Trauma chirurgie Flashcards
(13 cards)
Bij een instabiele bekkenfractuur kun je het volgende toepassen (1). Dit doe je in dit deel van de ABCD (2)
1= C-klem (of bekkenband)
2= C
Hypothermie is gevaarlijk en kan optreden op de OK als gevolg van (1). Dit is bij chrirugie bij uitstek gevaarlijk omdat het (2) af laat nemen.
1= narcose
2= hemostase
- lichaam kan niet rillen om zichzelf weer op te warmen waardoor er hypothermie optreedt
Bij ernstig aangezichtsletsel, met veel bloed kan het verstandig zijn deze patient recht op te laten zitten, ipv liggen vanwege bedreiging van (1; ABCD).
Rochelende geluiden kunnen indicatief zijn voor bedreiging van (2; ABCD)
1= A (bloed kan in luchtwegen lopen)
2= A (bedreigde luchtweg door slijm of bloed)
Bij B kijk je naar breathing. Normale ademhalingsfrequentie is (1). Naast adehalingsfrequentie kijk je naar (2).
1= 12-18x
2= gebruik van hulpademhalingspieren
De 5 grootste problemen bij de luchtweg bij de B zijn (5)
- spanningspneumothorax
- open pneumothorax
- hematothorax
- fladderthorax
- harttamponade
Wat doe je bij een spanningspneumothorax als eerste doen? (1)
1= Naald prikken aangedane zijde
- je maakt niet eerst een foto bij een spanningspneumothorax, je doet het op klinisch vermoeden
Wat is de locatie van het prikken van een naald bij een spanningspneumothorax? (1)
Wat moet er daarna nog gebeuren ? (2)
1= aangedane zijde midclaviculair tussen 2e intercostaal ruimte
2= drain plaatsen
- een venflon bijvoorbeeld?
- bovenkant van 3e rib
Bij een massale hematothorax is de behandeling (1).
Harttamponade is de behandeling (2)
1= thoraxdrain plaatsen
2= echogeleid hartzakje puncueren en leeg zuigen
Bij de C zoek je naar bloedingen. Dit zijn deze 4 plekken naast extern bloed verlies:
- bekken
- borst
- buik
- benen
Bij een instabiele trauma patient is dit acuut het beleid (5)
1= twee infusen prikken
2= Packed cells + FFPs
3= FAST, X-thorax, X-bekken, echo cor
4= Ringer lactaat
5= tranexamine zuur? Of protrombine complex?
- niet té veel vocht omdat het de bloed producten verdunt.
Bij de D moet je dit onderzoeken (3)
1= pupilverschil
2= EMV score
3= tekenen van lateralisatie
Bij een patient met hersenletsel zet je hem in anti-trendelenburg, dit is om (1) te verlagen
1= intra-craniele druk
Na de ABCDE doe je nog een anamnese, daarbij kun je AMPLE gebruiken. Waar staat dit voor?
A= allergies
M= medication
P= past illness
L= last meal
E= event