absorptie van koolhydraten enterocyten in?

A

Gefaciliteerde diffusie (via transporteiwit in membraan, kost geen energie)
Cotransport (naast glucosemolecuul ook natriummolecuul mee, kost geen energie, terugbrengen natriummolecuul wel via Na/K pomp)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Hoe gaat absorptie van koolhydraten enterocyten uit?

A

Gefaciliteerde diffusie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Via welk vat gaat de opname in de bloedbaan vanuit de enterocyten?

A

Vena portae hepatis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Opslag glucose alleen wanneer …?

A

Er geen brandstof meer nodig is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Opslag van glucose op 3 plekken

A

Lever
Spierweefsel
Vetweefsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Hoe wordt glucose opgeslagen in de lever?

A

Glycogeen, overtollig glucose wordt omgezet in vrije vetzuren en glycerol (= bouwstenen lipiden voor triglyceride)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Hoe wordt glucose opgeslagen in spierweefsel?

A

Glycogeen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Hoe wordt glucose opgeslagen in vetweefsel?

A

Lipiden (overtollig glucose ook omgezet in uiteindelijk triglyceride)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Waarvoor dienen proteïnen?
Bouwstof (aminozuren)
26
Vertering proteïnen op 3 manieren
Mechanisch Chemisch Proteases
27
Chemische vertering van proteïnen
Maagzuur (denaturatie eiwitten)
28
Proteases zijn ...
enzymen die eiwitten knippen
29
Onderstaande zijn allemaal … Pepsine Trypsine Chymotrypsine Carboxypeptidase Elestase Dipeptidases, peptidases
Proteases
30
Wat is pepsinogeen?
Voorloper pepsine, zuur in maag zet dit om, anders gaan andere eiwitten ook al kapot, slijmlaag binnenkant maag beschermt eigen cellen
31
Enteropeptidase zet ... om in trypsine, welke weer zorgt voor omzetting van andere proteases uit de ...
Pepsinogeen Pancreas
32
In het duodenum wordt het maagzuur geneutraliseerd door ..., hierdoor wordt ... inactief en de overige enzymen uit pancreassap juist actief.
Gal Pepsine
33
Dipeptidases en peptidases zit in intestinaal epitheel. Wat doet dit?
Knipt eiwitten in losse aminozuren
34
Proteïnen absorptie enterocyten in via (2)
Gefaciliteerde diffusie Cotransport
35
Proteïnen absorptie enterocyten uit via (2)
Gefaciliteerde diffusie Cotransport
36
Opname in bloedbaan proteïnen via ...
v portae hepatis
37
Opslag/afbraak aminozuren via
Lever
38
Opslag/afbraak aminozuren via lever, wat gebeurt er?
Er ontstaan katonzuren (brandstof) of omzetten in vetzuren (afvalproduct = ureum)
39
Waarvoor dienen lipiden?
Brandstof (triglyceriden (glycerol + vetzuren))
40
Vertering van lipiden via (2)
Lipases Galzouten
41
Linguaal lipase gemaakt in de
Tongklieren
42
Lipase gemaakt in de
Pancreas
43
Lipases zijn ...oplosbaar en knipt vetzuren van glycerol af, hierdoor krijg je (3)
Water 1. monoglyceride 2. diglyceride 3. vetzuren
44
Wat doen galzouten mbt vertering lipiden?
Lipases zijn hydrofiel en vetten hydrofoob, galzouten hebben een hydrofiele en hydrofobe kant -> enzymen kunnen makkelijker bij de vetten voor afbraak
45
Lipiden absorptie enterocyten in via
Diffusie
46
Lipiden absorptie enterocyten uit via
Exocytose
47
Exocytose
Celmembraan stulpt uit en pakt dit op als 'blaasje'
48
Triglyceriden worden na absorptie omgezet in
Chylomicronen
49
Transport chylomicronen via ... naar vena .... Waarom komen ze niet direct in bloedbaan?
Lymfevaten Vena subclavia sinistra Zijn te groot
50
Opslag triglyceride in
Vetweefsel
51
Micronutriënten (4)
Vitaminen Mineralen Sporenelementen Water
52
Voordelen (3) en nadelen (3) doorlichting
Voordelen: bewegende beelden, meerdere projectierichtingen, behandeling (interventies) Nadelen: hoge stralingsdosis, overprojectie, kostbaar
53
Voordelen (4) en nadelen (4) rontgenfoto’s
Voordelen: goedkoop, snel, hoge spatiele resolutie, makkelijk beschikbaar Nadelen: ioniserende straling, overprojectie, lage contrastresolutie, statisch beeld
54
CT niet bij …
Zwangerschap
55
Hoe werkt echografie?
Weerkaatsing van ultrasoon geluid
56
Voordelen (3) en nadelen (4) CT
Voordelen: hoge contrastresolutie, goede weergave anatomische structuren, korte scantijd Nadelen: hoge stralingsdosis, weke delen minder goed beoordeelbaar, kosten, contra-indicaties
57
Voordelen (3) en nadelen (3) echografie (echografie is niet geschikt voor …)
Voordelen: dynamisch onderzoek, niet schadelijk, goedkoop Nadelen: statische beelden moeilijk te interpreteren, niet geschikt voor bot en lucht, kwaliteit onderzoek afhankelijk van uitvoerder
58
Volle blaas en nuchter voor welk onderzoek?
Echo abdomen
59
Nucleaire geneeskunde werkt dmv … Niet het apparaat maar de patient is de stralingsbron.
Radioactieve isotopen
60
Contra-indicatie nucleaire geneeskunde
Zwangerschap en borstvoeding
61
Voordelen (2) en nadelen (3) nucleaire geneeskunde
Voordelen: functionele beeldvorming, zeer gevoelig (combinatie CT/MRI maakt exacte lokalisatie mogelijk!) Nadelen: beschikbaarheid, kosten, stralingsdosis
62
Opkomend maagzuur in de slokdarm
Reflux(klachten)
63
Oorzakelijke factoren reflux/maagklachten (2)
Roken (nicotine ontspant de onderste slokdarmsfincter) Voeding (zuur, scherp), alcohol
64
Oorzakelijke factoren ulcuslijden (ventriculi/duodeni) (2)
Geneesmiddelen (NSAID’s) Bacterieel (Helicobacter pylori)
65
Wat maakt de helicobacter pylori een lastige bacterie in de maag?
Kan tegen het zuur
66
Pathofysiologie ulcus
Doorbreken beschermende mucuslaag van slijmvlies dat in contact is met zuur en pepsine
67
‘Stepped care’ bij maagklachten (3)
1. Antacida 2. Histamine-antagonisten 3. PPI’s (protonpompremmers)
68
Hoe werken antacida?
Verminderen het maagzuur, H+ worden gebonden aan O2- uit het medicijn (wordt niet opgenomen)
69
Wat is de ‘beschermende’ stof van antacida? Waarom wordt calcium hier aan toegevoegd?
Bevat oa magnesium (effect, bijwerking laxatie) en calcium (voor opheffen laxatie)
70
Nadeel maagbeschermers
Sommige medicijnen worden alleen opgenomen in een normaal zuur milieu -> veel interacties mbt absorptie
71
Hoe werken histamine-antagonisten?
Histamine zorgt voor productie/afgifte van zuur, blokken histamine zorgt voor minder zuur Moet eerst opgenomen worden in bloed, dan via bloedbaan naar maag, dan werkzaam
72
Hoe werken protonpompremmers (PPI’s)?
Vermindering werking protonpomp (‘geeft histamine niet door’), hoe meer je geeft, hoe meer remming Opgenomen in het bloed, via bloed terug naar je maag, dan werkzaam. Werken 24u.
73
Complicaties PPI
Kans op hypocalciemie (verminderde absorptie) en vit b12 tekort. Lange termijn kans op gastritis, direct toxisch op de nier.
74
Indien H. Pylori positief dan is de behandeling:
Tripletherapie (= 1 PPI in hoge dosering + 2 AB) AB werkt namelijk beter in niet zuur mileu
75
Niet medicamenteuze behandeling refluxklachten/maagklachten (4)
Stop roken, vermijd alcohol Adviseer voedingsmiddelen te vermijden die de klachten veroorzaken Abdominale druk verminderen (afvallen, hoest-, obstipatie), zwangerschap Nachtelijke reflux -> hoofdeinde bed omhoog
76
Preventie ulcuslijden bij NSAID’s, criteria
Iedereen >70 jr OF Bij ulcus of maagcomplicatie in VG (ongeacht leeftijd) OF 2 of meer van de volgende factoren: - Leeftijd 60-70jr - Ernstige invaliderende RA, hartfalen of DM - Hoge dosering van niet-selectief NSAID - Gebruik van co-medicatie met een hoger risico op maagcomplicaties
77
Preventie ulcuslijden bij acetylsalicylzuur, criteria
Iedereen >80jr OF >60jr icm ulcus of complicatie daarvan in VG OF >70jr en gebruik van co-medicatie met een hoger risico op maagcomplicaties 2 of meer van de volgende factoren: - Leeftijd 60-70jr - Ernstige invaliderende RA, hartfalen of DM - Hoge dosering van niet-selectief NSAID - Gebruik van co-medicatie met een hoger risico op maagcomplicaties
78
Antidiarrhoica (3)
Actieve kool Loperamide Orale rehydratievloeistof (ORS)
79
Complicatie actieve kool
Dat de kool 1 grote bonk wordt
80
Wat is loperamide?
Een antidiarrhoica, opioid voor de darmen (lokaal effect, geen opname in het bloed)
81
Wat doet ORS?
Herstellen elektrolyten en suikers
82
Laxantia (3)
Volume-vergrotend Osmotische laxantia Stimulantia
83
Wat zijn volume-vergrotende laxantia?
Onverteerbare polysachhariden (zemelen) Vermengen met de darminhoud, nemen water op
84
Noem 3 osmotische laxantia
Macrogol/elektrolyten Lactulose Magnesiumoxide
85
Waarom is bij osmotische laxantia eerste keus movicolon?
Flatulentie en buikkrampen zijn het minst
86
Contra indicatie osmotische laxantia
Forse nierfunctiestoornissen (dialyse), geeft verstoring elektrolytenbalans
87
Voorbeelden stimulantia (2)
Bisacodyl Sennosiden (Klysma)
88
Hoe werken stimulantia bisacodyl en sennosiden?
Bevorderen de peristaltiek door chemische prikkeling va de darmwand (krampen!). Verhogen watergehalte van de feces.
89
Hoe werken stimulantia natriumlaurylsulfo-acetaat en natriumdocusaat?
Herverdeling van het watergehalte van de feces (zacht maken van de feces)
90
Noem een bekend pro-kineticum (2)
Metoclopramide Domperidon
91
Hoe werken metoclopramide en domperidon?
maaglediging (grijpt aan dopamine receptoren = dopamine remmers)
92
Verschil metoclopramide en domperidon
Metoclopramide passeert ook bloed-hersenbarriere en kan centrale effecten geven (extrapiramidale verschijnselen). Gaat door de placenta, liever niet geven bij zwangerschap.
93
Bij welke 2 ziektes geef je geen metoclopramide/domperidon?
Parkinson Lewy body
94
Bijwerkingen pro-kineticum (metoclopramide/domperidon) (2)
Rigiditeit Extrapiramidale verschijnselen
95
Ondansetron grijpt aan op ..
Serotonine
96
Anti-emetica kans op … verlenging (en dus kans op de ritmestoornis …)
QTc tijd verlenging Torsade du pointes
97
Alarmsymptomen maagklachten (6)
Ongewild gewichtsverlies Hematemesis of melena Aanhoudend braken Stoornis in of pijn bij voedselpassage Anemie (maagcomplicatie of malagniteit) Aanwijzing voor geperforeerd ulcus: - Tekenen van peritoneale prikkeling - Ernstige pijn - Koorts
98
De oesophagus ligt in het … en verbindt de … en …
Mediastinum Pharynx en maag
99
De oesophagus heeft 2 spierlagen. Welke?
Longitudinaal (buitenste zijde) Circulair (binnen) = voor peristaltiek
100
UES = … sfincter LES = … sfincter (overgang … naar …, voorkomt reflux want druk in abdomen is hoger dan in … Diafragma = … sfincter
UES = upper esophageal sfincter LES = lower esophageal sfincter (overgang oesopagus naar maag, druk in abdomen is hoger dan in thorax) Diafragma = externe sfincter
101
Maag bestaat uit 3 delen
Pars cardiaca Corpus gastricum Pars pylorica
102
Hoeveel spierlagen heeft de maag?
3
103
Welke sfincter sluit de uitgang van de maag af?
M. Sphincter pyloricus
104
Dunne darm bestaat uit: (3)
Duodenum Jejunum Ileum
105
Duodenum ligging =
Retroperitoneaal
106
Uitmondingen in het duodenum: (2)
Papilla duodeni major = papil van Vater (ductus choledochus + ductus pancreaticus) Papilla duodeni minor (soms: ductus pancreaticus accessorius)
107
Verschil jejunum en ileum: … doet veel meer aan absorptie dan … Vascularisatie … is dikker Mesenteriaal vet juist meer aanwezig bij …
Jejunum doet veel meer aan absorptie dan het ileum Vascularisatie jejunum is dikker Mesenteriaal vet juist meer aanwezig bij ileum
108
De dunne darm is ongeveer … meter lang
6
109
Overgang van dunne naar dikke darm zit een klep =
Ilioceacaalklep = klep van Bauhin
110
Wat zijn haustra?
Zakvormige uitstulpingen van de dikke darm
111
Vanaf ventraal heeft de lever een rechter en een linker kwab. Dorsaal heeft de lever vier lobus:
Lobus hepatis sinister Lobus hepatis dexter Lobus caudatus Lobus quadratus
112
Porta hepatis (portale trias): - … (gaat lever in/uit?) - … (voorziet lever van bloed, gaat lever in/uit?) - … (gaat lever in/uit? Ezelsbruggetje = DR ALVA (…)
Porta hepatis (portale trias) Vena portae (gaat lever in) Arteria hepatica propria (voorziet lever van bloed, gaat lever in) Ductus choledochus (grote galgang, gaat lever uit) DR ALVA (ductus rechts, arterie links, vene achter) ventraal bekeken
113
Afvoer bloed lever gaat via
Vv hepaticae (levervenen) -> v. Cava inferior
114
Pancreas is anatomisch verdeeld in 4 onderdelen:
Caput Collum Corpus Cauda
115
De pancreas ligging
Retroperitoneaal
116
Merg nier =
Medulla renalis
117
Opvangbuisjes nier =
Calyx minor/major
118
Nierbekken =
Pelvis renalis
119
Ureter loopt van … naar …
Nier naar blaas
120
Ureter ligging
Retroperitoneaal
121
Blaas en urethra ligging
Subperitoneaal
122
Urethra bij vrouw kort: … afvoer Urethra bij man lang, verloopt door …: … en … afvoer
Vrouw: urine afvoer Man: verloopt door prostaat, urine en sperma afvoer
123
Wat doe je in ieder geval bij lichamelijk onderzoek bij maagklachten en alarmsymptomen van een maligniteit?
Klieren voelen (met name klier supraclaviculair links)
124
Oorzaken oesophagitis (4)
Gastro-oesophageale refluxziekte (GORD/GERD) Infecties (mn bij immuun-gecomprommiteerden)(Schimmel, Viraal) Etsende stoffen (Zuren, Logen) Allergisch (eosinofiel)
125
Refluxziekte: hoe zorgt dit voor pijn?
Maagzuur komt omhoog tot in slokdarm, schade plaveiselepitheel > activatie pijnsensoren distale oesophagus
126
Oorzaken refluxziekte (4)
Deels fysiologisch Verminderde barrierefunctie Verminderde klaring slokdarm Verhoogde maagdruk (bijvoorbeeld bij overgewicht)
127
Hiatus hernia (hernia diafragmatica) =
Deel maag komt in borstholte
128
Barrett: ontstaat door … door maagzuur -> epitheel adapteert tot … -> … aandoening
Barrett: ontstaat door hevige/langdurige schade aan plaveiselepitheel door maagzuur -> epitheel adapteert tot cilindrisch epitheel -> premaligne aandoening
129
Risicofactoren slokdarmkanker (5)
Barrett Alcohol Roken Temperatuur eten/drinken Stenose/motiliteitsprobleem
130
Oorzaken gastritis (4)
Type A: auto-immuun Type B: H. Pylori Type C: gal en pancreassappen Overige oorzaken (andere infecties, medicatie)
131
Complicaties ulcus pepticum (2)
Bloeding Perforatie
132
De meeste maagtumoren zijn een …
Adenocarcinoom
133
Diarree acuut vs chronisch
Diarree acuut: tot 14 dagen Diarree chronisch: langer dan 4 weken
134
Oorzaken diarree (4)
Actieve secretie van water en elektrolyten en/of ontstekingsvocht Snelle darmpassage Aanwezigheid osmotisch werkzame stoffen (geneesmiddelen) Verminderd resorberend oppervlak
135
Alarmsignalen bij acute diarree (3)
Koorts Bloedbijmenging Dehydratie
136
Wanneer is gewichtsverlies alarmerend?
Gewichtsverlies alarmerend 5% in 1 maand of 10% in 6 maanden
137
Wat is coeliakie?
reactie tegen gluten (eiwitten in bepaalde granen)
138
Wat gebeurt er met de darmen bij coeliakie?
Vlokatrofie
139
Coeliakie symptomen (7)
Diarree Gewichtsverlies Vermoeidheid Anemie Groeiachterstand Osteoporose Dermatitis herpetiformis (groepsgewijze blaasjes tot a 1 cm grootte)
140
Diagnosticeren coeliakie (2)
Serologie (IgA en IgG) Biopsie
141
Colitis ulcerosa is geassocierd met stoppen met …
Roken
142
Brandstoffen vrijmaken op drie manieren:
Glycogenolyse (oiv glucagon) Lipolyse Proteolyse (kataboliseren van eiwitten)
143
Brandstoffen vrijmaken via glycogenolyse/lipolyse/proteolyse geeft drie soorten brandstoffen:
Glucose Vetzuren Ketonen
144
Hersenen kunnen geen … gebruiken als brandstof
Vetzuren
145
Langdurig vasten -> … voorraad overal op -> … (lever zet vetzuren om, kunnen wel door … als alternatieve brandstof voor glucose -> zijn …
Langdurig vasten -> glycogeen voorraad overal op -> ketonen (lever zet vetzuren om in ketonen, kunnen wel door hersenen als alternatieve brandstof voor glucose -> ketonen zijn zuur (vb diabetische keto acidose bij DM1)
146
Energiebehoefte vrouw
2000 kcal
147
Energiebehoefte man
2500 kcal
148
Energiebehoefte bestaat uit: (4)
Basaalmetabolisme (=50%) Voedingsgeinduceerde thermogenese (energie voor voedselverwerking = 10%) Lichamelijke activiteit Energieverhogende situaties (stress, koorts, brandwonden, malabsorptie, zwangerschap etc.)
149
Acute ondervoeding: verhoogde …-lyse en …-lyse, dit zorgt voor verlies van …
Verhoogde lipolyse en proteolyse, verlies van eiwitten
150
Katabole stress bij acute ondervoeding: klinisch beeld
Eiwitondervoeding met oedeem (door laag albumine -> verlaagd COD)
151
Klinische verschijnselen bij chronische ondervoeding (2)
Extreme vermagering Spierzwakte
152
Voedingsscreening instrumenten (2)
SNAQ MUST
153
Complicatie van behandeling van ondervoeding
Refeedingsyndroom
154
DD bovenbuikpijn (7)
Aandoeningen oesophagus Aandoeningen maag ACS Lever- en/of galwegproblematiek Pancreatitis Luchtweginfectie Buikwandproblematiek
155
Welke vitaminen zijn wateroplosbaar en welke vetoplosbaar? (Vit A, B, B12, C, D, E, K)
Wateroplosbaar: vit B, B12, C Vetoplosbaar: vit K, A, D en E