Traject 1 Vocab Flashcards
(82 cards)
1
Q
De leuze
A
La devise
2
Q
De blauw-wit-rode vlag
A
Le drapeau blue blanc rouge
3
Q
De Franse driekleur
A
Le drapeau tricolore
4
Q
De staat
A
L’État (m)
5
Q
De nationale feestdag
A
La fête nationale
6
Q
De regering
A
Le gouvernement
7
Q
Het volkslied
A
L’hyme national
8
Q
Vrijheid
A
Liberté (f)
9
Q
Gelijkheid
A
Égalité (f)
10
Q
Broederschap
A
Fraternité (f)
11
Q
De Marseillaise
A
La Marseillaise
12
Q
De president(e)
A
Le président
La présidente
13
Q
De republiek
A
La république
14
Q
De revolutie
A
La révolution
15
Q
De koningin
A
La reine
16
Q
De koning
A
Le roi
17
Q
Het koninkrijk
A
Le royaume
18
Q
Het teken
A
Le signe
19
Q
Het symbool
A
Le symbole
20
Q
De baai
A
La baie
21
Q
Het platteland
A
La campagne
22
Q
De waterval
A
La cascade
23
Q
De heuvel
A
La colline
24
Q
De kust
A
La côte
25
De woestijn
Le désert
26
De duin
La dune
27
De vijver
L'étang
28
De klif
La falaise
29
De stroom
Le fleuve
30
De rotskloof
Les gorges (f)
31
Het eiland
L'île
32
Het meer
Le lac
33
De zee
La mer
34
De berg
La montagne
35
De Mont Blanc
Le mont Blanc
36
Het uitzicht
Le point de vue
37
De rivier
La rivière
38
De rots
La roche/le rocher
39
Het pad
Le sentier
40
De bergtop
Le sommet
41
De bron
La source
42
De vallei
La vallée
43
De vulkaan
Le volcan
44
De jeugdherberg
L'auberge de jeunesse (f)
45
De autosnelweg
L'autoroute (f))
46
De camping
Le camping
47
De gastenkamer
La chambre d'hôtes
48
De weg
Le chemin
49
De ster
L'étoile
50
De excursie
L'excursion
51
De (landelijke) vakantiewoning
Le gîte (rural
52
De michelingids
Le guide michelin
53
Het Zuiden van Frankrijk
Le Midi
54
De dienst voor tourisme
L'office de tourisme (m)
55
Het (verkeers)bord
Le panneau
56
De tol
Le péage
57
De wandeling
La promenade
58
De tocht
La randonnée
59
De departementale weg
La RD
La D
60
De nationale weg
La RN
La N
61
In/naar het buitenland
À l'étranger
62
De buitenwijken
La banlieue
63
De hoofdstad
La capitale
64
De gemeente
La commune
65
Het departement
Le département
66
Het overzeese departement
Le D.O.M (département d'outre-mer)
67
De zeshoek
L'hexagone (m)
68
Het stadhuis
L'hôtel de ville (m)
69
De regio
La région
70
De stad
La ville
71
Het aperitief
L'apéritif (m)
72
Het stokbrood
La baguette
73
De bouillabaisse
La bouillabaisse
74
De schotel op basis van zuurkool
La choucroute
75
De schaaldieren
Les crustacés (m)
76
Het dunne stokbrood
La ficelle
77
De olijfolie
L'huile de olive (f)
78
De Provençaalse kruiden
Les herbes de Provence (f)
79
Het streekproduct
Le produit du terroir
80
De ratatouille
La ratatouille
81
De rijst
Le riz
82
De tartiflette
La tartiflette
