theoretisch kader en kwalitatieve onderzoeksmethode Flashcards
(20 cards)
Methodologie
= leer van de methoden
Realisme
1) er is maar één objectieve waarheid
2) we kunnen die werkelijkheid door wetenschap alsmaar nauwkeuriger leren kennen
3) wetenschap moet neutraal zijn om die werkelijkheid zo min mogelijk te beïnvloeden met eigen perspectieven
Etic benadering
Bevindingen uit één cultuur worden voorgesteld alsof ze op alle mensen van toepassing zijn.
Men verwacht dat dat de meetmethodes en -procedures die in een WEIRDe context opgesteld werden, voor iedereen relevant zijn en als hetzelfde worden begrepen.
Constructivisme of postmodernisme
1) er is helemaal geen objectieve “waarheid” of “werkelijkheid”
2) wetenschap laat telkens maar een bepaalde perspectief op de werkelijkheid zien
3) onderzoekers kunnen nooit neutraal zijn (ze handelen zelf vanuit een eigen perspectief)
Emic benadering
Wordt verwacht dat ieder meetinstrument/onderzoeksprocedure moet ontwikkeld worden obv betekenissen in de specifieke context.
Thematische analyse
codeert en groepeert antwoorden op basis van grotere thema’s + bestudeert wat de samenhang is tussen verschillende thema’s
Discoursanalyse
techniek die de verschillende manieren van praten over een thema in kaart brengt
Facilitator
onderzoeker introduceert het thema van de focusgroep door vragen te stellen, gebruik te maken van probes en door ervoor te zorgen dat alle deelnemers aan het woord komen en het gesprek niet te ver afglijdt van de vooropgestelde onderzoeksvraag.
Participerende observaties
onderzoeker gaat tijdelijk in de geobserveerde gemeenschap leven en tijdens dagelijkse activiteiten nota’s nemen
Paradox van de waarbeming
vaststelling dat het gedrag van mensen kan veranderen puur en alleen omdat ze geobserveerd worden
Construct equivalentie
1) het begrip bestaat n de verschillende culturen
2) het komt op dezelfde manier tot uiting in verschillende culturen
Metrische equivalentie
1) Het fenomeen dat je wil onderzoeken bestaat in de culturen die je bestudeert
2) Het komt op dezelfde manier tot uiting in de bestudeerde culturen
3) Dezelfde stijging in het psychologische fenomeen geeft dezelfde stijging in de geobserveerde scores
volledige score equivalentie
de intervallen en het nulpunt is hetzelfde in alle groepen
Bronnen van vertekening
1) Constructvertekening
2) Methodevertekening
3) Itemvertekening
Methode-effecten
effecten veroorzaakt door de meetmethode, niet door het onderzochte fenomeen
3 vormen:
1) Instrumentvertekening
2) Afnamevertekening
3) Steekproefvertekening
Differentiële methodevertekening
methodevertekening komt sterker, minder sterk of anders naar voren in de ene culturele groep dan in de andere, waardoor resultaten niet zomaar met elkaar te vergelijken zijn.
Instrumentvertekening
ingebakken in de assesmentmethode zelf. Eén van de belangrijkste bronnen van instrumentvertekening is het verschil van hoe vertrouwd deelnemers zijn met de inhoud van de items en taken of met de vorm van anwtoordschalen
Afnamevertekening
alles wat mogelijk mis kan lopen tijdens het afnemen an een assessmentinstrument
Steekproefvereteking
tot verkeerd conclusies komen door onvergelijkbaarheid van de steekproeven
Itemvertekening
vertekening van de elementaire bouwstenen van de assessment => de individuele items