TT vragen 3B1 Flashcards

(78 cards)

1
Q

Welke delen van het zenuwstelsel bevatten sensorische, motorische of beide informatie?

A

Sensorische informatie
- dorsale radix
- dorsale hoorn
Motorische informatie
- ventrale radix
- ventrale hoorn
- pyramidebaan
Beide
- ramus
- plexus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waar bevinden zich de cellichamen van axonen die door de ventrale radix gaan? En die door de dorsale radix gaan?

A

Ventrale radix = in de ventrale hoorn van het ruggenmerg (motorisch)
Dorsale radix = in een dorsaal ganglion buiten het ruggenmerg (sensorisch)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Uit welke structuren bestaat de hersenstam?

A

Middenhersenen, pons, medulla oblongata

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe verloopt de baan van de vitale sensibiliteit? En waar kruisen deze en maken de eerste synaps?

A

Vitale sensibiliteit: pijn en temperatuur
- verloopt via de anterolaterale banen in het ruggenmerg
- kruisen direct naar ventrale hoorn bij binnentreden ruggenmerg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe verloopt de baan van de gnostische sensibiliteit? En waar kruisen deze en maken de eerste synaps?

A

Gnostische sensibiliteit: tast, aanraking en lokalisatie
- verloopt in de dorsale kolomkernen van het ruggenmerg
- kruisen niet direct, pas in de hersenstam

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Voor de somatosensibiliteit zijn er 3 synapsen, waar bevinden deze zich?

A

1e: hersenstam (gnostisch) of ruggenmerg (vitaal)
2e: thalamus
3e: somato-sensibele schors

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke kenmerken passen meer bij een centraal probleem en welke meer bij een perifeer probleem bij het lokaliseren van een laesie?

A

Centraal: geen atrofie, verhoogde tonus, verhoogde reflexen, voetzoolreflex Babinski
Perifeer: wel atrofie, verlaagde tonus, verlaagde reflexen, normale voetzoolreflex

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke klachten passen bij een TIA in het stroomgebied van de a. carotis?

A

a. carotis splitst in a. cerebri anterior en a. cerebri media. Deze voorzien de lobus frontalis, parietalis en temporalis van bloed.
- taalstoornis
- zwakte linker lichaamshelft
- kortdurende blindheid aan 1 oog
NIET dubbelzien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke symptomen kun je krijgen door een herseninfarct in de volgende cerebrale arterien?

A

a. cerebri media (voorziet frontaal en deels parietaal)
- eenzijdige zwakte gelaat, arm > been
- afasie (taalstoornis)
a. cerebri anterior (voorziet 80% van hele cortex, pakt taalgebied mee)
- eenzijdige zwakte been&raquo_space; arm, gelaat
- gedragsstoornis
- dysartrie (articulatiestoornis)
a. cerebri posterior (voorziet occipitale kwab)
- hemianopsie of kwadrantanopsie
a. vertebralis en a. basilaris
- in cerebellum: coordinatiestoornis
- in hersenstam: ataxie (coordinatiestoornis)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Uit welke embryonale structuren ontstaan de verschillende onderdelen van de hersenen?
- telencephalon
- diencephalon
- mesencephalon
- metencephalon
- myelencephalon

A
  • telencephalon –> cerebrum en corticale kernen
  • diencephalon –> thalamus en hypothalamus
  • mesencephalon –> middenhersenen
  • metencephalon –> cerebellum en pons
  • myelencephalon –> medulla oblongata
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe kan je de verschillende hersenbloedingen van elkaar onderscheiden op een CT-scan?
- Epiduraal hematoom
- Subduraal hematoom
- Intraparenchymateus hematoom
- Subarachnoidale bloeding

A
  • Epiduraal hematoom: convex-shaped/ lemon shaped
  • Subduraal hematoom: concave shaped/crescent-shaped
  • Intraparenchymateuze bloeding zit echt in het hersenweefsel zelf (dus waar de neuronen en gliacellen zich bevinden) en is dus van alle kanten omringd door hersenweefsel
  • Subarachnoidale bloeding: hyperdense (spierwit) basale cisternen en sulci, omdat deze gevuld zijn met bloed
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welk celtype vormt de bloed-hersenbarriere? En welk onderdeel van de cellen speelt hierbij een essentiele rol?

A

Endotheelcellen in de vaatwand. Tight junctions tussen de endotheelcellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe kan je de definitie epilepsie stellen? (3 situaties)

A
  1. > 2 ongeprovoceerde aanvallen met een interval van >24 uur
  2. 1 ongeprovoceerde aanval met een herhalingskans van min. 60% in 10 jaar
  3. sprake van epilepsiesyndroom
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Voor de classificatie van een epileptische aanval moet je verschijnselen beschrijven. Welke elementen moet je ten minste altijd benomen?

A
  1. bewustzijn/gewaarwording: ogen open/dicht, oogcontact, interactie, navragen
  2. motorische verschijnselen: trekkingen, schokken, verstijven etc.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is het verschil tussen een acuut symptomatische epileptische aanval en een niet acuut symptomatische epileptische aanval?

A

Acute oorzaken: door een TIJDELIJKE acute endo- of exogene oorzaak zijn geinduceerd, en niet door een langer bestaande structurele hersenafwijking. Bv. beroerte, encefalitis, meningitis, intoxicatie, koorts, onttreking.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe kan je differentiëren tussen verschillende typen ‘aanvallen’? Wat zijn kenmerken uit de anamnese of LO die daarbij kunnen helpen?

A

Epileptische aanval: laterale tongbeet, >20 schokken, ogen open, hoofddraai, postictale sufheid
Reflex syncope: <10 schokken, na maaltijd, uitgelokt door mictie/hoesten/pijn
Cardiale syncope: tijdens inspanning, bij plotse schrik
Psychogeen: bekken bewegingen, ogen dichtknijpen
Orthostatische syncope: slap vallen, pijn in nek/schouders

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is de dosering voor midazolam IV en nasaal bij een epileptische aanval?

A

midazolam IV 0,1 mg/kg (met max. 5 mg)
midazolam nasaal 0,2 mg/kg (met max. 10 mg)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat veroorzaakt meestal de epileptische aanvallen bij patienten met alcohol abusus?

A

plotse onttrekking van alcohol

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wanneer is er sprake van absence epilepsie?

A
  1. korte wegrakingen zonder postictale fase, kan uitgelokt worden door hyperventilatie
  2. gegeneraliseerde aanval zonder motorische verschijnselen: typisch absence
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat is de noodmedicatie bij een status epilepticus of voor een koortsstuip?

A
  1. midazolam nasaal
  2. midazolam rectaal
  3. diazepam rectaal
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat zijn de basismechanismen van anti-epileptica?

A
  1. modulatie van spanningsafhankelijke ionkanalen (door remming van Na kanalen, remming van Ca kanalen)
  2. Versterken van inhibitie (door versterken werking GABA-receptoren of verhogen GABA-concentratie)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat zijn de belangrijkste werkingsmechanismen van de volgende anti-epileptica?
- fenytoine/carbamazepine/lamotrigine
- ethosuximide
- benzodiazepines, barbituraten
- tiagabine
- vigabatrine

A
  • fenytoine/carbamazepine/lamotrigine: remming van Na-kanalen
  • ethosuximide: remming van Ca-kanalen
  • benzodiazepines, barbituraten: verhogen affiniteit van GABA voor de GABA receptor
  • tiagabine: remmen van GABA transporter
  • vigabatrine: remmen GABA afbraak
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Welke 4 soorten activiteit naar frequentie kennen we in het EEG?

A
  1. delta: 0,5 - 4 Hz
  2. theta: 4 - 8 Hz
  3. alfa: 8- 13 Hz
  4. beta: > 13 Hz
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Op het EEG kunnen verschillende dingen worden waargenomen. Wat kan je vertellen over:
- het Mu ritme
- occipitale ritme
- delta activiteit
- de activiteit bij hersendood

A
  • Mu ritme ontstaat bij complete ontspanning in de centrale afdelingen. Verdwijnt door motorische of sensorische activiteit, bv. vuist maken.
  • Occipitale ritme (alfa-golven: 8-13 Hz achterin de hersenen) wek je op door de ogen te sluiten en verdwijnt met het openen van de ogen
  • Cerebrale delta-activiteit tijdens diepe slaap, maar kunnen ook gevolg zijn van artefacten zoals het knipperen van de ogen tijdens een EEG-meting (blinking artefact)
  • bij hersendood geen cerebrale activiteit op EEG, wel een iso-elektrisch EEG waarop je wel elektrische activiteit van het hart kunt zien die samenvalt met het ECG
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Hoe wordt het genoemd als een focale epilepsie uitbreidt naar beide hersenhelften?
secundair gegeneraliseerde aanval
26
Wat is de hallmark van een chiasma compressie?
bitemporale hemianopsie
27
Wat is de diagnose bij een incomplete bitemporale hemianopsie met uitval onderste kwadranten? En als er sprake is van uitval bij de bovenste kwadranten?
- onderkant gezichtsveld afwijkend --> compressie vanuit bovenkant = tumor, glioblastoom - bovenkant gezichtsveld afwijkden --> compressie vanuit onderkant = hypofyse adenoom
28
Wat is de reactiesnelheid en duur van kegeltjes en staafjes?
- kegeltjes reageren sneller, maar reactie is kortdurend - staafjes hebben langere reactiesnelheid, maar reactie houdt ook langer aan
29
Wat zit er in de fovea, en wat 5 graden daarnaast?
in de fovea voornamelijk kegeltjes, daarnaast vooral staafjes
30
Wat markeert de overgang van scotopisch zien naar mesopisch zien?
de drempelintensiteit waarbij kegeltjes actief worden (drempel stimulatie van kegeltjes (cone threshold)
31
Wat voor eigenschappen hebben kegeltjes, staafjes, geen van beide en allebei?
Kegeltjes: aanwezig in fovea, actief onder fotopische omstandigheden, reageren snel op verandering lichtintensiteit, verbonden met parvocellulaire retinale ganglion cellen. Staafjes: reageren langzaam op verandering lichtintensiteit, actief onder scotopische omstandigheden, zijn verbonden met magnocellulaire retinale ganglion cellen Beide: reactie is afhankelijk van zowel de golflengte als de intensiteit van het licht, actief onder mesopische actiepotentialen Geen van beide: actiepotentiaal (ganglioncellen), direct verbonden met retinale ganglioncellen (verbonden via bipolaire cel)
32
Wat gebeurt er als er licht valt op een ON bipolaire cel en wat bij een OFF bipolaire cel?
ON = cel gaat depolariseren (minder glutamaat) en zal in de ganglioncel leiden tot meer actiepotentialen OFF = cel gaat hyperpolariseren (meer glutamaat) en zal in de ganglioncel leiden tot minder actiepotentialen (een fotoreceptor gaat bij meer licht hyperpolariseren --> minder glutamaat)
33
In welke kwadranten van het oog zal je visuele uitval vinden als de rechter hemisfeer volledig is aangedaan?
Je krijgt dan een homonieme hemianopsie. Het gezichtsvel van de contralaterale zijde is uitgevallen (hier dus visueel veld links). Bij een homonieme hemianopsie is bij beide ogen dezelfde kant van het gezichtsveld uitgevallen. (dus in het linker en rechteroog is de linkerkant uitgevallen)
34
In welke kwadranten van het oog zal je visuele uitval vinden als de linker temporaalkwab volledig is aangedaan? En wat als de linker parietaalkwab is aangedaan?
De onderste kwadranten worden verwerkt door de parietaal kwab. Dus bij uitval linker temporaalkwab zal je in het rechteronderkwadrant van beide ogen uitval krijgen. De bovenste kwadranten worden verwerkt door de temporaalkwab. Dus bij uitval linker parietaalkwab zal je in het rechterbovenkwadrant van beide ogen uitval krijgen.
35
Waar in de stroom van visuele informatieverwerking worden voor het eerst zenuwcellen gevonden die gevoelig zijn voor dispariteit?
primaire visuele schors (V1) (dispariteit is dat je met je linker- en rechteroog een ander beeld ziet)
36
Wat is de rol van het sympatische en parasympatische zenuwstelsel voor de pupil?
Sympatisch zenuwstelsel (stress)--> pupilverwijding (door m. dilator pupillae) Parasympatisch zenuw (rest and digest) --> pupilvernauwing (door m. sphincter pupillae)
37
Wat gebeurt er bij het syndroom van Horner met de pupil?
Bij het syndroom van Horner is er een probleem van het sympatische zenuwstelsel. Sympatisch zorgt voor pupildilatatie, werkt niet meer goed. Dus in het donker zal de aangedane zijde niet meer goed verwijden, waardoor de anisocorie (pupilgrootteverschil) toeneemt in het donker. Als anisocorie toeneemt in het licht, is het een probleem van de parasympaticus.
38
Als er een lichtbundel op het oog valt, wat zijn dan de achtereenvolgende structuren die de lichtbundel tegenkomt van anterior naar posterior?
traanfilm - cornea - lens - retina
39
Wat zijn de functies van traanfilm?
- afvoer vuil - voorkomen uitdroging cornea - aanvoer zuurstof en nutrienten
40
Hoe wordt de retina van voedingsstoffen en zuurstof voorzien?
voornamelijk via de a. centralis retinae
41
Hoe stroomt het kamervocht van productie tot opname?
Pars plicata produceert kamervocht. Vocht komt via pupil terecht in voorste oogkomer. Vanuit hier wordt het via het kanaal van Schlemm afgevoerd en opgenomen in de bloedcirculatie.
42
Beschrijf de 5 lagen van de cornea, in volgorde van buiten naar binnen.
1. Epitheel 2. Membraan van Bowman 3. Stroma 4. Membraan van Descemet 5. Endotheel
43
Waar moet je opletten als je het confrontatief gezichtsveldonderzoek volgens Donders uitvoerd?
- pt kijkt met zijn rechter oog in jouw linker oog en dat de patient zijn linker oog gesloten heeft en jij je rechter oog gesloten hebt - langzaam je hand van lateraal naar mediaal beweegt - patient het direct zegt als je hand in beeld komt - je hand is op gelijke afstand tussen jouw ogen en die van de patient
44
Wat is de oorzaak van de volgende refractiestoornissen? Wat gebeurt er met de gezichtsscherpte dichtbij en veraf en hoe kan je dit corrigeren? - Hypermetropie - Myopie - Astigmatisme - Presbyopie
- Hypermetropie: minder goed dichtbij zien, aslengte van het oog is te kort --> convergerende lens (plus bril) - Myopie: minder goed ver zien, aslengte van het oog is te lang --> divergerende lens (min-bril) - Astigmatisme: verminderd dichtbij en ver zien, kromming van cornea is niet gelijkmatig in alle richtingen --> cillindrische lens - Presbyopie (ouderdomsverziendheid): verminderd zicht dichtbij, door stuggere lens en minder spankracht cilliaire spieren --> convergerende lens (plus bril)
45
Waar staat het aangedane oog bij een verlamming van n. oculomotorius?
naar beneden en naar lateraal gericht (want n. oculomotorius innerveert alle oogspieren behalve de m. rectus lateralis (door n. abducens) en de m. obliquus superior (door n. trochlearis. Alleen deze 2 spieren werken dus nog.)
46
Wat is de functie van de m. rectus lateralis en de m. obliquus superior? Als deze het niet meer doen, wat gebeurt er dan?
De m. rectus lateralis abduceert het oog en hierdoor zal het oog lateraal gericht zijn. --> bij uitval n. abducens staat het oog mediaal. De m. obliquus superior trekt het oog normaal schuin naar beneden richting de neus. --> bij uitval n. trochlearis staat het oog schuin naar boven.
47
Wat zijn Mullercellen?
Zijn grote gliacellen in de retina. Hebben een ondersteunende functie evenals astrocyten in de hersenen.
48
Hoever kan het conductieve gehoorverlies oplopen bij patienten met een niet-functionerend middenoor systeem?
50-60 dB
49
Hoe worden de binnenste en buitenste haarcellen van het oor geinnerveerd?
Binnenste = afferent (sturen signalen van het oor naar de hersenen, cruciaal voor het doorgeven van geluidsinformatie) Buitenste = efferent (sturen signalen van hersenen naar oor, gericht op het selecteren en verduidelijken van specifieke geluidsfrequenties. ook verantwoordelijk voor produceren otoakoestische emissies)
50
Waar bevinden zich de stereocilia (haartjes op de buitenste haarcellen) en hoe zijn ze verbonden?
De stereocilia bevinden zich aan de apicale zijde van de haarcel, die contact maakt met het endolymfe in de scala media. De basolaterale zijde maakt contact met de perilymfe van de scala tympani. Ze zijn verbonden via tip links
51
Wat is de functie van het middenoorreflex? En hoe wordt dit bewerkstelligd?
Functie: bescherming tegen harde geluiden. Zowel de m. stapedius (door de n. facialis) als de m. tensor tympani (door de n. trigeminus) in beide oren trekken samen, reflex is dus binauraal.
52
Hoe verloopt het middenoorreflex?
Via de onderste olijfkern. De mediale en laterale bovenste olijfkern (MSO/LSO) zijn betrokken bij geluidslokalisatie.
53
Wat is vooral bevorderlijk voor het lokaliseren van geluid in het verticale vlak? En in het horizontale vlak?
Monauraal richtingshoren voor verticaal vlak Binauraal richtingshoren voor horizontaal vlak (zowel MSO als LSO)
54
Wat zijn de 4 belangrijkste doelen van cholesteatoomchirurgie?
1. Radicale verwijdering (geen residu cholesteatoom) 2. Voorkomen van nieuwvorming cholesteatoom (geen recidief cholesteatoom) 3. Optimale hygienische status verkrijgen (waterbestendig, droog en zelfreinigend oor) 4. Gehoor zo goed mogelijk
55
Wat zijn klachten en complicaties van een cholesteatoom?
Klachten: - conductief gehoorverlies door erosie van gehoorbeentjes - perceptief gehoorverlies door aantasting binnenoor - loopoor (superinfectie), wat kan leiden tot een vieze geur (foetor) - duizeligheid GEEN oorpijn. Complicaties: - facialisuitval door erosie van het n. VII kanaal - meningitis - mastoiditis - labyrintitis door erosie van het horizontale kanaal - trombose sinus sigmoideus
56
Wat is de definitie van cholesteatoom?
Ophoping van epitheel in het middenoor met opstapelen van keratine. Ontstaat vanuit invaginatie in het trommelvlies.
57
Noem 3 afwijkingen in het oor die door otitis media kunnen ontstaan
- irreversibele veranderingen aan het middenoorslijmvlies - osteomyelitis - botresorptie - atrofie trommelvlies/perforatie - cholesteatoom - tympanosclerose
58
Hoe heet het gedeelte van het middenoor waarin zich de kop van de hamer bevindt?
recessus epitympanicus, hier bevindt zich normaalgesproken geen vocht
59
Welke van de 3 gehoorbeentjes bevinden zich grotendeels in de recessus hypotympanicus?
geen
60
Welke bloedvaten grenzen allemaal direct aan het mastoid en het os petrosum?
a. carotis, sinus sigmoideus, bulbus jugulare
61
Welke 4 zenuwen lopen er door de canalis acousticus interna heen?
n. facialis n. vestibularis superior n. vestibularis inferior n. cochlearis (laatste 3 komen samen en vormen dan de n. vestibulocochlearis die informatie over geluid en evenwicht naar de hersenen vervoert)
62
Naar welke kant lateraliseert het geluid bij de proef van Weber bij conductief gehoorverlies? En bij perceptief gehoorverlies?
Conductief gehoorverlies: lateraliseert naar aangedane kant Perceptief gehoorverlies: lateraliseert naar gezonde kant
63
Wat kan conductief en perceptief gehoorverlies veroorzaken?
Conductief = functie van trommelvlies of gehoorbeentjes aangedaan, bv. perforatie van het trommelvlies of ketenluxatie Perceptief = functie binnenoor aangedaan, bv. door klap op oor of lawaaitrauma
64
Wat is: - neurotmesis - axonotmesis - neuropraxie
- neurotmesis: gehele zenuw onderbroken --> helemaal geen gevoel, krachtsverlies en atrofie - axonotmesis: axonen stuk, myelineschede intact --> krachtsverlies, atrofie, pijn - neuropraxie: rek of druk op zenuw waardoor tijdelijk geen elektrische signalen worden doorgegeven --> pijn en tintelingen, geen atrofie
65
Welke fasiculus liggen er in de dorsale funiculus (witte stof) van de ventrale hoorn (motorisch) en wat voor informatie geven ze door?
De dorsale funiculus bestaat uit - lateraal: de fasiculus cuneatus: info romp en arm - mediaal: fasiculus gracilis: info been
66
Hoe wordt verklaard dat de vingers meer geschikt zijn voor het bevoelen van een voorwerp dan bijvoorbeeld de tenen?
de receptieve velden zijn veel kleiner bij de vingers dan bij de tenen.
67
Welk type vezels zijn de zenuweindigingen, lichaampjes van Pacini/Ruffini/Meissner en spierspoeltjes?
Zenuweindigingen zijn C-vezels (ongemyeliniseerd) en Adelta-vezels (gemyeliniseerd) Lichaampjes van Pacini/Ruffini/Meissner zijn Abeta vezels Spierspoeltjes zijn 1a vezels
68
Wat voor informatie wordt er in de primaire somatosensibele schors verwerkt?
Huidinformatie en proprioceptieve informatie wordt gescheiden verwerkt. Huidinformatie in 3b en1, terwijl proprioceptieve informatie in 3a en 2.
69
Waarin onderscheidt gyrus cinguli aansturing van de facialis zich ten opzichte van gurus precentralis aansturing van de facialis?
Gyrus cinguli is emotioneel - bilateraal - vnl bovenste mimische spieren Gyrus precentralis is vrijwillig - contralateraal - vnl onderste mimische spieren
70
Welke motoneuronen van een spiergroep ontvangt geen directe input van de motorische schors?
oogspier
71
Met welke motorische groepen in de hersenstam maken axonen in de piramidebaan geen verbinding?
De cortico-bulbaire baan gaat niet naar de oogspierkernen (n. III, IV, VI)
72
Welke gegevens uit anamnese en neurologisch onderzoek passen bij FSHD?
- spierzwakte in aangezicht, schoudergordel, bovenarmen - uitstekende schouderbladen, lendenlordose - erft autsomaal dominant over NIET pijn voorafgaand aan het ontstaan van de spierzwakte
73
Welk patroon in zwakte geeft myopathie over het algemeen?
overwegend proximale zwakte (zwakte van bovenarmen en bovenbenen)
74
Welke bevinding pleit voor een dermatomyositis en tegen een spierdystrofie
verbetering van kracht binnen enkele weken na start prednison
75
Wanneer zijn fasiculaties in de tong het beste zichtbaar?
beste zichtbaar in rust, met de tong in de mond
76
Waar passen positieve pseudobulbaire reflexen bij?
aandoening van het centraal motorisch neuron
77
Welke aanvullende onderzoeken kan je doen om de diagnose myasthena gravis te stellen?
1. neostigmine test 2. EMG 3. bepaling antistoffen in het bloed (acetylcholinereceptor)
78