thema 6 Flashcards
(210 cards)
Hoe verandert de hartfrequentie bij toenemende inspanning?
Neemt min of meer lineair toe met de intensiteit van inspanning.
Wat gebeurt er bij toenemende ademhaling tijdens inspanning?
Op een gegeven moment treedt hyperventilatie op.
Wat is de relatie tussen zuurstofopname en inspanning?
Hoe hoger de zuurstofopname, hoe hoger de intensiteit die bereikt kan worden.
Wat is steady state bij zuurstofopname?
Een stabiel niveau van O₂-opname bij een constante belasting na een opbouwfase van enkele minuten
Wat zie je aan zuurstofspanning tijdens inspanning?
Die neemt toe tot een plateau bij het maximum — dit bepaalt mede het uithoudingsvermogen.
Wat gebeurt er als het lichaam het maximale zuurstofverbruik bereikt?
Het schakelt over op anaerobe verbranding.
Wat is een gevolg van anaerobe verbranding?
Er komt melkzuur vrij, wat verzuring in de spieren en een branderig gevoel veroorzaakt.
Wat is VO₂-max?
De maximale hoeveelheid zuurstof die per minuut kan worden opgenomen en gebruikt.
Welke beïnvloeden de VO₂-max? 4
Geslacht (mannen meestal hoger)
Spiermassa
Training
Genetische factoren (50% genetisch bepaald)
Welke drie schakels zijn betrokken bij inspanning?
Spieren
Hart (bloedcirculatie)
Longe
Wat is meestal de beperkende factor bij gezonde, ongetrainde mensen?
Het hart.
Wat is meestal de beperkende factor bij zeer getrainde mensen?
De spieren.
Waaruit bestaat een spier?
Uit spiervezels, die opgebouwd zijn uit bundels met contractiele eiwitten (actine en myosine).
Wat is een motorische eenheid?
een motoneuron + de spiervezels die het aanstuurt (motorunit).
Waar zit de motorische eindplaat?
Op een spiervezel, waar het motoneuron een impuls overdraagt.
Wat gebeurt er bij ATP-depletie na overlijden?
Er is geen ATP meer → myosine blijft aan actine gebonden → spier verstijft → rigor mortis.
Waarom is ATP nodig voor ontspanning van een spier?
Voor het loslaten van actine en myosine na contractie.
Hoe wordt spierkracht opgebouwd tijdens een beweging?
Eerst worden kleine motorunits geactiveerd, daarna grotere als meer kracht nodig is.
Waarom begint krachtopbouw bij kleine motorunits?
.
Voor precieze, fijne motoriek en gecontroleerde beweging.
Wat zijn de kenmerken van type I spiervezels (langzame vezels)?
Duurzaam
Trager
Betere doorbloeding
Worden snel aangesproken bij lichte belasting
Vooral gebruikt bij uithoudingsvermogen
Wat zijn de kenmerken van type II spiervezels (snelle vezels)?
Sneller en krachtiger
Minder doorbloeding
Vooral bij explosieve krachtinspanningen
zijn spiervezeltypes trainbaar?
Niet echt — verdeling is grotendeels genetisch bepaald.
Welk vezeltype is dikker en sterker?
Type II spiervezels.
Wat is het verschil in geleiding tussen grote en kleine motorunits?
Grote motorunits geleiden sneller en zijn minder gevoelig voor prikkeling dan kleine.