tour 2. étape 3 voc Flashcards
(35 cards)
1
Q
een aanvaarding
A
une acceptation
2
Q
een krul
A
une boucle
3
Q
een baksteen, bouwsteen
A
une brique
4
Q
een knotje
A
un chignon
5
Q
een koffertje
A
un coffret
6
Q
een verkooppunt, uithangbord
A
une enseigne
7
Q
een farbikant
A
un fabricant
8
Q
een rolstoel
A
un fauteuil roulant
9
Q
een figuurtje
A
une figurine
10
Q
een rem
A
un frein
11
Q
een eerbetoon, hommage
A
un hommage
12
Q
de ongelijkheid
A
l’inégalité
13
Q
een lancering
A
un lancement
14
Q
een beweging
A
un mouvement
15
Q
een vlinder
A
un papillon
16
Q
een geslacht
A
un sexe
17
Q
een silhouet
A
une silhouette
18
Q
een wens
A
un souhait
19
Q
opgesloten
A
enfermé, enfermée
20
Q
schitterend
A
fabuleux, fabuleuse
21
Q
gemengd
A
mixte
22
Q
neutraal
A
neutre
23
Q
genderneutraal
A
non genré, non genrée
24
Q
racistisch
A
raciste
25
seksistisch
sexiste
26
transgender
transgenre
27
omringen
entourer
28
doen evolueren, vooruitgaan
faire évoluer
29
bevorderen
favoriser
30
(een spel) spelen
jouer à (+ un jeu)
31
(zich) vermeerderen
(se) multiplier
32
versterken
renforcer
33
onthullen
révéler
34
symboliseren
symboliser
35
een eerbetoon/ hulde brengen aan
rendre hommage à