Transplantatie week 50 Flashcards

(72 cards)

1
Q

Wanneer in aanmerking LVAD

A
  • Meerdere opnames voor decompensatie
    • Zeer beperkte inspanningstolerantie ondanks max. therapie (VO2 max < 12 ml/kg/min)
      -Verslechtering orgaanperfusie en inotropie afhankelijk
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Voorwaarde voor het krijgen van een LVAD

A

Goede rechter ventrikelfunctie
Enige pomp die mobiel is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn contra-indicaties LVAD

A
  • Mechanische aorta/mitralisklep
    • Rechter ventrikel falen -> beoordelen met echo
    • Gedilateerde RV
    • Verminderde RV-functie
    • Ernstige TI
    • Hoge rechter atrium druk (>15 mmHg)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

LVAD voordelen t.o.v. transplantatie:

A
  1. Geen wachtlijst
    1. Geen gebruik immunosuppressiva
    2. Geen leeftijdsgrens
    3. Mogelijk bij recente curatief behandelde maligniteit
      Mogelijk bij patiënten met pulmonale hypertensie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

2e generatie LVAD (2006)

A

Volledig implanteerbaar (inwendig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

3e generatie LVAD (2016)

A
  • Kleiner
    • Op basis van magnetisch veld
    • Minder bloed trauma -> minder trombose
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat zijn de 2 doelen van de LVAD

A
  1. Overbrugging naar harttransplantatie: bridge to transplant
    • <65 jaar
    • Geen pulmonale hypertensie
    • Kreatinine klaring > 30 ml/min
    • Geen belangrijke comorbiditeit
    • Geen eind-orgaan schade bij diabetes
      2. Permanent support = destination therapie
    • Geen kandidaat harttransplantatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn de korte termijn complicaties van een LVAD

A

RV-falen
-langdurige inotropie
-NO beademing
-Tijdelijk RVAD
-Urgente HTx
Bloedingen
-antistolling tijdelijk onderbreken
-rethoractomie bij tamponade
Trombo embolische complicaties
-trombocyten aggregatie remmers
Nier
-CVVH
-Dialyse
Infecties
-Antibiotica

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Lange termijn complicaties LVAD

A

Gastro intestinale bloedingen
-Antistolling stoppen
-Gastro/coloscopie

LVAD trombose
-trombocyten aggregatie remmers
-LVAD vervangen

LVAD … infecties ?
-antibiotica

Mechanisch falen
-LVAD vervangen

Ventriculaire ritmestoornissen
-cardioversie
-anti arithmica
-ablate

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is de 1-jaarsoverleving en 2-jaarsoverleving van de LVAD

A

1 jaar ongeveer 80%
2 jaar ongeveer 70%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke soorten orgaandonoren zijn er

A
  1. levende donoren
    1. DCD (death after cardiac death) - geldt voor nier, lever, darmweefsel, alvleesklier en long, hart nu wel, vroeger niet
    2. DBD (death by brain death) - geldt voor alle organen
    3. Donoren na euthanasie - DCD subcategorie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat is de dode donorregel

A

je mag geen donatie doen waarbij het verwijderen van het orgaan de doodsoorzaak is -> de donor moet dood zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat zijn de voorwaarden voor DCD orgaandonatie

A
  • donor moet binnen 2 uur overlijden na stoppen behandeling - alles uit
    • Hart is gestopt
    • Meten op moment dat slagader infusie line geen spike meer geeft
      ○ Wel nog elektrische impulsen
    • 5 minuten wachten
    • Lichaam koelt langzaam af naar kamertemperatuur en huidskleur verandert
      Niet aan beademing
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wat zijn de voorwaarden voor DBD orgaandonatie

A
  • Hersendood: zwellen van hersenen die tot irreversibele schade leidt van cerebrum, hersenstam en cerebellum
    • Door bloeding, trauma, ischemie of tumor
    • Progressief oedeem, zwelling van vaten, hypoxie, compressie vaten
    • Vicieuze cirkel: stopt alleen als bloedflow naar hersenen stopt
    • Hersenen groeien door foramen magnum, compressing medulla oblongata (inzwelling/ingeklemd)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn de criteria voordat iemand hersendood wordt verklaard

A
  • De patiënt moet in de diepste vorm van coma zijn
    • Er mag geen andere invloed zijn die op hersendood mogen lijken (prealabele voorwaarde)
    • Er moet een logische en bewijsbare oorzaak zijn (trauma, ischemie, tumor, bloeding, hypoxie)
    • Alle hersenstam reflexen moeten negatief zijn
    • EEG moet flat zijn (of CT-angio moet afwezigheid van bloedflow zien)
      Er is geen aantoonbare ademhalingsactiviteit (apnea test)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn E1, M1 en V1

A

E1 = ogen niet meer open
M1 = geen beweging meer
V1 = geen geluid meer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat check je als je hersenstam zenuwen moet checken

A
  • Oog reflexen
    • Hoesten en slikreflex
      Inner ear (vestibular reflex, icewater test)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is de Apneu test

A
  • Patiënt is aan beademing -> normaal CO2
    • Patiënt loskoppelen
    • CO2 stijgt, pH verandert -> normaal wil iemand een teug lucht nemen
    • Apneu positief
      ○ Moment van overlijden
    • Familie kan niet vragen om door behandeling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat zijn indicaties voor een harttransplantatie

A
  1. Eindstadium hartfalen
    1. Optimale conventionele behandeling
    2. Goede compliance/leefregels/dieet
    3. Geen andere interventie mogelijk
    4. Aanzienlijke winst te verwachten in duur en kwaliteit van leven
    5. Behouden nierfunctie, goede longfunctie, geen andere belangrijke pathologie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat zijn contra-indicaties voor een harttransplantatie

A

Niet beïnvloedbare pulmonale hypertensie -> donorhart niet gewend aan hoge druk
Infectie/focus voor infectie -> door immunosuppressie
Ernstig vaatlijden buiten het hart -> medicatie zorgt voor sneller vaatlijden
Nierinsufficiëntie/ lever insufficiëntie
Diabetes + orgaanschade
Ziekten met beperkte prognose
Problemen t.a.v. behandeling -> bv. Roken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat is de overleving met een donorhart

A

16-20 jaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat zijn de 4 klasses in de NYHA classificering

A

I = geen klachten
II = milde klachten bij normale inspanning
III = klachten bij geringe inspanning
IV = klachten in rust

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Hartfalen donatie bij …

A

NYHA klasse III of IV
Vocht retentie, cacherie, moeheid, dyspneu, slechte eetlust
Frequente opnames
Aan huis gebonden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Welke mechanische ondersteuning voor hartfalen zijn er?

A
  • Intra-aortale ballonpomp tijdelijk
    • Echo tijdelijk
      LVAD permanent
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Welke soorten ECMO zijn er?
1. Veno-arteriële: ondersteunt het hart en longen` 2. Veno-veneuze: ondersteuning longen -> bij respiratoire insufficiëntie Enkele dagen tot weken
26
Welke tijdelijke steunharten zijn er
- Tandem hart - Berlin heart
27
Wat zijn de verschillen van 2000 en 2013 qua harttransplantaties
1. Minder afstoting 2. Beter cholesterol 3. Beter nierfunctie 4. Minder hypertensie 5. Minder myocardinfarcten 6. Meer diabetes 7. Meer huidkanker
28
Wat zijn de gevolgen van immunosuppressiva?
-Infectie en maligniteiten -Nierinsufficiëntie, hypertensie, diabetes, tremoren, spierkrampen, hirsutisme, osteoporose, gingivia overgroei, cerebrale afwijkingen
29
Waar wordt naar gekeken bij het nemen van een nierbiopt na transplantatie?
-Afstoting -Terugkeer oorspronkelijke ziekte -Geeft diagnose -Validatie van uitkomst -Sturen van behandeling -Voorspellen van prognose -Onthullen pathogenese
30
Welke dingen zijn lastig bij het bekijken van nierbiopten en wat voor een pathologie hierbij komt kijken?
-Grote van biopt -Soms primaire laesie lastig te vinden -Verschillende pathogenetische mechanismen hebben zelfde morfologische respons -End-stage kidney disease geeft aspecifieke chronische afwijkingen -Sampling error
31
Welke ziektebeelden kunnen na transplantatie aanwezig zijn?
-Rejectie -Therapie toxiciteit -Virus infectie -Donor ziekte
32
Wat is de algemene taal die dokters gebruiken om niertransplantaties te bespreken
Banff classificatie (1991)
33
Wat voor een soort DCD donoren zijn er ?
I = overleden na aankomst in ziekenhuis II = acuut overlijden III = spoedig te verwachten overlijden IV = hartstilstand bij DBD donor V = na euthanasie
34
Is DBD of DCD beter?
DBD levert meer organen op en die zijn van betere kwaliteit
35
Noem de 6 fasen van donatie procedure
1. De voorbereiding 2. Toegang en beoordeling organen 3. Mobiliseren structuren 4. Perfusie via aorta middels canule 5. Orgaan uitname 6. Orgaan bewaring
36
Welke beeldvorming ondergaat de donor?
Donor ondergaat een CT, vroeger was dit enkel een echo
37
Wat wordt er allemaal gedaan bij het mobiliseren van het lichaam
-Mobiliseren colon ascendens en flexura hepatis -Vrijleggen duodenum en pancreaskop -Teugelen distale aorta en v. cava inferior -Vrijleggen eerste 2-3 cm van de a. mesenterica superior -inspectie op aanwezigheid van aberrante arteria hepatica dextra -Doornemen duodenum op hoogte lig. van Treitz -Terugplaatsen van darmpakket naar caudaal -Mobiliseren linker leverkwab -Klieven van het omentum minus na inspectie op de aanwezigheid van een accessoire arteria hepatica sinistra -Doornemen crus diaphragmatica -Teugelen van proximale abdominale aorta -> vervolg zie slides -Inspectie lig. hepatoduodenale -Identificatie van de ductus choledochus, de arteria hepatica propria en de vena portae
38
Wat hoort er bij PSC
-Vergrote milt -Varices in maag -Cirrose -Vaak cholangitis -Verhoogd risico op darm- en galwegkanker
39
Wat is de beste behandeling voor PSC?
Een levertransplantatie
40
Wie kan er allemaal doneren?
18-55 jaar Gezond BMI onder 33 kg/m2 Zelfde grootte als ontvanger Stabiel
41
Cons
-Enorme operatie -Litteken -Complicaties -Mortaliteit
42
Pro
-Elective -Red een leven -Minder lang op de wachtlijst
43
Wie krijgt de transplantatie
-Indicatie -Op wachtlijst Eurotransplant -Geen ReTx
44
Hoe groot is de kans dat een levende donor tijdens de operatie overlijdt?
3 op 10.000
45
Wat zijn de nadelen voor de donor na een levende levertransplantatie?
Risico op complicaties 1/3 Mortaliteitsrisico 0.18%-0.38% Kans op nevenbevindingen 15% Slechts 1/7 donoren is geschikt
46
Welke afweging wordt er gemaakt bij een levende donor donatie?
Proportionaliteitsafweging: Niet-schaden vs weldoen
47
Wat is een altruïstische of Samaritaanse donor?
Een donor die een orgaan, maar vooral de nier, afstaat aan een vreemde
48
Waarom weigeren mensen om donor te zijn?
Verontrustend voor familie Uit religieuze of levensovertuigende ideologieën Wil niet dat de overheid over je lichaam beschikt Bang voor haast/negatieve gevolgen na beëindigen end-of-life care
49
Welke landen nemen deel aan Eurotransplant
Nederland, België, Luxemburg, Duitsland, Oostenrijk, Slovenië, Kroatië, Hongarije
50
Welke 4 principes bepalen of organen gedoneerd gaan worden?
- De te verwachten uitkomst - Mate van urgentie (‘medical need’) - Wachttijd (‘fairness’) - Nationale orgaanbalans
51
Welke voorwaarden geeft Eurotransplant aan de donaties
Geografische afstand moet te overbruggen zijn Weefsel en bloedgroep moeten matchen
52
Wat is 'benefit-based' allocatie van orgaandonatie
Benefit-based houdt in dat degene met het meeste voordeel het orgaan krijgt
53
Waarom wordt er een nierbiopt gedaan na transplantatie?
1. Geeft een diagnose  Klinische diagnose wijzigt in 25-30% 2. Sturen van behandeling  Therapie verandering in 30-40%  Stelt activiteit vast en zicht op herstel mogelijkheid 3. Voorspellen van prognose  Soort pathologie en mate van afwijkingen 4. Onthullen van pathogenese  Moleculaire en cellulaire mechanismen 5. Validatie van uitkomst  Gebruikt als eindpunt in klinische trials
54
/Heeft de nefropatholoog altijd gelijk
 Verschillende pathogenetische mechanismen kunnen een soortgelijke morfologische respons geven.  Grote van het biopt; bepaalde sample grote nodig voor juiste interpretatie.  Primaire laesie soms lastig te vinden omdat meerdere compartimenten aanwezig zijn.  End-stage kidney disease geeft aspecifieke chronische afwijkingen. Oorspronkelijke ziekte is dan niet goed te achterhalen.  sampling error
55
Wat zijn belangrijke klinische informatie over de niertransplantatie
 Donor afkomst  Tijdstip na transplantatie  Heeft de nier het altijd goed gedaan  Medicatie  Oorspronkelijke ziekte  nierfunctie  Anti-donor HLA antibodies
56
Welke drie medicijnen worden toegepast als inotropie-therapie?
Milrinone, dobutamine, noradrenaline
57
De LVAD verschilt qua mobilitiet van de BiVAD en RVAD, wat is het grootste verschil?
LVAD is mobiel draagbaar en BiVAD en RVAD zijn alleen mogelijk op de IC
58
Wat is de capillaire wedge/wigdruk?
Dit is een indirecte schatting van de druk in het linkeratrium
59
Wat is cardioversie?
Cardioversie is het normaliseren van het hartritme bij ritmestoortnissen van het hart
60
Wat is de behandeling van RV-falen na LVAD-implantatie
Behandeling: - Langdurige NO beademing ( pulmonale weerstand, nadeel complicaties gerelateerd aan langdurige beademing) - Inotropie-ondersteuning voor RV (dobutamine, milrinone) - Indien laag LVAD flow, nierinsufficientie: tijdelijk RVAD - Hoog mortaliteitsrisico EXTRA: Preoperatieve screening tav RV functie zeer belangrijk!
61
Wat is de INR?
De INR is een mate van hoe snel het bloed stolt, een INR van 1 is normaal en een INR van 3 betekent dat het 3 keer zo langzaam stolt
62
Wat is de behandeling voor het voorkomen van een LVAD tromboembolisch event
Ter voorkoming tromboembolisch events permanente antistolling met acenocoumarol/fenprocoumon + acetylsalicylzuur
63
Wat is de streefwaarde voor de INR bij LVAD trombose
INR van 1.8-2.5
64
Hoeveel bloed verliest een patiënt bij een levertransplantatie minimaal, gemiddeld, en maximaal
500 ml minimaal 3200 ml gemiddeld 43000 ml maximaal
65
Welke vroege chirurgische complicaties zijn er na LTX?
Vroeg  Trombose a. hepatica/vena porta  Obstructie piggy back anastomose  Lekkage/obstructie galweganastomose  Fascie dehiscentie  Wondinfectie  Nabloeding -Ileus
66
Welke vroege medische complicaties zijn er na LTX?
Vroeg  Acute cellulaire rejectie  Ischemie/reperfusie schade  Hyperglycemie  Infectie (bacterieel, viraal, schimmels en gisten)  Toxiciteit geneesmiddelen  Delier/slaapproblemen  Nierinsufficiëntie  Hypertensie  Overvulling/oedeem
67
Welke late medische complicaties zijn er na LTX?
Laat  Acute cellulaire rejectie  Humorale rejectie  Infecties  Nierinsufficiëntie  Osteoporose  Diabetes  Hypertensie  Maligniteit (de novo)  Terugkeer leverziekte
68
Welke late chirurgische complicaties zijn er na LTX?
Laat  Obstructie galweganastomose  Ischemische galwegschade (NAS/ITBL)  Trombose a. hepatica  Stenose anastomose vena porta en piggy back  Wondhernia
69
Welke vasculaire complicaties komen er allemaal voor na een levertransplantatie en welke behandeling hebben ze hiervoor?
* Vroege (<1 maand) arteria hepatica trombose (HAT) 5-10% * Late arteria hepatica trombose 1-5% * Vena portae trombose/stenose 3% * Stenose piggyback cavo-cavostomie (sec Budd-Chiari) <1% * Behandeling * Retransplantatie (vroege HAT of galwegschade bij late HAT) * Radiologische angioplastiek / stent * Chirurgische revisie * Antistolling
70
Welke galwegcomplicaties zijn er en wat is de behandeling hiervoor
* Stenose galweg anastomose 9-12% * Gallekkage +/- biloom 2-21% * Niet-anastomotische stricturen (NAS) 10-15% * Behandeling * ERCP of PTC of drainage (biloom) * Vaak herhaaldelijk (20% recurrent) * Hepaticojejunostomie +/- revisie * Retransplantatie
71
Wat zijn de bijwerkingen van Immunosuppressiva (IS)
* Verhoogd risico op infecties * Verhoogd risico op kanker * Hypertensie * Nierschade * Diabetes mellitus * Hyperlipidemie * Osteoporose
72
Welke immunosuppressiva worden er gegeven voor een levertransplantatie?
Inductie: Start: