Thema 4 Flashcards

(75 cards)

1
Q

Wat zijn vasculaire aandoeningen?

A

Schade kleine bloedvaten, herseninfarct en hersenbloedingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is beroerte?

A

Een deel van de hersenen krijgt geen zuurstof doordat er iets mis gaat bij doorbloeding. Acute verschijnselen zijn uitval, verlies spraak. 80% infarct 20% bloeding. Meer vrouwen dan mannen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is vasculair cognitief impairment?

A

Gevolgen van vasculaire aandoeningen van licht cognitieve stoornissen tot dementie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is het verschil tussen hersenbloeding of infarct?

A

Bloeding is cognitieve stoornis gerelateerd aan ernst en grootte bloeding. Infarct is gerelateerd aan stroomgebied.
50% houdt eerste 3 weken cognitieve stoornis en 40-75% behoud het inplannen termijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is cerebral small vessel disease?

A

Wordt zichtbaar door schade aan wittestofbanen. Is normaal verouderingsverschijnsel, maar mate en locatie kan stoornis in cognitieve functie veroorzaken. Hangt samen met snelheid informatieverwerking, aandacht en executieve functies.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Omschrijf herseninfarct?

A

Een stolsel die bloedvat sluit of dicht slibt door aderverkalking, verminderde zuurstof. Medicatie kan stolsel oplossen of hij kan endovasculair verwijderd worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Omschrijf een transient Ischemic Attack TIA?

A

Tijdelijke vermindering doorbloeding. Uitvalsverschijnselen verdwijnen binnen 24u. Risico op herseninfarct verhoogd hierdoor. Vaak geen afwijkingen (2/3) te zien bij beeldvorming.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is een lacunair infarct?

A

Een infarct in een klein perforeren bloedvat in de diepe structuren waarna een kleine holte ontstaat. Risico voor dementie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat us hersenbloeding?

A

Scheuren van een bloedvat. Verlaagd bewustzijn en verwardheid. Bij subarachonidale bloeding is het tussen hersenvliezen. Kan endovasculair stent plaatsen of clippen neurochirurgie. Bloeddruk verlagen en afwachten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is vasculaire dementie?

A

Ontstaat door verminderd bloedtoevoer in de hersenen. Km te spreken van post stroke dementie moet men 6 maanden wachten. Hartritmestoornis, diabetes en hoge bloeddruk is risico.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is traumatisch hersenletsel?

A

Ontstaat wanneer externe, mechanische kracht inwerkt op de schedel en als gevolg iemand zijn bewustzijn verliest en/of posttraumatische amnesie is.
Laag energetisch trauma is val van stahoogte of direct impact voorwerp. Hoog energetische impact is val van hoogte of verkeersongeval icm snelheid tenminste 30 km/u.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is posttraumatische amnesie?

A

Patiënt is gedesoriënteerd niet instaat nieuwe informatie op te slaan, motorisch verbaal onrustig. Kan meerdere maanden aanhouden. Soms met korte periode van helderheid, island of memory.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is verschil primaire en secundaire weefselschade?

A

Primaire reageert op celniceau schade of dood. Secundaire treed later op en kan door bloeding of infectie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is ethiolgoie THL?

A

80-85% licht, 5% middelzware en 10% ernstig. 2x zo vaak mannen. Jongeren of ouder dan 60.
Relatie tussen ernst en kans op herstel. Cruciale factoren vooro herstel zijn aanwezigheid ernst neuropsychologische stoornis en mate lijdensdruk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is middelzwaar tot ernstige THL,

A

Vaak zichtbare schade op CT. MRI gebeurd vaak aanvullend. 1/5 houdt posttraumatische epilepsie over, 40% middelzwaar herstelt en 20% zwaar, bij bifrontale contusiehaarden is prognose ongustiger. Vaak vertraagd informatieverwerking, Vaak blijvende anterograde geheugenstoornissen, persooblijkheidsverandering. Moeite met herkennen emotie of expressie. Woordvindproblemen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is lichte THL?

A

80% zie je niet op CT. Hoofdpijn duizeligheid en vermoeid. Herstel is vaak binnen 6 maanden. Geuren concentratieproblemen komen vaak voor. Meerderheid na 3 maanden herstelt na 6 tot 12 maanden vaak kleine verschillen. Bij verminderde mentale belastbaarheid 25-30% onderpresteren. Passieve coping is slechtere prognose.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is een Whiplash?

A

Beweging hoofd na aanrijding, plotseling naar achteren (extensie) en naar voren (flexie). Meestal herstel binnen 6 weken, 20% houdt chronische klachten als duizeligheid, spierzwakte, concentratieproblemen en angst en stemmingspronlemen. Er treed geen bewusteloosheid op.
Factoren die instand houden persoonlijkheid, coping en letselschadeprocrdure.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is epilepsie? En wat is een aanval?

A

Chronische hersenaandoening gekenmerkt door een epileptische aanval (abnormale overmatige elektrische activiteit in hersenen die leidt tot verandering in functioneren).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Welke 3 criteria om te spreken van epilepsie?

A

2 aanvallen met interval meer dan 24 uur, 1 aanval en waarschijnlijkheid van nieuwe aanval van 60% binnen 10 jaar en diagnose epilepsie syndroom.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

In welke stappen gebeurd classificatie epilepsie?

A

Aanvalsplan bepalen, type epilepsie bepalen en kijken of er specifieke syndroom is.
Comorbide problemen in kaart brengen draagt bij aan syndroombepaling, begeleiding en behandeling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Welke soorten aanvalstype heb je?

A

Focaal ontlading is in specifieke deel hersenen, kan met intacte gewaarwording (kan blijven handelen, vaak trekking arm/been, vreemde smaak of tinteling), verminderde gewaarwording (onvermogen adequaat reageren, automatisch stereotype hand3lingen en verward), motorisch begin (kleine schokjes en friemelen) of niet motorisch begin (vreemde geur opstijgend gevoel maag).
Gegeneraliseerde aanval is ontlading in beide helften, altijd bewustzijn verlies. Kan tonisch (verstijving), conisch (schokken), tonisch-clonisch, atone (wegvallen spierspanning) of abscense (afwezig) zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Hoe classificeer je epilepsie type?

A

Focaal, gegeneraliseerd of onbekend. Aanvalstype hebben vaak vast patroon.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat is status epilepticus?

A

Aanval stopt niet vanzelf. Kan convulsief (continue spiertrekking ademhaling onderbroken), non convulsief (geen trekking, blijven ademen, vreemd gedrag) en aanvalsserie (ene aanval volgt andere op).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Welke syndromen heb je bij epilepsie?

A

Zijn niet altijd vast te stellen. Syndroom van west (schokken en ontwikkelachterstand), lennox gastaut (meerdere type, gedragsproblemen), dravet (koortsgebonden, ontwikkelachterstand), CSWS (tijdens slaap), landau kleffner (zeldzaam, slaap, taalbegrip en spraak), panayiotopoulos (goedaardig overheen groeien), rolandisch (focaal), juveniele myoclonus (ochtend, tonisch-clonisch).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Wat zijn oorzaken epilepsie?
Structurele afwijking, genetisch, infectie (hiv tuberculose en maleria), stofwisseling, auto imuunm of onbekend. Jongen kinderen hoogst, boven 65. Verstandelijk beperkte en ontwikkellanden.
26
Hoe kan je epilepsie behandelen?
Antiepileptica, 70% direct aanvalsvrij, gaat over onder controle krijgen niet over behandelen. Soms geen AE ivm geen lijdensdruk of te veel bijwerkingen. 1e generatie veel bijwerkingen. 2e effectief beter te verdragen en 3e generatie minder bijwerkingen.
27
Wat kan gedaan worden hij refractaire epilepsie (medicatie werkt niet)?
Operatief verwijderen, 70% aanvalsvrij. Kan afgewezen worden als het teveel bij functionele gebieden is. Grid helpt bij onstaan en beloop in kaart brengen, diepte eeg helpt bij vaststellen start.
28
Wat zijn theorieën over epilepsie?
Cumulatieve schadehypothese (elke aanval brengt afzonderlijk schade), epileptogene encefalopathiehypothese (komt voort uit pathofysiologie) en netwerktheorie (verziekt hersennetwerk verspreidt zich door interacties)
29
Welke cognitief functioneren word beïnvloed door epilepsie?
Intelligentie (geen primair kenmerken kan 5-10pt lager liggen), gehuegen (focaal probleem autobiografische), snelheid informatieverwerking, executieve functies, werkgeheugen, probleemoplossend vermogen, mentale flexibiliteit, benoemen en woordvindproblemen, sociale cognitie (vaker eenzaam, moeite herkennen basisemoties), 3x meer risico op dementie. Autisme en ADHD komen vaker voor.
30
Wat is dementie? En wat zijn criteria voor de diagnose?
Is de omschrijving van een klinisch syndroom. De verzameling wordt gekenmerkt door cognitieve stoornissen in meerdere domeinen die het zelfstandig functioneren in dagelijks leven belemmeren. Moet significant achteruitgang zijn in een of meer cognitief domein gebaseerd op zorgen, moet onafhankelijk functioneren beperken en niet beter verklaard worden.
31
Wat zijn lichte cognitieve stoornissen MCI?
Fase voorafgaand aan dementie waarbij dagelijks functioneren intact blijft. Is gebaseerd op zorgen er is lichte stoornis in cognitieve prestaties en is niet anders toe te schrijven. Passend bij Alzheimer als het geheugenstoornis op voorgrond heeft, progressief is.
32
Wat is de epidemiologie van dementie?
1 op 5 1 op 3 vrouw en 1op 6 mannen. Levensverwachting 7 tot 0 jaar. 60-70% Alzheimer als oorzaak.
33
Wat is de ziekte van Alzheimer?
Kenmerkt zich door ophoping van eiwit amyloid beta tussen de hersenen cellen (seniele plaques) en verstrengeling eiwit tau in hersencellen (neurofibrillaire tangles) die leiden tot afsterven hersencellen. Meer risico voor vrouwen, hogere leeftijd en genetische aanleg. Leefstijlverandering kan 40% vertragen of voorkomen (opleidingsniveau, bloeddrukm gehoor, roken, overgewicht, depressie, fysieke activiteit, diabetes, weinig sociaal contact, overmatig alcoholgebruik, hersenletsel en luchtvervuiling).
34
Wat zijn hypotheses over Alzheimer?
Amyloide-cascade hypothese opstapelen amyloid beta, verlies synapsen en heksenkring 1 op 3 gezonde heeft het. Vasculaire hypothese door verminderen doorbloeding of zuurstof is er verharding vaatwand en zorgt voor overproductie amyloide beta eiwit. Combinatie hypothese zegt dat beide interacteren.
35
Wat is posterieure corticale atrofie?
Zeldzame variant van Alzheimer visueel ruimtelijke stoornissen staan centraal.
36
Wat is longgeneeskunde afasie?
Zeldzame variant Alzheimer en taalstoornis start het meest. Eerst expressie en dan begrip.
37
Wat is disexecutieve variant?
Gedragsveranderingen stoornis in executieve functies en sociale cognitie.
38
Welke medicatie is helpend voor Alzheimer?
Het is niet te genezen maar te remmen. Cholinesteraseremmers remmen cognitieve symptomen. Mematine word later gebruikt verminderd overprikkeling en beschermt zo de hersenen.
39
Wat is frontotemporale dementie?
Beeed klinisch genetisch en patholig8spectrum van neurodegeneratieve ziekte is een van de meest voorkomende dementie op jonge leeftijd. Gekenmerkt door verandering in gedrag taal en motoriek.
40
Wat is amyotrofische laterale sclerose (ALS)?
Neurologische aandoeningen waarbij motorische zenuwcellen langzaam afsterven. Levensverwachting is 2 tor 5 jaar.
41
Wat is primaire progressieve afasie ppa? En welke subtype zijn er?
Er is sprake van een progressieve taalstoornis die dagelijkse handelingen beïnvloeden. Semantische (woordbegrip), niet-vloeiende (spraak moeizaam) en logopenische variant (langere woorden). Komt even vaak voor bij mannen en vrouwen gemiddeld 53 jaar debuut.
42
Etiologie bvFTD en PPA?
40% eerst verkeerde diagnose (autisme, schizofrenie, ADHD of bipolair). Als 1 van ouders heeft dan kind 50% kans op krijgen.
43
Wat zijn cognitieve stoornissen bij bvFTD?
Executieve functiestoornissen (weekgeheugen, mentale flexibiliteit, initiatie en planning), taalvaardigheden, sociale cognitie (moreel redeneren begrip en interpretatie). Geheugen is episodisch leren, ophalen en herkenning.
44
Wat zijn cognitieve stoornissen bij PPA?
SvPPA achteruitgang zichtbaar, tast, reuk en smaak, episodisch gehuegen aangedaan, dwangmatig gedrag en selectieve interesse. NfvPPA stemming en angstproblemen, executieve functies en gedragsmatig en sociale cognitie. LvPPA werkgeheugen.
45
Wat is ziekte van parkinson?
Na Alzheimer de meest voorkomende neurodegeneratieve aandoeningen. Omvat motorische en niet motorische symptomen heeft een progressief verloop en is niet te voorkomen. Meer mannen dan vrouwen. Vergrijzing, industrialisatie risico's.
46
Noem 4 atypische parkinsonismen (lijken klinisch op parkinson maar verlopen sneller)?
Multiple systeematrofie MSA (spraak slik probleem, koude handen voorovergebogen), progressieve supranucleaire paralyse PSP (rechtop ontremming en emotioneel instabiel), cortibasale degeneratie (samentrekken spieren, alien lymb) en lewy body dementie DLB (visuele hallucinaties, bradykenesie en rigiditeit).
47
Wat zijn 4 karakteristieke symptomen parkinson?
Bradykinesie (vertraagde beweging, akinesie start en hypokinesie beginnen), rigiditeit (stijfheid, micrografie klein schrijven en hypofenie weinig stemvolume), rusttremor, houdingsstabiliteit.
48
Wat zijn 6 karakteristieken niet motorische symptomen voor parkinson?
Sensorisch (pijn visus of reuk stoornis), slaap (inslapen, wakker liggen of overmatig slaperig overdag), autonome functies (obstipatie, seksuele disfunctie, blaasproblemen en gewichtsverlies), neuropsychiatrische (depressie, angst, impulscontrole, apathie en hallucinaties), cognitief (mci) en vermoeidheid.
49
Wat is behandeling bij parkinson?
Is om symptomen te onderdrukken. Medicatie is gericht op dopamine stimulatie (levodopa, dopamineagonist, monoamineoxidasetypebremmers, amantadine), diepte brein stimulatie (verbetering motorische symptomen), levodopa via dunne darm, antidepressiva/psychotica, rivastigmine (cognitief) en paramedische zorg.
50
Wat is ASS?
Een onrwikkelingsstoornis waarbij sprake is van gedragsstoornissen in 2 verschillende domeinen. Persistente deficiënties in sociale communicatie/interactie en beperkte repetitiev gedragspatronen, interesses of activiteiten. Subtype waren niet betrouwbaar te onderscheiden dus zijn uit de DSM5. Er moet lijdensdruk zijn. Wel zijn er niveaus te onderscheiden vereist ondersteuning, vereist substantiële ondersteuning of vereist zeer substantiële ondersteuning. DSM5 neemt ook sensorische reactiviteit op. 3 uit categorie sociaal A en 2 uit categorie gedragspatronen B.
51
Wat laatste klinisch beeld bij ASS zien?
Is complexer bij volwassenen te stellen gezien zijn vaak hun kenmerken hebben leren te compenseren. Onderscheid met angststoornissen, schizofrenie (gevoelig voor psyvjotische symptomen bij stress) of bepaalde persoonlijkheidsstoornissen is moeilijk te maken.
52
Wat zijn gemeenschappelijke kenmerken bij ASS?
Vermijden oogcontact of moeite hiermee. Monotone stem of niet goed afgestemd op situatie. Weinig gebaren houterige motoriek. Moeite met structuur aanbrengen. Vaste routines zijn belangrijk, zintuiglijke over of ondergevoeligheid. Vaak zwakke taalvaardigheid en sociaal begrip. Vaak sterke kant op visueel ruimtelijke vaardigheden.
53
Wat is hyperlexie (bij ASS)?
Opvallend vermogen om vroeg vloeiend te lezen maar weinig begrip van inhoud te hebben.
54
Wat is epidemiologie en etiologie ASS?
25-50% heeft verstandelijke beperking. Prevalentie stijgt door betere diagnostiek, complexiteit maatschappij en financiële motieven. ASS is voor 90% genetisch, gaat om combinatie genen in interactie omgeving. Hersenvolume is afwijkend, kinderen groot hoofdomtrek20% 2SD grote na 5e levensjaar groeit minder. Minder volume corpus callosim wat informatieuitwisseling verklaard.
55
Wat is spiegelneuron?
Visumotorische neuronen die actief zijn bij uitvoeren, waarnemen doelgericht gedrag. Van belang bij imitatie, empathie.
56
Medicatie voor ASS?
Interventies zijn voor kernsymptomen comorbiditeit als angst, onrustig of psychotisch gedrag.
57
Wat is centrale coherentie?
Mensen met ASS hebben een zwakke centrale coherentie, zij fragmatiseren informatie op lokaal niveau in plaats van globaal en in contect. Resulteert in goede analytische waarneming maar zwakke betekeniswaarneming. Is een continuüm geen defect.
58
Wat is de empathizing-systemizing theorie voor ASS?
Sociale en niet sociale gedragskrnmerken kunnen verklaard worden door discrepantie tussen zwak inlevingsvermogen en superieur systeem van analyseren.
59
Wanneer ben je een overmatige drinker en wat zijn de risico's?
Mannen 21 en vrouwen 14 glazen per week. Verhoogd hart en vaatziekten, bepaalde vormen van kanker, ziekte aan maag darmsysteem en chronische ontstekingsreacties. Indirect letsel en overlijden door ongevallen onder invloed.
60
Wat is definitie stoornis in alcoholgebruik?
Problematisch patroon van alcoholgebruik dat leidt tot klinisch significante beperkingen of lijdensdruk. Licht 2-3 symptomen, matig 3-4 en zwaar 6 of meer symptomen.
61
Wat zijn alcoholgerelateerde cognitieve stoornissen?
Paraolubegrip die enkel beschrijving van cognitieve stoornissen bij problematisch alcoholgebruik. Is vermoedelijk relatie maar niet noodzakelijk oorzaak.
62
Wat zijn acute effecten van alcohol?
Boots GABA na in de hersenen. Mensen voelen zich meer ontspannen, prater makkelijker, nadenken kost meer tijd. Motoriek wordt slechter en mensen worden trager, ontstaan gaten in geheugen en kan ademhaling onderdrukken met coma als gevolg.
63
Wat zijn chronische effecten van alcoholmisbruik?
Volumverlies frontale cortex, verlies grijze en witte stof toename hersenvocht waar weefsel verloren is. Dit hangt ook samen met terugval. Stoornis in executieve functies, sociale cognitie werkgeheugen en episodisch geheugen.
64
Wat zijn 4 frequente comorbide aandoeningen naast alcoholgebruik?
THL, soms blijf vallen onopgemerkt. Hart en vaatziekten. Leverschade levercirrose littekenvorming, hepatitis ontsteking of leverfalen (wisselend bewustzijn, aandachtsproblemen, verandering slaap, persoonlijkheid verandering of psychose opm wel hepatitische encefalopahtie). En ondervoeding, verlies vitamine b1.
65
Wat is herstel tijdens abstinentie?
Weinig consensus over herstelvermogen. Volumeverlies hersenen en leverfunctie kan deels of volledig herstellen. Cognitieve en emotionele functies hebben meer tijd nodig voor herstel. Wisselend is 10-42 dagen al met al wordt minimaal zes weken aangehouden voordat er betrouwbare uitspraken gedaan kunnen worden.
66
Wat is wernicke-encefalopathie?
Een acute neurologische aandoening die veroorzaakt word door afwezigheid vitamine b1 gekenmerkt door ondervoeding en tenminste 1 van de volgende kenmerken: verwardheid/delier, motorische problemen, oogbewegingsstoornissen. Vaak is er ook een infectie.
67
Wat is syndroom van Korsakov?
Neuropsychiatrische aandoening die ontstaat na een niet op tijd of adequate behandelde Wernicke-encefalopathie. Disproportioneel stoornis in episodisch geheugen, afwezig ziekteinzicht en confabulaties. Kan ook voorkomej bij hypermesis (ernstig zwangerschapsbraken) of na obesitaschirurgie of kanker.
68
Wat zijn voorkomende cognitieve stoornissen bij syndroom van Korsakov?
Anterograde amnesie, retrogradeamnesie (recent beter dan lang geleden), non declaratief geheugen intact, lichte uitval visuele taken, problemen bij executieve functies, moeite met emotie herkenning, intelligentie blijft vaak intact, confabulaties (uitgelokt vertellen over niet bestaande herinneringen of spontaan geen aanleiding vanuit omgeving maar wordt gehandeld naar de inhoud). Prikkelbaarheid, agitatie en apathie speelt een rol
69
Wat is attention defict hyperactivity disorder ADHD?
Complex gedragsstoornis die optreedt voor 14 jaar, kenmerkt zich door onoplettendheid (moeite vasthouden aandacht, niet luisteren, rommelig snel afgeleid) en hyperactiviteit/impulsiviteit (friemelen, niet stil kunnen zitten overmatig praten, andere onderbreken) of mix van beide.
70
Wat zijn risicos of mogelijke gevolgen ADHD?
School niet afmaken, experimenteren met middelen om chaos te dempen, risicogedrag, moeite potentieel te bereiken. Minder voldoening, problemen in executieve functies, emotie regulatie. Onvermogen om default mode network DMN te reguleren (actief bij mijmeren moet je schakelen bij focussen).
71
Wat zijn risicofactoren bij ADHD in oorzaken?
Prematuur 2.6-4x zo grote lans op ADHD, tekort aan zuurstof geboorte, ondervoeding bij moeder zwangerschap, alcoholgebruik voor conceptie, blootstelling aan pesticiden. Blootstelling aan zware metalen als kwik, mangaan, lood en cadmium (bij meisjes). Slaapstoornissen, genetisch component, verandering hersenstructuur (verminderde wittenstod op bij adolescentie minder grijze stof of verminderde corticale dikte),
72
Wat zijn behandelopties bij ADHD?
Farmacologie (mefhylfenidaat, vermindert eetlust, hoofdpijn, slaperigheid, misselijkheid en buikpijn of atomoxetine slaperigheid, hoofdpijn, verminderde eetlust beide verhoogde hartslag), oudertraining (aanleren technieken om gedrag t wbehwren), cgt, mindfulness-based interventies (gericht op verbeteren aandacht en zelfregulatie), neurofeedback.
73
Wat zijn nieuwe inzichten over ADHD?
Soms ontwikkelt het zich in volwassenheid, 60% heeft fluctuerende verloop,van vrouw verhouding wordt gelijker in volwassenheid, emotionele impulsiviteit od gebrekkige zelfregulatie zou subtype kunnen worden, negatieve omgevingsblootstellingen als mishandeling kan comorbiditeit versterken,meisjes vaak onderschat, focus op symptomen alleen is te beperkt, behandeling moet zich ook richten op kwaliteit van leven en stigma vermindering, cannabisgebruik kan oorzaak zijn, broers zussen van meisjes hebben hoger familiair risico dan jongens.
74
Wat is verschil tussen meisjes en jongens met ADHD?
Meisjes vaker onoplettendheid en internaliserende problemen of zelfbeschadiging. Jongens hyperactiviteit impulsiviteit symptomen en externaliserende problemen. Meisjes mogelijk hoger genetische belasting, jongens rijper langzaam.
75
Wat zijn risicos voor meisjes met ADHD?
Zelfbeschadiging, ongeplande zwangerschap, intiem partnergeweld.