Waarden Flashcards

(23 cards)

1
Q

Waarde

A

een opvatting of overtuiging die iemand belangrijk en wenselijk vindt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Cultuurspecifieke waarden

A
  • Sterk cultuurgebonden
  • Vaak niet/moeilijk eigen te maken als niet in cultuur opgegroeid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Universele culturele waarden

A
  • Komen in elke cultuur voor, en worden door elk individu begrepen
  • Culturen verschillen in hoeverre deze waarden op de voorgrond staan (landniveau)
  • Ook binnen culturen grote verschillen (individueel niveau)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

categorisatie-differentiatie effect

A
  • waardenverschil met (culturele) ‘outgroups’ overschat
  • waardenverschil binnen (culturele) ‘in-group’ onderschat
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

sociale identiteit theorie

A

Evaluatieve biases:
‘in-group favoritism’ & ‘out-group derogation’

  • In-group waarden => collectieve zelfwaarde
  • Out-group waarden => bedreiging zelfwaardegevoel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Individualisme

A

Het individu en zijn persoonlijke belangen staan centraal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Collectivistisch

A

sociale groep en belangen van de groep staan centraal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

ééndimensionale benadering

A

lage score op het ene is een hoge score op het andere

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

tweedimensionale benadering

A

Ondersteund door evolutionair perspectief: beide waarden zijn belangrijk in de evolutie van de mens

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

horizontaal individualisme

A

verwijst naar motivatie om uniek en zelfredzaam te zijn maar niet om zo een betere status te krijgen dan anderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

verticaal individualisme

A

verwijst naar waarden die te maken hebben met competentie, statusverwerving en het bereiken van persoonlijke doelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

horizontaal collectivisme

A

verwijst naar de nadruk op gelijkenissen, gemeenschappelijke doelen en onderlinge afhankelijkheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Verticaal collectivisme

A

waarden worden benadrukt waarbij hiërarchische relaties binnen en groep gerespecteerd worden, inclusief loyaliteit en een autoritaire opvoedingsstijl

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Eerwaarden

A

verwijzen naar het belang dat gehecht wordt aan integriteit, moraliteit, sociale status en sociale reputatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Integriteit

A

Belang voor eigen moreel handelen, eerlijkheid, loyaliteit, naar principes handelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

sociale reputatie

A

Het beeld dat anderen van je hebben, eigen sociale status

17
Q

self serving bias

A

vertekening ‘better than average’ of ‘self-superiority beliefs’

18
Q

neerwaartse sociale vergelijking

A

Jezelf vergelijken met mensen die slechter af zijn, om je beter te voelen.

19
Q

compensatorisch zelfverbetering

A

je focust op een ander domein waarin je wél goed bent, als iets mislukt.

20
Q

Discounting

A

Het belang van een mislukking of negatieve feedback minimaliseren (“dat telt toch niet echt”).

21
Q

Externe attributie

A

De oorzaak van een mislukking buiten jezelf leggen (“het lag aan de leraar, niet aan mij”).

22
Q

Bascing in reflected glory

A

Jezelf beter voelen door je te associëren met het succes van anderen (“wij hebben gewonnen!” over een voetbalploeg).

23
Q

“face”

A

= je sociale waarde in de ogen van anderen