Thema 6 Begrippen Flashcards
(82 cards)
Biotische factoren
Invloeden afkomstig van de levende natuur
Abiotische factoren
Invloeden afkomstig van de levenloze natuur
Ecosystem engineer
Soorten die een grote invloed hebben op abiotische factoren
Kantelpunt
Overgang van het ene systeem naar het andere
Organisatieniveaus
Niveau waarop het leven kan worden bestudeerd
Biosfeer/ systeem aarde
Het gedeelte van de aarde en de atmosfeer (Dampkring) dat door organismen wordt bewoond
Ecosysteem
Een min of meer natuurlijk begrensd deel van de biosfeer (duingebied)
Levensgemeenschap
De verzameling van alle organismen die in een ecosysteem leven
Populatie
Een groep individuen van dezelfde soort in een bepaald gebied, die samen een voortplantingsgemeenschap vormen
Individu
Één enkel organisme
Genoom
De verzameling van alle verschillende DNA-moleculen
Emergente eigenschappen
Nieuwe eigenschappen die op elk hoger organisatieniveau verschijnen
Verspreidingsgebied (areaal)
Het gebied op aarde waar individuen van een bepaalde soort voorkomen
Tolerantie
Het vermogen van organismen om schommelingen in een abiotische factor te verdragen
Tolerantiegrens
de uiterste waarde van een abiotische milieufactor, waarbij individuen van een soort nog net in leven blijven
Tolerantiegebied
Traject tussen minimum en maximum
Beperkende factor
- Factor die de snelheid van een proces laag houdt 2. Factor die het aantal individuen in een populatie laag houdt - bijv. voedsel
Optimumkromme
Geeft de tolerantiegrenzen, het tolerantiegebied en het optimum weer
Stress
Wanneer een organisme zich in de stresszone bevindt. Hij ervaart dan stress, omdat hij zich dan niet in een optimale omgeving bevindt.
Klimaat
een combinatie van verschillende abiotische factoren zoals temperatuur, wind, licht en neerslag
Macroklimaat
Een groot gebied op aarde, waarbinnen (vrijwel) hetzelfde klimaat heerst.
Microklimaat
Het klimaat in een heel beperkt begrensd gebied.
Poikilotherm
Koudbloedig, lichaamstemp ong gelijk aan omgeving
Homoikilotherm
Warmbloedig, constante lichaamstemp